Met de maandag overleden oud-CDA-premier Van Agt in de politiek was het zelden saai. De welbespraakte jurist beheerste het politieke spel als geen ander. Hij stuwde het CDA naar grote hoogten door zich te manifesteren als de gematigde tegenkracht van de progressieve, linkse golf in de jaren zeventig.
Lange tijd zag het er niet naar uit dat Van Agt ooit electorale triomfen zou vieren als CDA-premier. Niet alleen vertoonde het pad naar de eenwording van die partij nogal wat kronkels, ook Van Agt liep als beginnend politicus butsen en builen op. Zo sloeg de Tweede Kamer hem in 1972 bont en blauw tijdens een debat over de Drie van Breda. Van Agt was toen minister van Justitie in het kabinet-Biesheuvel. Hij wilde aansturen op de vervroegde vrijlating van de drie Duitse oorlogsmisdadigers, onder wie de notoire beul Kotälla uit kamp Amersfoort, maar een Kamermeerderheid zette hem de voet dwars.
Overigens werd hij meteen na zijn eerste kennismakingsgesprek met de pers al landelijk nieuws door de markante uitspraak: „Ik ben een ariër.” Met die verwarrende uitdrukking bedoelde hij dat hij niet van joodse komaf was zoals zijn voorganger Polak. Sommigen, ook binnen het CDA, fronsten de wenkbrauwen. Kon deze flapuit niet beter terugkeren naar de Nijmeegse universiteit en daar zijn loopbaan als hoogleraar strafrecht voortzetten?
Nee, oordeelde in elk geval PvdA-premier Den Uyl, die hem binnenhaalde in zijn in 1973 tot stand gekomen kabinet. Daarin werd Van Agt al snel de kop van Jut van de linkse coalitiepartijen PvdA, D66 en PPR. De abortuskwestie speelde daarbij een prominente rol. In de rechtspraak van die dagen ging een arts na een zwangerschapsafbreking slechts vrijuit als er aantoonbaar sprake was van een ernstige bedreiging van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de aanstaande moeder. Omdat die norm maatschappelijk onhoudbaar was geworden en massaal werd genegeerd kwamen PvdA en VVD in de Kamer met een ingrijpend en vergaand initiatiefwetsvoorstel. Abortus moest legaal worden.
Het debat over de wet werd overschaduwd doordat het openbaar ministerie de abortuskliniek Bloemenhove in Heemstede opdroeg tijdelijk de deuren te sluiten. De instelling droeg openlijk uit zwangerschappen af te breken tot voorbij de dertiende zwangerschapsweek. Actievoerders bezetten in reactie op het justitie-optreden de instelling en zongen daarbij treiterend: „Vaarwel lief kind, je bent een pracht. Ik breng je morgen naar Van Agt.”
De CDA-justitieminister kreeg een Kamermeerderheid tegenover zich die van oordeel was dat het OM de kliniek met rust moest laten. Het incident bracht de behandeling van de PvdA/VVD-initiatiefwet in een stroomversnelling en leidde tot een kabinetscrisis. Van Agt zinspeelde op zijn aftreden, zocht maar liefst zes weken de luwte op en liet toen weten te zullen aanblijven; ook als de wet het zou halen. Enkele weken later gebeurde dat inderdaad, maar in de Senaat werd het voorstel alsnog weggestemd.
Grondpolitiek
Uiteindelijk lieten de confessionele fracties Den Uyls kabinet vallen op diens ambitieuze grondpolitiek. De breuk werd gevolgd door een van de meest roemruchte verkiezingscampagnes uit de geschiedenis van de Nederlandse politiek. De tweestrijd tussen Den Uyl en Van Agt die daarop volgde, bracht de politicus in de CDA’er volledig tot leven. Via de media, die hij meesterlijk wist te bespelen, zette hij Den Uyl weg als „de doctorandus uit Buitenveldert” en de belichaming van het rode gevaar.
De campagneboodschap was duidelijk: met zijn vergaande, maatschappijhervormende voorstellen dreigde Den Uyl de samenleving volledig overhoop te halen en wie de gematigde tegenkrachten een stem wilde geven, was aangewezen op Van Agt. Die koers sloeg aan. Het broze CDA, dat moeizaam poogde van ARP, KVP en CHU één nieuwe beweging te maken, oogde voor de traditioneel ingestelde kiezer opeens als vluchtheuvel.
In de daaropvolgende formatie overspeelde Den Uyl ook nog eens zijn hand door op aandringen van de PvdA-partijraad te dicteren dat Van Agt in een tweede kabinet onder zijn leiding slechts een marginale rol mocht spelen. Daarmee schoot hij zichzelf in de voet. Van Agt smeedde een akkoord met VVD-oppositieleider Wiegel, bezegelde dat tijdens een beroemd geworden etentje in het Haagse restaurant le Bistroquet en belandde als premier in het centrum van de macht.
Het werden tropenjaren, want onder het kabinet-Van Agt 1 werden de scheuren in het CDA alsnog pijnlijk zichtbaar. Zeven kritische en linkse CDA’ers, later bekend geworden als de loyalisten, namen een afwachtende houding in en volgden het kabinetsbeleid met argusogen. Om de eenheid in de partij te bewaren, moest Van Agt pijnlijke keuzes maken. Zo raakten twee bewindslieden van zijn eigen partij, Andriessen van Financiën en Albeda van Sociale Zaken, onderling verdeeld over de hoogte van de vereiste bezuinigingen. Andriessen wilde het regeerakkoord uitvoeren en fors het mes zetten in onder meer de uitgaven voor de sociale zekerheid. Daarbij vond hij Albeda, die op zijn beurt de steun had van de door Lubbers geleide CDA-Tweede Kamerfractie, op zijn weg.
Om de ARP binnenboord te houden, zag Van Agt zich genoodzaakt Andriessen te offeren, met hoogoplopende begrotingstekorten als gevolg.
Kruisraketten
Als gevolg van de kruisrakettenkwestie viel het CDA in wording eind 1979 zelfs bijna ruziënd uit elkaar. Het kabinet neigde ernaar om in NAVO-verband in te stemmen met het VS-voorstel dat vijf NAVO-landen in totaal 572 kernraketten op hun grondgebied zouden plaatsen. Nederland zou daarbij tekenen voor een aantal van 48.
Om een breuk in de zwaar verdeelde CDA-fractie te voorkomen, bedacht Lubbers een list: Nederland zou groen licht geven voor de productie van het wapentuig, maar het besluit om die te plaatsen voor zich uitschuiven, totdat de onderhandelingen tussen de VS en de Sovjet-Unie over de ontwapening waren afgerond. Het voorbehoud bleek na de beslissende NAVO-top op een inlegvelletje in het eindbesluit van het bondgenootschap te zijn beland.
Toen Van Agt in een beslissend Kamerdebat de positie van Nederland moest verhelderen, poogde hij de zaak alsnog zo voor te stellen als had Nederland nog steeds de manoeuvreerruimte om de raketten wel of niet te plaatsen. Met een motie, die uitsprak dat de Kamer geen verantwoordelijkheid kon nemen voor het NAVO-besluit, zette de PvdA de CDA-fractie echter alsnog voor het blok. Met de steun van de loyalisten dreigde de motie het te halen, waarna Van Agt ondubbelzinnig duidelijk maakte dat dit voor het kabinet onacceptabel zou zijn.
Een open protestbrief van de voorzitters van CDA, KVP, ARP en CHU vergrootte de crisissfeer, maar tijdens zijn wekelijkse persconferentie toonde Van Agt zich onvermurwbaar. „Partijvoorzitters ordenen hun partij, wij ordenen het land.”
Na een goeddeels mislukte, tweede premierschap bekleedde Van Agt nog een grote hoeveelheid functies, zowel in de politiek als daarbuiten. In 1996 keerde hij, na een reeks diplomatieke topfuncties te hebben vervuld, weer terug in Nederland. Hij nam korte tijd zitting in het comité van aanbeveling van de Edmund Burke Stichting. Toen hij in 2002 een lezing gaf voor de conservatieve denktank liet hij optekenen dat hij uit het morele bederf van onze ‘moet-toch-kunnen’-maatschappij het wangedrag bij tijd en wijle zag opschieten „als een giftige paddestoel uit een omgevallen, rottende boomstam.”
Zijn liefde voor het CDA bekoelde echter snel. In aanloop naar de Kamerverkiezingen van 1998 deelde de gewezen premier nog toast met haring uit in het centrum van Nijmegen. Hij bewees zijn partij daarmee een dienst, maar de verwijdering werd al snel meer en meer zichtbaar. Met name Van Agts drastisch veranderende houding ten opzichte van Israël was daaraan debet. Bij de presentatie van zijn boek ”Palestina in doodsnood” in april 2019 verdedigde hij zelfs de raketaanvallen van Hamas op Israëlische militaire doelen, al betreurde hij de burgerslachtoffers. Met de dramatische woorden „de onbarmhartigheid van het CDA jegens het Palestijnse volk kan ik niet langer verdragen”, zegde hij op 21 juni 2021 zijn partijlidmaatschap op.
Die breuk heelde nooit meer. Zo sprak het boekdelen dat niet het CDA vrijdag het overlijdensbericht naar buiten bracht, maar The Rights Forum, een mede door Van Agt opgericht kenniscentrum op het gebied van de kwestie Palestina/Israël. Volgens een woordvoerder van het centrum overleed de oud-premier maandag samen en hand in hand met zijn echtgenote; op een tijdstip dat beiden vooraf zelf hadden bepaald.
Dat de media Van Agt nog niet vergeten waren, bleek op 2 februari 2021 toen hij negentig geworden was. Naar aanleiding daarvan onderbrak NPO Radio1 die dag de nieuwsuitzending voor een live-interview met de oud-premier. Daarin betoonde Van Agt zich nog steeds de meester van het woord, ondanks de hersenbloeding die hem op 15 mei 2019 trof toen hij een lezing gaf bij de Al-Nakba-herdenking in het gebouw van de Palestijnse Missie; de Palestijnse vertegenwoordiging in Nederland.
„Een kei van een politicus en een zeer aantrekkelijke en sterke persoonlijkheid”, oreerde hij over Wopke Hoekstra, toen net aangesteld als CDA-lijsttrekker. Zorgminister De Jonge, die eerder de lijsttrekkersverkiezingen won, was even daarvoor afgehaakt, naar eigen zeggen omdat hij te druk was met zijn coronaportefeuille. Van Agt sprak over „twee raspaarden” en zei dat een van de twee –De Jonge dus– was afgehaakt omdat het „de bibberaties” had gekregen.
Machtspoliticus
Hoogleraar strafrecht, minister, premier, diplomaat, opiniemaker; Van Agts loopbaan was te bont en te veelzijdig om de betekenis ervan in één zin te vangen. Één vraag zal na zijn overlijden opnieuw worden doordacht: Hoe slaagde hij erin om het CDA in 1977 in het centrum van de macht te brengen en te houden?
Sommigen betogen dat het hem lukte, doordat hij voluit de nadruk legde op de C van het CDA, in de orthodoxe zin van het woord. Die verklaring gaat er echter aan voorbij dat de compromisbereidheid van het CDA ook destijds al groot was, net als die van Van Agt zelf. Bij het opstellen van de abortuswet schikte het CDA zich onder zijn leiding na het aanvankelijke verzet in vergaande mate naar de wensen van de VVD. Als premier vond Van Agt het verder niet nodig de door Den Uyl afgeschafte bede weer op te nemen in de troonrede. Eerbied voor de Schepper kon niet worden afgedwongen „door hantering van de politieke macht”, verklaarde hij.
Een geloofwaardiger verklaring gaven zijn biografen Van Merriënboer, Bootsma en Van Griensven in 2008. Voor al de burgerlijke middengroepen die zich in het nauw gedreven voelden door Den Uyl en voor wie de VVD te rechts was, was hij het ideale toevluchtsoord, zo luidde hun slotsom. Zijn markante verschijning en het gemak waarmee hij zich onder uiteenlopende bevolkingsgroepen begaf, kwamen daar nog eens bij. Ter illustratie: Vier wielrenners met een grote, landelijke bekendheid plaatsten rond de verkiezingen van 1981 in de Telegraaf een paginagrote oproep: „Stem op de sympathieke, betrouwbare en sportieve Van Agt.”
Middenpartij
Ook in de hedendaagse politiek woedt de polarisatie volop, maar in het huidige partijpolitieke landschap is de betekenis van het CDA gedecimeerd. De rol van stabiele, verbindende middenpartij moest de partij na de succesjaren onder Balkenende in 2010 afstaan aan de VVD. Twijfelachtig is of het CDA er ooit nog in zal slagen haar oude positie in het centrum van de macht te heroveren. Vooralsnog bepaalt Van Agts overlijden het CDA meer bij wat was dan bij wat nog komen gaat.