De dodelijke steekpartij in De Bakkerij in Leiden trekt diepe sporen. In de familie van het slachtoffer, in de kerkelijke gemeente, in de stad. „Ik ben boos geweest op God.”
Vrijdagochtend 14 juli. Bert Verweij (66) krijgt op zijn vakantieadres in Friesland verontrustende telefoontjes en appjes. In Diaconaal Centrum De Bakkerij heeft zich iets ernstigs voorgedaan. „Lange tijd was de toedracht onduidelijk.”
Verweij en zijn vrouw haasten zich naar Leiden. Verweij is preses van de Marekerk, voorzitter van het college van diakenen en daarmee voorzitter van het bestuur van De Bakkerij, een diaconaal initiatief van de hervormde gemeente in samenwerking met de plaatselijke rooms-katholieke parochie.
Bij een steekpartij zouden verschillende slachtoffers zijn gevallen, onder wie mogelijk vrijwilliger Krijn Schoonderwoerd. Verweij ziet bij aankomst in Leiden politieauto’s en ambulances voor De Bakkerij staan. Het kerkelijk centrum is hermetisch afgesloten. „De klopjacht naar de dader was nog in volle gang.”
Schoonderwoerd zou in een ziekenhuis zijn opgenomen. Niemand weet echter waar en wanneer. Ook zijn vrouw en kinderen niet. „De politie gaf geen enkele informatie.” Pas in de loop van de middag volgt het schokkende nieuws. De vrijwilliger is niet meer. Vrijwel direct na het misdrijf is hij overleden.
Verweij is onthutst. Ontredderd. „Het kón gewoon niet. Ik hou van de stad en van de mensen. Een plek die veiligheid moest bieden aan kwetsbare mensen in de stad, bleek niet veilig”, zegt hij over De Bakkerij.
Pas in de nacht van vrijdag op zaterdag geeft de politie het pand vrij. „Binnen was het heel onwerkelijk. Verlaten. Chaotisch.” De voorzitter van het diaconaal centrum pendelt zaterdag de hele dag heen en weer tussen de Hooglandse Kerk, De Bakkerij en de Marekerk.
Hoe groot is de impact van het misdrijf? Verweij valt even stil. Denkt na. Zucht. Dan: „Ik weet niet wat te zeggen. Woorden schieten tekort. Het verdriet is heel groot bij de familie.” Schoonderwoerd nam een grote plaats in. Ook in De Bakkerij en in de Marekerk. „Krijn was geliefd. Iedereen kende hem.”
Verdriet en boosheid strijden bij Verweij om voorrang. „Ik ben boos geweest op God”, geeft de preses eerlijk aan. Vragen stormen op hem af. „Wáárom laat God dít gebeuren? Op díé plek? Dat kán toch niet?! Ik heb hiermee geworsteld. Antwoorden heb ik niet. Misschien krijgen we ze wel nooit.”
Troost
Meer dan duizend mensen –kerkelijk en onkerkelijk– zoeken troost en bemoediging in een stiltebijeenkomst in de Hooglandse Kerk. De Marekerk staat in de eredienst stil bij het overlijden van het gemeentelid. Verweij vindt het wekenlang moeilijk om Leiden in te gaan. „Het was de stad van de dood geworden.”
Ook al blijven de vragen, toch krijgt Verweij rust. „Het is goed de waarom-vraag te stellen. Om deze als kerkelijke gemeente samen voor Gods aangezicht neer te leggen. God geeft ons elkaar om het leed samen te dragen. We leven in een gebroken, gevallen schepping. Zo’n dodelijk misdrijf hoort niet bij het leven, maar we weten dat zoiets kan gebeuren. Ook al is het heel moeilijk. God was erbij in De Bakkerij. God was er ook bij in de bijeenkomsten.”
Een dader is opgepakt en voorgeleid. De Bakkerij is weer open. Om de diaconale opdracht op te pakken. Maar nooit meer zoals voorheen.