Onderwijsblad DRS ontwikkelde zich van „eenvoudig blaadje” naar magazine met eigen agenda
Van een „buitengewoon eenvoudig blaadje”, ontwikkelde onderwijsvakblad De Reformatorische School (DRS) zich de afgelopen vijftig jaar tot een tijdschrift dat nadrukkelijk zélf thema’s op de kaart wil zetten. Vrijdag viert de redactie met een reünie het gouden jubileum.
„Eigenlijk waren we maar een club amateurs”, zegt Cor Bregman (82) glimlachend, als hij terugdenkt aan de jaren waarin hij eindredacteur was van DRS Magazine, dat toen zo’n duizend abonnees telde. Samen met de huidige hoofdredacteur Maarten van Zetten (33) blikt Bregman in een ruimte van Driestar hogeschool in Gouda terug op het 50-jarig bestaan van het blad, dat een gezamenlijke uitgave is van Driestar educatief, RMU en VGS.
De voormalig docent Nederlands nam eind jaren zeventig het stokje over van de eerste hoofdredacteur, Hans van Oordt. Het werk kwam in de beginjaren voor Bregman vooral aan op de avonden. „Mijn onderwijsbaan slokte overdag al m’n tijd op. Het schrijf- en correctiewerk gebeurde niet zelden in de nachtelijke uurtjes.”
Een duidelijke visie op de redactionele koers was er in die tijd niet, constateert de oud-hoofdredacteur. De inhoud van DRS bestond vooral uit verslaglegging van lezingen op jaarvergaderingen van de VGS of bijeenkomsten van de Gereformeerde Onderwijzers- en Leraren Vereniging (GOLV). „We zochten er wat foto’s bij en dan ging het blad naar de drukker. Het was een vrij theoretisch magazine, met veel bezinnende artikelen.”
Godsdienstonderwijs
Vanaf de jaren tachtig zet de redactie vaker zelf onderwerpen op de agenda. Bregman verwijst naar het eerste themakatern dat DRS uitbracht, over godsdienstonderwijs. „In meerdere artikelen belichtten we allerlei aspecten over dat thema. Dat vonden we toen belangrijk: godsdienstonderwijs raakt de kern van de schoolidentiteit.”
Inmiddels is het werken met themakaternen een beproefd concept, zegt Van Zetten. Mediawijsheid, zijinstromers, werkdruk: een scala aan onderwerpen passeerde tijdens de drie jaar van zijn hoofdredacteurschap de revue.
Nadrukkelijker dan vroeger ligt de nadruk in DRS op de praktijk, constateert Van Zetten. „We vinden het als redactie belangrijk dat elke uitgave minimaal één artikel heeft waarmee de leerkracht de volgende dag aan de slag kan. Zo heeft DRS ook concreet toegevoegde waarde.”
Bregman steunt die lijn. „Je kunt wel heel filosofische artikelen schrijven over een christelijk kindbeeld bijvoorbeeld, maar als je net begint met lesgeven, heb je de handen vol aan orde houden. Dan is het fijn om iets te lezen wat je de volgende ochtend kunt toepassen.”
Dat wil overigens niet zeggen dat de praktijk ten koste moet gaan van de bezinning op identiteitsgebonden thema’s, benadrukt Bregman. Volgens hem zou DRS zich best nog steviger mogen uitspreken. „Wat zijn nu eigenlijk onze uitgangspunten als het gaat om reformatorisch onderwijs? In onze traditie is daarover zoveel moois te vinden, bijvoorbeeld bij een predikant als Koelman of een pedagoog en theoloog als August Hermann Francke. Ik zou het toejuichen als DRS vaker dat prachtige erfgoed voor het voetlicht zou brengen. Dat helpt ook om allerlei onderwijsvernieuwingen te wegen.”
Onderwijsvrijheid
Hoewel DRS zich specifiek richt op het reformatorisch onderwijs, is het broodnodig personen van buiten de achterban aan het woord te laten, vindt Van Zetten. „Dat voorkomt dat je blik versmalt. En het zorgt ervoor dat lezers breed zicht houden op wat er in het onderwijs speelt, bijvoorbeeld rond onderwijsvrijheid of artificiële intelligentie (AI). Wat dat betreft heeft de redactie de focus de afgelopen halve eeuw verbreed.”
Het aantal abonnees schommelt al jaren rond de drieduizend. „Eigenlijk te weinig”, vindt Van Zetten. Slaat een papieren uitgave in een tijd van ontlezing en digitalisering niet meer aan? Van Zetten: „Dat zou ik zo niet willen zeggen. Uit recent lezersonderzoek bleek dat 95 procent niet zit te wachten op een digitale uitgave. Het probleem zit hem volgens mij vooral in de naamsbekendheid; die laat te wensen over. We werken daaraan, door bijvoorbeeld in samenwerking met middelbare scholen startend docenten een proefabonnement aan te bieden. Maar er is op dit punt zeker nog meer te bereiken.”