Hoe kun je meeleven met een naaste die kampt met psychische klachten? Klaasje Lodewijk (60) werkt als manager zorg, welzijn en kwaliteit bij een ggz-instelling en is naaste van iemand met een psychiatrische stoornis. „Professionals richten zich soms te zeer op hun eigen kennis van het ziektebeeld, terwijl de mensen om een cliënt heen ook een bepaalde kennis hebben.”
„Al jong werd ik geconfronteerd met lijden: we hebben mijn oma verzorgd aan het eind van haar leven. Dat gebeurde deels bij ons in huis. De zorg voor mijn oma was mede mijn motivatie om in de ouderenzorg te gaan werken.
Dat heb ik 35 jaar gedaan. Toen mijn functie overbodig raakte, heb ik de overstap naar de psychiatrie gemaakt. Ik solliciteerde als begeleider bij Parousie, een instelling voor begeleid wonen. Uiteindelijk ben ik als leidinggevende aangenomen, omdat ik eerder ook al ervaring opgedaan heb als manager. Ik heb het er heel erg naar mijn zin. Ik heb een coachende rol en ondersteun de begeleiders en de praktijkondersteuners. Ik ervaar het als Gods voorzienigheid dat ik na mijn functie in de ouderenzorg nu in de psychiatrie terechtgekomen ben.
Naast mijn werk in de ggz maak ik ook op het persoonlijke vlak psychisch lijden van dichtbij mee. Mijn naaste heeft een stoornis die een grote impact heeft op zijn leven. Op zijn 27e is hij in de hulpverlening terechtgekomen; ik was toen 25. Nu woont hij in een appartement in een woonwijk die valt onder de Regionale Instelling voor Beschermd en Begeleid Wonen (RIBW, MR).
Ik ben nauw op de zorg voor mijn familielid betrokken. Zo zit ik in de naastbetrokkenraad: die komt op voor de belangen van naastbetrokkenen. Dat kunnen allerlei mensen zijn: familie, maar ook vrienden of een buurvrouw. De cliënt geeft zelf aan wie zijn naastbetrokkene is. De raad mag onder meer meedoen in het strategisch overleg van de RIBW.
Er is sinds de jaren 80, 90 veel veranderd in de psychiatrie. In die tijd werd de familie vaak niet betrokken in de zorg voor de cliënt. Het was voor hen dus een zoektocht waar ze de hulp vandaan moesten halen. Nu is er veel meer samenwerking, tussen de naasten, de professional en de cliënt. Ik ben bijvoorbeeld betrokken bij het project ”Drie kunnen meer dan één”, dat is opgezet vanuit het lectoraat ggz en samenleving van Hogeschool Windesheim. Doel van het project is om te onderzoeken hoe naasten nog meer betrokken kunnen worden bij de zorg voor cliënten met psychiatrische problematiek.
Professionals richten zich soms te zeer op hun eigen kennis van het ziektebeeld, terwijl de mensen om een cliënt heen ook een bepaalde kennis hebben. Vóór iemand in de psychiatrie terechtkomt, hebben de naasten al veel meegemaakt en gezien. Die kennis en kunde kunnen ze meenemen in de gesprekken over de behandeling van iemand met een psychiatrische aandoening. De naaste kan op deze manier vaak een positieve bijdrage leveren aan het herstel van de cliënt.
Mijn indruk is dat professionals in de psychiatrie nog een beetje kunnen leren om aandacht te hebben voor de omgeving van een cliënt. Ten opzichte van dertig jaar terug is er nu wel veel veranderd. Toen was er minder kennis over de oorzaak van een psychische aandoening en werd deze in de opvoeding gezocht.
Privé en werk lopen bij mij door elkaar heen, omdat ik zowel in mijn beroep als in mijn persoonlijk leven met psychiatrie bezig ben. Dat heeft voordelen: de kennis die ik in de naastbetrokkenraad van de RIBW opdoe, kan ik inzetten bij mijn werk op Parousie.
Zo veel bezig zijn met psychisch lijden ervaar ik niet als zwaar. Het is een deel van mijn leven. Ik ben niet getrouwd en mag de gaven die ik heb gekregen op deze manier inzetten. In de psychiatrie heb je met heel kwetsbare mensen te maken. Het is bijzonder om voor hen, vanuit mijn eigen identiteit, tot een hand en een voet te zijn.”