BuitenlandMigratie
Een babylijfje zonder hoofd op een Spaans strand

Jaarlijks lijden duizenden migranten schipbreuk op de Middellandse Zee. De meesten worden nooit teruggevonden. Lilia is een bijzonder geval. Het jongste slachtoffertje op de Algerijnse migratieroute bracht een Catalaanse badplaats in beroering.

Lex Rietman
Het strand van Roda de Berà waar vorige maand een baby aanspoelde. beeld Lex Rietman
Het strand van Roda de Berà waar vorige maand een baby aanspoelde. beeld Lex Rietman

Ze heette Lilia en was pas acht maanden oud. Op 21 maart stapten de ouders met haar in hun armen om drie uur ’s nachts aan boord van een rubberboot op een strand bij Cherchell, niet ver van de Algerijnse hoofdstad Algiers. Hun bestemming was Eivissa; onder buitenlandse vakantiegangers beter bekend als Ibiza.

Behalve Lilia en haar ouders stapten nog dertien mensen aan boord van de zwarte Zodiac: jonge Algerijnse mannen, een vrouw en vijf Guineeërs. Ze gingen niet op vakantie. Vanaf Cherchell, een gebruikelijk vertrekpunt van clandestiene migratie, is Eivissa het dichtstbijzijnde stukje Europa. Maar het is nog altijd bijna 300 kilometer. En hoewel de Middellandse Zee meestal bedrieglijk veel op een groot uitgevallen zwembad lijkt, heeft dat zwembad af en toe zijn grillen. Na een dag varen begon het in de nacht van 21 op 22 maart te stormen.

Dode zee

Op het uitgestrekte strand van Roda de Berà wijst Pere Virgili de plek aan. „Hier was het ongeveer”, zegt de burgemeester van de badplaats aan de Spaanse Costa Daurada. Het is druk vandaag, op deze mooie stranddag. Uit een strandtentje dat wacht op de eerste klanten klinkt vanochtend loungemuziek.

Toevallig was de burgemeester in de buurt toen hij op dinsdagochtend 11 juli even na achten een telefoontje kreeg. Het was het hoofd van de gemeentereiniging. Een van de schoonmakers had op het strand, vlak bij het water, iets vreemds aangetroffen. Het leek op het lichaam van een baby, maar het zou net zo goed een pop kunnen zijn.

Ruggenwervels

„Toen ik hier aankwam lag het lichaam op zijn buik”, zegt Virgili. „De armen lagen onder de romp. Gezien vanaf het strand, en wat afmetingen betreft, had het een pop kunnen zijn. Maar toen we aan de andere kant gingen staan, met de rug naar zee, zagen we duidelijke tekenen dat het een menselijk lichaam moest zijn. Je kon de ruggenwervels zien, want er was geen hoofd meer.”

Het strand werd afgezet, de politie gewaarschuwd en even later bevestigde een arts dat het inderdaad een baby was. „Als toeristische gemeente maken we af en toe ongelukken mee op het strand”, zegt Virgili. „Iemand die verdrinkt, of een hartaanval krijgt. Maar voor zover ik weet, en in elk geval in de twintig jaar dat ik voor de gemeente werk, is dit de eerste keer dat hier een menselijk lichaam aanspoelt. Dan schrik je wel.”

19553546.JPG
Burgemeester Pere Virgili van Roda de Berà op de plek waar een dode baby aanspoelde. beeld Lex Rietman

Roda de Berà ligt 60 kilometer ten zuiden van Barcelona, ver van de migratieroutes naar Zuid-Spanje. Toch was het voor de burgemeester meteen duidelijk dat het om een schipbreukeling moest gaan. „Aan de kleding kon je zien dat het geen baby van badgasten was. Het slachtoffertje moest een van de velen zijn die verdwijnen in de Middellandse Zee.”

Virgili gebruikt het woord Mare Mortum: dode zee. Het is een woordspeling op Mare Nostrum (”onze zee”), de Latijnse term waarmee de Romeinen benadrukten dat zij de baas waren op de zee die ruim tweeduizend jaar geleden het hart was van de beschaafde en welvarende wereld. Nu is het letterlijk voor ontelbare schipbreukelingen de dodelijke scheidslijn tussen rijk en arm.

Identificatie

In Dénia, een kustplaats 400 kilometer ten zuiden van Roda de Berà, vertrok op 23 maart een kotter uit de haven om op heek en witte garnalen te vissen. Daarvoor gebruikten de vissers een net in de vorm van een sok die ze voor de kust over de zeebodem slepen. In het net werd het lichaam van een jongeman gevonden. De volgende dag trof een andere visser een tweede lichaam in zijn net aan.

Twee weken later viste een andere kotter uit Dénia nog twee lichamen op. Tussen eind mei en half juni raakten opnieuw drie verdronken schipbreukelingen verstrikt in de netten van vissers uit Dénia. Ze spreken er niet over met elkaar, zei een leider van het plaatselijke vissersgilde tegen een Spaanse krant. Het is te traumatisch.

De eerste vier lichamen konden snel worden geïdentificeerd op grond van hun kleding en ringen. Bij de laatste drie was dat moeilijker. Ze lagen tussen de twee en drie maanden op de zeebodem. Hun kleren waren verdwenen en door de verregaande staat van ontbinding was fysieke herkenning onmogelijk. Alleen DNA-onderzoek kon uitkomst brengen. Maar met welk DNA moet je de monsters vergelijken?

Ongerust

Volgens de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) wordt slechts 13 procent van de schipbreukelingen op de Middellandse Zee teruggevonden. Slechts een klein deel van die slachtoffers wordt geïdentificeerd. Maar dit was een bijzonder geval. De Zodiac verging dicht bij de kust, waardoor de eerste slachtoffers snel in visnetten opdoken.

Aanwijzingen voor identificatie kwamen van verschillende kanten. De website van de IOM meldde de verdwijning van een bootje met zestien migranten voor de kust van Dénia. De Zodiac was op 21 maart vertrokken uit Algerije, wisten verschillende Spaanse ngo’s. Ze hadden telefoontjes gekregen van familieleden die ongerust waren over het uitblijven van levenstekenen van verwanten. Onder de vermisten was een baby van acht maanden.

Vier maanden later en 400 kilometer verder naar het noorden spoelde een onthoofd kinderlichaampje aan op het strand van Roda de Berà. Een week later was de identificatie voltooid. Het DNA kwam overeen met dat van een vrouw die begin april op Eivissa aanspoelde. Het waren Lilia –op dat moment zou ze net één jaar zijn geweest– en haar moeder. De vader van de baby werd gevonden op een strand in de regio Valencia. Van de zestien opvarenden van de Zodiac worden nog altijd drie mensen vermist.

Clandestien

De Algerijnse migratieroute naar Spanje is sterk in opkomst. Sinds het begin van dit jaar tot eind juli bereikten zo’n 7000 migranten vanuit Algerije de Spaanse zuidkust en de Balearen. Dat is een groei van ruim 30 procent ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Het leeuwendeel van die toename valt toe te schrijven aan de Algerijnse migratieroute.

De reden is simpel. Weliswaar is de afstand vanaf de Marokkaanse kust korter dan vanuit Algerije. Maar door de intensieve politiecontroles in het noorden van Marokko is de kans op een succesvolle oversteek de laatste tijd steeds kleiner geworden. Die controles zijn een direct gevolg van de miljoenensteun die de Europese Unie aan Rabat verleent om clandestiene migratie de kop in te drukken. Zo kwamen door uiterst hardhandig optreden van de Marokkaanse politie –met medewerking van hun Spaanse collega’s– in juni vorig jaar ten minste 37 migranten om het leven. Ze probeerden vanaf Marokkaans grondgebied de Spaanse enclave Melilla te bereiken.

Met de groeiende populariteit van de Algerijnse route neemt ook het aantal ongelukken toe. In de eerste helft van 2023 telde de Spaanse ngo Caminando Fronteras 102 verdronken en vermiste migranten in dit deel van de Middellandse Zee. Na de Atlantische route tussen West-Afrika en de Canarische Eilanden is de Algerijnse route inmiddels de dodelijkste zeeweg naar Spanje geworden.

Daarbij valt op dat naast Algerijnen ook steeds meer migranten van elders voor deze route kiezen. Ze komen uit Marokko, Palestina, Syrië, Jemen, Guinee en Burkina Faso. De verscheidenheid aan nationaliteiten is volgens Caminando Fronteras een symptoom van de inspanningen om de zee tussen Marokko en Spanje te militariseren en dicht te timmeren.

Woelige zee

Er is nog een reden waarom het gevaar voor de migranten toegenomen is, legt burgemeester Pere Virgili uit op het strand van Roda de Berà. „Ik weet niet of het door de klimaatverandering komt”, zegt hij, „maar de Middellandse Zee wordt de laatste drie, vier jaar steeds ruiger. In juli was de zee hier altijd kalm en glad, als een vat met olie. Maar dit jaar is het water heel woelig. In juli kwam hier van alles aanspoelen: boomstronken, rietstengels en allerlei afval. En helaas dus ook dit meisje.”

De burgemeester aarzelt even. „Of misschien was het alleen maar helaas voor ons, want wij schrokken erg. Voor de familie van het meisje moet het rust geven dat ze haar lichaam hebben teruggevonden. Nu hebben familieleden tenminste een plek om over de dode te rouwen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer