De oppositiepartijen blijven ontevreden over het jeugdzorgbeleid van staatssecretaris Van Ooijen. Het kon partijen donderdagavond niet milder stemmen dat de bewindsman eerder deze week een slepende financiële impasse met de VNG wist te doorbreken.
Van Ooijen denkt op zeer korte termijn ook inhoudelijke overeenstemming te bereiken met gemeenten over de zogenoemde hervormingsagenda voor de jeugdzorg. Die moet onder andere zorgen voor betere hulp voor jongeren met complexe hulpvragen.
Volgens SP, GroenLinks en PvdA hangt een bezuiniging van 511 miljoen euro die in het coalitieakkoord is vastgelegd als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de onderhandelende partijen. „De jeugdige moet centraal staat en dat is nu niet zo”, zei SP-Kamerlid Kwint. „Deze bezuiniging is een politieke keus.” Van Ooijen wil enkele eerder overeengekomen besparingen voor 2023 en 2024 verzachten, maar volgens de oppositie is het de vraag of dat wel wat uithaalt. „De ergste pijn wordt over de verkiezingen heen getild, nieuwe wethouders lopen straks weer tegen tekorten aan”, somberde PvdA-Kamerlid Mohandis.
SGP-leider Van der Staaij uitte de vrees dat alle partijen de knelpunten voor zich blijven uitschuiven, totdat de hervormingsagenda gereed is. „Hebben wij niet veel te hoge verwachtingen van het onderhandelingsresultaat?”, vroeg hij zich af. Ook de SGP heeft dubbele gevoelens over de ingeboekte bezuiniging van 511 miljoen, waar het kabinet kostte wat het kost aan lijkt te willen vasthouden. „Wordt dit niet de 2030/2035-discussie van de jeugdzorg?”, zei hij met verwijzing naar het stikstofdebat.
Maatschappelijk vraagstuk
In het debat ging de SGP’er ook in op de publieksdiscussie over de reikwijdte van de jeugdzorg die Van Ooijen onlangs opstartte. Dat zoveel jongeren kampen met somberheidsklachten is volgens de bewindsman in de eerste plaats een maatschappelijk vraagstuk dat zoveel mogelijk buiten de zorg moet worden opgelost. Hij denkt daarbij aan gezinnen, scholen en verenigingen. Van der Staaij wilde weten in hoeverre het kabinet deze discussie structureert, de reacties bundelt en daaruit conclusies trekt. Van Ooijen moest daarop bekennen dat over dat vervolgtraject nog niet grondig was nagedacht.
Kantelen
Op voorstel van PvdA’er Mohandis gaat de Kamer later dit jaar opnieuw in debat. De vraag over het afbakenen van formele en informele jeugdhulp moet dan opnieuw aan de orde komen. „We moeten scherp krijgen hoe we het systeem kunnen kantelen en de zelfredzaamheid kunnen versterken”, zei het Kamerlid.
Voorafgaand aan dat vervolgdebat wil de Kamer de discussie van donderdagavond nog formeel afronden in een zogenaamd tweeminutendebat. D66-Kamerlid Rens Raemakers liet doorschemeren dat hij die gelegenheid wil gebruiken om de staatssecretaris aan te sporen haast te maken met twee wetten die al zijn aangekondigd. Een daarvan gaat over de bovenregionale of landelijke inkoop van complexe jeugdzorg, zodat gespecialiseerde aanbieders niet langer met allerlei afzonderlijke gemeenten zaken hoeven te doen. De ander gaat over het beter afbakenen van het begrip jeugdhulpplicht in de jeugdzorgwet. De gedachte daarachter is dat een strakkere definiëring ertoe leidt dat gemeenten minder hulp hoeven te vergoeden en ouders met lichte hulpvragen kunnen doorverwijzen naar andere voorzieningen.
De Leidse hoogleraar jeugdzorg Mariëlle Bruning pleitte voorafgaand het debat voor een noodplan in de jeugdzorg en de jeugdbescherming. „Als een rechter op dit moment een maatregel voor jeugdbescherming oplegt, loopt dat vaak mis”, aldus de hoogleraar. „Met te weinig jeugdbeschermers, psychologen, behandelaars en geschikte plekken voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen, kan de zorg onvoldoende gerealiseerd worden.”
Bruning benadrukte ook dat kinderen en jongeren met complexe zorg en meerdere problemen zo snel mogelijk geholpen moeten worden. „Dat kunnen we niet alleen bij de gemeenten laten liggen. De rijksoverheid moet hier een grote slag in maken.”