Het plan van PvdA en GroenLinks om het belastingvoordeel bij opvolging binnen familiebedrijven in te perken, kan waarschijnlijk niet op voldoende steun in de Tweede Kamer rekenen. De meeste coalitiepartijen zien weinig in het initiatiefwetsvoorstel en ook oppositiepartij PVV is tegen het plan.
Met het wetsvoorstel willen de twee linkse partijen de gedeeltelijke belastingvrijstelling bij opvolging binnen een bedrijf (waarbij ondernemingsvermogen wordt overgedragen) beperken. De belangrijkste regeling die PvdA en GroenLinks willen uitkleden, de bedrijfsopvolgingsregeling (de BOR), is veel partijen al langer een doorn in het oog. Er is discussie over de doelmatigheid van de regeling, die ook nog eens zeer misbruikgevoelig is.
Coalitiepartij D66 wijst erop dat het kabinet de regeling momenteel al onder de loep neemt. Kamerlid Romke de Jong spreekt van een „botte bijl” die de initiatiefnemers zouden gebruiken, en verbaast zich over de timing van het voorstel. Ook VVD’er Folkert Idsinga is tegen oneigenlijk gebruik van belastingvoordelen, maar noemt het voorstel van de linkse partijen „kwalijk”. Voorafgaand aan het debat zei de liberaal dat GroenLinks en PvdA „het hele ding nagenoeg bij het grofvuil zetten”.
Ook de ChristenUnie stelt dat het kabinet al maatregelen neemt om vermogen zwaarder te belasten en belastingontwijking tegen te gaan. De kleinste coalitiepartij vindt onderdelen van het voorstel wel „sympathiek”. Evenals de ChristenUnie, houdt het CDA officieel de kaarten tegen de borst. Wel geeft CDA-Kamerlid Inge van Dijk aan dat ze het voorstel „te eenzijdig benaderd” vindt. Ze vreest dat familiebedrijven, die volgens de christendemocraat vooral in de regio belangrijk zijn, er hard door worden geraakt.
Dat betwisten GroenLinks en PvdA, die gesteund werden door de SP. Het belastingstelsel is „de afgelopen decennia oneerlijker geworden”, zegt SP-Kamerlid Mahir Alkaya. Linkse Kamerleden wijzen erop dat de Belastingdienst ook een ruimhartige betalingsregeling in het leven kan roepen, zodat familiebedrijven langer de tijd hebben om de belasting te betalen. De initiatiefnemers noemen het belastingvoordeel „ondoelmatig en door de tijd heen uitgedijd”. Later verdedigen zij hun voorstel tegenover de Tweede Kamer.