Behouden SGP en ChristenUnie respectievelijk twee en vier zetels in de Eerste Kamer? In aanloop naar de provinciale verkiezingen van 15 maart is dat nog maar de vraag. Voor beide partijen is de kans op zetelverlies reëel. Dat de twee straks meer Eerste Kamerzetels halen, ligt in elk geval niet voor de hand.
De SGP verloor in 2019 in vier provincies een zetel: in Zuid-Holland, Utrecht, Flevoland en Zeeland. Daarmee raakte de partij op papier een halve Eerste Kamerzetel kwijt. De Provinciale Statenleden kiezen namelijk de leden van de Senaat. Dat de SGP in 2019 in de Eerste Kamer toch haar twee zetels behield, was dankzij een Statenlid van Forum voor Democratie.
Cijfermatig is het beeld voor de staatkundig gereformeerden niet erg rooskleurig. In vier van de zes provincies kreeg de SGP in 2019 een restzetel. Zetelbehoud is daar dus de eerste opgave. Maar wil de partij zeker zijn van twee zetels in de Eerste Kamer, dan moeten er in de provincies een of meerdere zetels worden gewónnen.
Daarbij is de zogeheten stemwaarde die Statenleden hebben van groot belang. Dat zit zo: bij de Eerste Kamerverkiezingen heeft de stem van een Statenlid uit een provincie met veel inwoners een zwaardere inbreng dan die van een politicus uit een provincie met weinig inwoners. Zo was in 2019 de stem van een provinciale politicus uit Zuid-Holland goed voor 0,29 Eerste Kamerzetel. Die van iemand uit Zeeland had een veel lagere waarde, namelijk slechts 0,04. Voor de Eerste Kamer gaat het er dus niet alleen om dát een partij in de provincies zoveel mogelijk stemmen haalt. Cruciaal is wáár die behaald worden.
Met afstand het belangrijkste doelwit voor de SGP is Zuid-Holland. Wint de partij daar de derde, in 2019 verloren zetel terug, en verliest ze verder nergens, dan is de tweede Eerste Kamerzetel veilig. Maar bij een even hoge opkomst als in 2019 moet de SGP voor de derde zetel zomaar tienduizend stemmen winnen. Geen kleine opgave dus.
In SGP-partijblad De Banier viel onlangs te lezen dat de SGP in Zuid-Holland dit keer vooral van JA21 en BBB concurrentie kan verwachten. Hoewel die twee partijen vermoedelijk geen enorme stemaantallen vanuit de traditionele SGP-achterban buit weten te maken, kan de opmars van JA21 en BBB de SGP toch afhouden van zetelwinst of zetelbehoud. Bijvoorbeeld doordat de opkomst van kiezers erdoor wordt opgestuwd.
Een andere route dan zetelwinst in Zuid-Holland is de in 2019 verloren zetels in Utrecht, Flevoland en Zeeland terugwinnen. Al levert dat minder op dan één zetel extra in Zuid-Holland.
Volgens de SGP spraken de twee partijen op het hoogste niveau af dat ook de SGP voor de Eerste Kamer mag meeprofiteren van de Brabantse combizetel van CU en SGP. Die zetel rust voor ongeveer 70 procent op CU-kiezers, en voor 30 procent op SGP’ers. Het desbetreffende Statenlid –in 2019 goed voor zeker 0,2 Eerste Kamerzetel– kan voor de Senaat echter maar op één partij stemmen. Daar is echter een eenvoudige oplossing voor: als dit Statenlid op de CU stemt, kan een CU-Statenlid uit een andere provincie met een lagere stemwaarde op de SGP stemmen.
Als het ondanks alle inspanningen niet lukt om via SGP-Statenleden twee Eerste Kamerzetels te halen, dan is er nog een laatste redmiddel: hulp van een andere partij, zoals ook in 2019 gebeurde. Als de BoerBurgerBeweging (BBB) bijvoorbeeld genoeg Statenleden heeft voor 5,2 Eerste Kamerzetels, dan is het zeker niet ondenkbaar dat voorvrouw Caroline van der Plas bereid is om een BBB-Statenlid te vragen op de SGP te stemmen. Ook eigenbelang kan dan een rol spelen: als de SGP géén extra zetel haalt, komt de desbetreffende BBB-stem misschien GroenLinks of de Partij voor de Dieren ten goede.
Slimme verdeling
De ChristenUnie daarentegen kan als coalitiepartij meer bouwen op hulp via deze route. Het is namelijk gebruikelijk dat de partijen die vertegenwoordigd zijn in het kabinet –nu VVD, D66, CDA en CU– elkaar helpen om gezamenlijk zo veel mogelijk zetels in de Senaat te bemachtigen. In 2019 speelden de vier het spel goed; door een slimme verdeling van de stemmen van de Statenleden kreeg iedere coalitiepartij een restzetel. Zonder die hulp zou de ChristenUnie niet vier, maar drie zetels hebben gehaald.
Het ligt voor de hand dat de CU met precies evenveel Statenzetels als in 2019 ook dit jaar niet op eigen kracht vier zetels zal halen. Oftewel: de partij moet in de provincies een of meerdere zetels winnen om zeker te zijn van de vierde Eerste Kamerzetel.
De provincie waar zetelwinst voor de ChristenUnie het meest aannemelijk is, is Noord-Holland. De partij haalde daar in 2019 fors meer stemmen dan vier jaar eerder, en kwam op 1,7 zetel uit. Dat was niet genoeg voor twee zetels, maar met een iets hoger percentage kan het dit keer wél raak zijn. Als de CU verder nergens zetels verliest en in Noord-Holland twee zetels haalt, zijn de vier Senaatszetels waarschijnlijk binnen.
Zetelwinst voor de partij ligt om een aantal redenen echter niet meteen voor de hand. Allereerst was het stemmenaantal uit 2019 historisch gezien namelijk al erg goed. Daarnaast kreeg de ChristenUnie in zes provincies in 2019 een restzetel. Dat betekent dat licht stemmenverlies daar al tot zetelverlies kan leiden. En niet onbelangrijk: bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 haalde de partij in maar liefst acht provincies mínder stemmen dan in 2019. In die acht provincies ging het in totaal om een verlies van bijna 23.000 stemmen. De SGP daarentegen won in totaal ruim 19.000 stemmen in alle provincies waarin een vergelijking tussen de uitslagen van 2019 en 2021 mogelijk is.
Het verlies van de ene kleine christelijke partij kan de winst van de andere betekenen. Maar bepaald niet ondenkbaar is dat béide partijen een Senaatszetel verliezen; van zowel CU als SGP staat namelijk een Eerste Kamerzetel op de tocht, zo kan zonder overdrijving worden gesteld.
Voor de kleine christelijke partijen kan de opkomst op 15 maart doorslaggevend zijn. Kortom: het zijn spannende tijden voor de twee partijen.