Invloed christelijk denken op economie vroeger groter
Economie en theologie: voor het oog lijken ze weinig met elkaar te maken te hebben. Vroeger was dat anders. Economen waren er niet. Theologen namen het economisch denken voor hun rekening.
Johannes Calvijn (1509-1564) was zo’n theoloog. Als een van de eerste godgeleerden in zijn tijd keurde hij het rekenen van rente niet af. En hoewel volgens hem de koophandel een risicovol beroep is waarin het kwaad op de loer ligt, was hij van mening dat je ook daarin God kan dienen.
Met dat voorbeeld licht dr. J.W. Hengstmengel, universitair docent aan de faculteit religie en theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam, de relatie tussen economie en theologie toe. Samen met een aantal collega’s van het Erasmus Economics and Theology Institute van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam en de Theologische Universiteit Kampen | Utrecht start hij een onderzoek naar de bijdrage van de gereformeerde traditie in de geschiedenis van het economisch denken en handelen. Het onderzoek ”De reformatie van het economisch denken” gaat in januari van start en duurt vier jaar.
Waarom dit onderzoek?
„In het nadenken over de geschiedenis van de economie is er vaak aandacht voor allerlei stromingen en tradities. De analyse van de gereformeerde invloed in het economisch handelen is echter nogal verwaarloosd, terwijl in de afgelopen eeuwen tal van theologen van gereformeerde signatuur over de economie hebben geschreven. Calvijn bijvoorbeeld, maar in de zeventiende eeuw in Nederland ook Gisbertus Voetius en Godefridus Cornelisz Udemans. Later ook negentiende-eeuwse theologen en politici als Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper. En in de vorige eeuw waren er enkele uitgesproken gereformeerde economen. Hun economische denkbeelden zijn gekleurd door een gereformeerde levens- en wereldbeschouwing en de moeite waard om weer op te halen”
Hoe komt het dat deze twee wetenschappen van elkaar zijn losgeraakt?
„Misschien is de secularisatie daarin wel de voornaamste factor. De leidende rol van de theologie aan universiteiten is geleidelijk aan kleiner geworden. Theologen hadden vroeger de leiding in de wetenschap, ook in de economie. Door de secularisatie is de theologiebeoefening steeds meer onder druk komen te staan en naar de marge van de universiteiten gedrongen. Economie werd een zelfstandige wetenschap.”
Welke rol kan de theologie nu nog in de economie spelen?
„Die vraag is een onderdeel van het onderzoek; we willen dat in kaart brengen. Ik kan verschillende thema’s noemen die we bij het onderzoek kunnen betrekken. Vraagstukken als klimaatverandering, de kloof tussen arm en rijk en de macht van grote bedrijven die toeneemt ten kosten van midden- en kleine bedrijven. Dit zijn economische dilemma’s die nu spelen. We willen deze spiegelen aan het gereformeerde denken in het verleden. In ons onderzoek vragen we ons vervolgens af of we daarin een rode lijn kunnen ontdekken en of we daarmee de vertaalslag naar het heden kunnen maken.”
Wat kan de economie leren van de theologie?
„Daar kun je op verschillende manieren naar kijken. De Bijbel zelf kan licht werpen op economische vragen, maar daarnaast brengt de christelijke theologie een bepaald mens- en wereldbeeld met zich mee. Economen hebben de neiging om alles te verklaren in termen van nut en zich uit te drukken in geldelijke waarden. Je kunt bijvoorbeeld aan cultuur of religie een prijskaartje hangen en je afvragen hoeveel dat financieel oplevert. Maar cultuur en religie hebben ook andere waarden, hogere waarden. De theologie kan een correctie aanbrengen in het dominante mens- en wereldbeeld van de economie.”
Kunnen hiermee actuele vraagstukken als klimaatcrisis en sociale ongelijkheid werkelijk opgelost worden?
„Dat zou wel heel ambitieus zijn. Zulke discussies worden vaak op een heel technisch niveau gevoerd. Met ons onderzoek proberen we dieper te graven. Wat zijn de waarden en normen die in deze discussies gehanteerd worden? Wat zeggen ze over de mens en het goede leven? Dat willen we confronteren met de gereformeerde traditie in het economisch denken. Op deze manier willen we een bescheiden bijdrage leveren in het gesprek over deze vraagstukken.”