Dit artikel is partnercontent.
Miranda: Het is maar een klompje cellen, zeiden ze
„Ik moet je iets vertellen”, zegt Miranda door de telefoon tegen haar vriend. „Wat?” vraagt hij. „Ik kom naar je toe”, reageert ze en stapt in de auto. Onderweg móét ze het nieuws kwijt: „Ik ben zwanger.” Als ze aankomt, zit haar vriend achter de pc. Zoekend naar de dichtstbijzijnde abortuskliniek.
Miranda de Groote uit Hellevoetsluis wordt geboren op 22 april 1969. Ze groeit op in Rotterdam, in een gezin met een vader, een moeder en een twee jaar jongere broer. Pa werkt in de haven, ma is veel thuis en hun kinderen bezoeken een basisschool in de buurt. Na groep 8 gaat Miranda naar de havo in Rotterdam en als ze in klas 2 zit, verhuist het gezin naar Hellevoetsluis. „In die zin heb ik een heel mooie, beschermde jeugd gehad.”
Rond haar vijftiende leert Miranda haar eerste vriendje kennen. „Een automonteur uit Rotterdam, een paar jaar ouder dan ik, een fitnessjongen met oorbelletje, strak lichaam, stoer haar en een auto. Hij was een doorsnee jongen, maar wel heel lief en aardig. Achteraf denk ik dat ik geen liefde voor hem voelde, maar dat ik verliefd was op zijn verliefdheid. Hij zag mij staan, hij vond mij leuk, wauw.”
Hoe ging het verder met die eerste relatie?
„Na de havo kreeg ik een baan bij een accountantskantoor. Met mijn vriend ging ik samenwonen in Hellevoetsluis. Achttien was ik. Naast mijn baan volgde ik een opleiding tot secretaresse. Op mijn werk leerde ik een accountant kennen. Hij raakte verliefd op mij en dat vond ik wel een soort van interessant. Hij was zes jaar ouder dan ik, heel slim en welbespraakt. Uiteindelijk verliet ik mijn eerste vriendje voor deze man.
Voordat ik bij hem introk, heb ik eerst een tijdje bij mijn ouders gewoond. Met mijn twee katten. Niet veel later ben ik met de accountant gaan samenwonen. Een jaar of acht, negen. Dat was een heel heftige tijd. Ik wil er niet te veel over zeggen; het komt erop neer dat we elkaar niet gelukkig maakten. Hij was best dominant en ik ondergeschikt. Hij verkeerde in rijke kringen en had een heel hoge standaard, maar ik voelde me niet thuis in zijn wereld. Ik was voortdurend bang. Mijn stotteren van vroeger kwam zelfs terug.
Het mooiste dat deze relatie mij gebracht heeft, is mijn zoon. Met zijn geboorte hoopte ik dat alles toch nog goed zou komen, maar mijn man en ik maakten steeds meer ruzie. Op een gegeven moment wist ik: dit gaat niet meer, en zijn we gescheiden. En daar stond ik weer bij mijn ouders op de stoep. Nu niet met twee katten, maar met één kat en één zoon. We waren onder huwelijkse voorwaarden getrouwd, dus meer had ik niet. Al snel vond ik een huisje in Hellevoetsluis. En daar woonde ik dan. Ik had mijn zoon, een kat, een autootje en een baan van twee dagen in de week als secretaresse bij een bedrijf in Alphen. Dertig jaar was ik.”
Hoe was je er psychisch aan toe?
„Ik voelde me bevrijd. Eindelijk was ik los uit een huwelijk waarin ik het geluk niet had gevonden en waarin ik zo lang gevangen had gezeten. Ik kon weer ademen. Ik wilde alleen wel weten wie ik nu precies was. Ruim elf jaar was ik geleefd en ik voelde een gat in mijn hart. Van alles deed ik om dat op te vullen. Zo ging ik naast mijn werk psychologie studeren en verdiepte ik mij in allerlei rare therapieën, zoals reiki. Ik ging helemaal van God los, al kende ik Hem toen niet. Ik blondeerde mijn haar, nam een tatoeage, kocht uitdagende kleding. Ik wilde een vlinder zijn, met wie alle mannen het bed wilden delen.
In die tijd leerde ik een collega op het kantoor in Alphen kennen, Nick. Hij was jong en vond me helemaal geweldig. En ik werd weer verliefd op verliefdheid. Toen er wat klusjes in mijn nieuwe huis gedaan moesten worden, bood hij aan te helpen. Mijn zoon was dat weekend bij zijn vader. Nadat we veel te veel bier hadden gedronken, belandden we samen in bed. En kennelijk was ik de pil vergeten in te nemen…
Je raakte dus zwanger. Wie vertelde je het als eerste?
„Toen de test ”Zwanger”, aangaf, voelde ik me eerst best blij. Maar meteen daarna ook onzeker. Mijn relatie met Nick was goed, maar wat zou hij ervan vinden? Ik belde hem meteen op en zei: „Ik moet je iets vertellen…” „Wat?” vroeg hij. Ik kon het niet door de telefoon zeggen en gaf aan dat ik naar hem toe kwam. In de auto kon ik het nieuws niet langer voor me houden en vertelde ik hem dat hij vader werd. Hij reageerde heel lauw._
Een kwartiertje erna kwam ik zijn zolderkamer binnen en zag ik hem achter zijn pc zitten. „Wat doe je?” vroeg ik. „Een abortuskliniek zoeken”, zei hij. Een abortus? Dat was totaal niet in mij opgekomen. „We kunnen toch samenwonen? Ons kindje komt wel groot, hoor”, reageerde ik. „Het heeft toch recht op leven?” Maar Nick was onverbiddelijk. Hij schaamde zich voor zijn ouders vanwege zijn relatie met een oudere, gescheiden vrouw mét kind. En hij wilde absoluut geen vader zijn; dat paste niet in zijn carrièreplaatje. Hij vroeg me wat mijn zoon ervan zou vinden en mijn ex-man.
Nicks vragen maakten me bang en ik stortte mijn hart bij mijn ouders uit. Maar ook die reageerden niet zoals ik had gehoopt. Ook zij zeiden: „Hoe moet dat dan met je zoontje? Kies toch gewoon voor een abortus.” En toen kwam ik in een soort roes, een verdoofde toestand. Ik voelde me helemaal alleen. Niemand zei: „Je hebt gelijk, het komt wel goed.” En toch, hoeveel angsten en onzekerheden ik ook had, ik bleef maar denken: het kindje komt wel groot.”
Nick maakte ondanks mijn bezwaren een afspraak bij een abortuskliniek; ik hoefde niet eens eerst langs de huisarts. Nick ging mee, waarschijnlijk omdat hij bang was dat ik anders weg zou lopen. De intake was afschuwelijk. Ze zeiden dat ik zeven weken zwanger was, maar ik denk dat het er wel één of twee meer waren. De gemaakte echo wilde ik zien, maar dat mocht niet. De vrouw die me ‘hielp’, draaide het schermpje weg. Ze weten dat er een moedergevoel omhoog komt als een vrouw haar baby ziet bewegen. Maar ik zei: „Hé, hallo, het is míjn kindje. Ik wil het zien.” Ze draaide het scherm terug en ik keek. En brak. Ik wilde graag een print van de echo meenemen, maar dat mocht niet.”
Hoe reageerde Nick op de intake?
„Na afloop moesten we van de medewerkster dírect een afspraak voor „de ingreep” maken. Ik wilde dat niet, maar Nick plande gewoon een datum. Ik dacht: wat jullie ook doen, het gaat niet door, ik ren lekker weg. Had ik in die tijd maar een foldertje van Kies Leven gehad of een vriendin die zei dat ik de abortus niet moest laten uitvoeren of een biddende gemeente om me heen. Maar ik had niemand en voelde me heel alleen. In de auto, op weg naar huis, zei ik tegen Nick: „Ik heb gewoon ons kindje gezien. Doet dat je dan helemaal niks?” Hij reageerde: „Ja, maar het kan gewoon niet.”
Tijdens de drie dagen bedenktijd heb ik verdoofd op de bank gehangen. Met mijn zoontje op schoot. Hij gaf me troost, al besefte hij dat toen natuurlijk niet. En toen brak de dag van de ingreep aan. Ik zie me nog zitten in die wachtkamer. De doodssfeer die er hing, was echt vreselijk! Vrouwen die bij een koffieapparaat gesprekken voerden als: „De hoeveelste keer is dit voor jou? Voor mij de derde. Het komt nu gewoon even niet uit: ik moet carrière maken.” Ik raakte er boos van en dacht: wat zitten jullie nou dom te bazelen? Maar het hield me wel een spiegel voor, want ik was nu één van hen.
Een medewerkster van de abortuskliniek riep me naar binnen. Ik kreeg zo’n blauwe operatiejurk aan. „Wilt u een complete verdoving?” vroeg ze, maar dat weigerde ik: ik wilde niet laf mijn kindje laten weghalen en er dan niks van merken. Tot op het allerlaatste moment heb ik gedacht: waar ben je mee bezig, loop gewoon weg. Maar dat kon niet meer. Sterker nog: de medewerkster gaf aan dat ze achterliep op schema en dat ik een beetje mee moest werken.
Op een gegeven moment lag ik te spartelen in de stoel en schreeuwde ik: „Ik wil het niet, het is míjn kindje. Twee medewerksters moesten me aan beide kanten stevig vasthouden en een derde ging toen met een zuigend apparaat aan de slag. „Lig nou stil, het is maar een klompje cellen”, zeiden ze. Dát moment, waarop je voelt dat de slang naarbinnen gaat en jouw kindje wegzuigt, dat vergeet ik nooit meer. In twee seconden was het leven weg.”
Hoe heb je dit kunnen verwerken?
„Dat heeft heel lang geduurd en er is een radicale bekering voor nodig geweest. De eerste maanden na ”de ingreep” heb ik in een soort verdoofde, depressieachtige toestand geleefd. Maar ja, ik had een zoon en ik moest voor hem zorgen. Ik wilde een goede moeder voor hem zijn. Dus heb ik alles op alles gezet om door te gaan. De relatie met Nick kabbelde nog een jaar of vijf door. Toen maakte hij het uit. „Het klikt niet. Je bent toch niet de juiste vrouw. En je hebt heel rare ideeën”, zei hij.
Dat laatste klopte wel: ik probeerde sinds de abortus het gat in mijn hart te vullen met een leven vol losbandigheid. Alles om de pijn te verdoven. Als mijn zoon weg was, ging ik naar wilde feestjes en dronk ik (te) veel alcohol. Ik zocht troost bij allerlei stromingen: New Age, reiki, boeddhisme enzovoorts, enzovoorts.
Tijdens die losbandige periode ontmoette ik mijn huidige man Ard, een marinier, twaalf jaar jonger dan ik. We raakten allebei heel verliefd, trouwden, kregen een dochter, Fleur, maar leefden allebei jarenlang een goddeloos leven. Ard zelfs een dubbelleven met een seksverslaving die hij voor mij verborgen hield. Weer stond ik op het punt om te scheiden, tot God ingreep. Ik weet nog dat ik thuis over de grond rolde van verdriet en het uitschreeuwde: „Als er iets of Iemand is Die dan kan helpen, help dan!” Dat is het moment dat Jezus ingreep. Toen wist ik nog niet dat Hij het was, maar nu wel. Hij heeft ervoor gezorgd dat Ard en ik bij elkaar bleven en tot geloof kwamen.
Dat betekende wel een lange periode van zonden belijden, vergeving ontvangen en van die vergeving leven. Ook mijn keuze voor abortus legde ik voor Hem neer. Toen ik Jezus in mijn hart liet, wist ik dat Hij me al mijn fouten vergaf. Maar toen moest ik mezelf nog vergeven. Dat was een heel proces. De pijn is niet weg en gaat waarschijnlijk ook nooit meer weg, maar ik ben wel vergeven en heb het mezelf ook vergeven. En nu wil God mijn verkeerde keus gebruiken om er iets goeds mee te doen. Dat vind ik zó mooi.”
Op welke manier kun je je ervaringen dan nu in Zijn dienst inzetten?
„Ik mag vrouwen vertellen dat abortus niet de enige keus is. En ik kom nu op scholen om meisjes seksuele voorlichting vanuit de Bijbel te geven. Onze God is geweldig. Al kan ik maar één vrouw ervan overtuigen dat er alternatieven voor abortus zijn en dat er een God is bij Wie ze terechtkan, dan is mijn deelname aan de Week van het Leven voor mij geslaagd.”