Kroongetuige zwembadmoord kon liegen door gebrek aan kennis OM
Dat de kroongetuige in de zaak rond de Marumse zwembadmoord het Openbaar Ministerie en de rechter kon misleiden, komt onder meer door „onvoldoende adequate informatieoverdracht” en een gebrek aan kennis bij het OM. Dat oordeelt een onderzoekscommissie die werd ingesteld door het College van procureurs-generaal, nadat het hof zich vorig jaar in zijn arrest kritisch had uitgelaten over het kroongetuigetraject in de zaak.
De zaak draait om de moord op Jan Elzinga (40), die in 2012 werd doodgeschoten bij een zwembad in het Groningse Marum. Een van de uitvoerders sloot in de gevangenis een deal met het Openbaar Ministerie voor een kortere straf en werd kroongetuige. Later bleek dat hij met bewijsmateriaal had geknoeid.
Doordat er niet genoeg werd overlegd, zijn misverstanden ontstaan over wat er precies is onderzocht toen de deal met de kroongetuige tot stand kwam. Daarnaast zijn de kennis, ervaring en expertise over kroongetuigetrajecten geconcentreerd bij enkele parketten. Ook was er te weinig ruimte voor reflectie en ontbrak de overkoepelende regie op de voortgang en inhoud van de zaak.
Een van de aanbevelingen van de commissie is om bij elk kroongetuigetraject een „regisseur” aan te stellen die „een consistente en effectieve uitvoering” van het traject kan waarborgen. Daarnaast moet er meer kennis en ervaring worden uitgewisseld met andere parketten.
Het College van procureurs-generaal neemt de aanbevelingen over. „Als OM zijn we altijd op zoek naar waar wij ons werk nog beter kunnen doen”, zegt Guus Schram, lid van het college. „Op deze manier blijven wij ons als organisatie doorontwikkelen.”