Van diskjockey tot godsdienstdocent
Hij groeide op in een reformatorisch gezin, maar raakte in de ban van het uitgaansleven en vooral de popmuziek. Totdat de Heere hem eruit haalde. Nu wijst hij als godsdienstdocent jongeren op de gevaren van wereldse muziek. Bart Bolier (26) uit Elspeet: „Met popmuziek zet je de deur wagenwijd open voor de duivel.”
Aan de keukentafel in zijn huis in Elspeet doet Bart Bolier zijn verhaal. Op de grond scharrelt een van zijn twee zoontjes, Abel van bijna twee.
Vooraf wil Bart iets gezegd hebben. „Hier zit geen bijzonder mens. Wel een bijzonder goddeloos mens. M’n levensverhaal is me tot schande. En daar ga je toch niet mee pronken? Neem zo’n melaatse in de Bijbel. Nadat zo iemand genezen is verklaard, gaat hij toch ook niet breed uitmeten hoe erg hij stonk en hoe groot de etterbuilen waren?”
Hij wijst op Abel. „Soms kan ik enorm opzien tegen de opvoeding van onze kinderen. Ik ben zo bang dat ze op mij lijken.”
Bart zit in een spannende tijd. Deze week werd hij tijdens de ledenvergadering van zijn kerk, de gereformeerde gemeente in Nederland in Elspeet, gekozen tot diaken. „Het was alsof ik een vloek in de kerk hoorde toen mijn naam werd afgelezen. Ik schaam me op zo’n moment zo verschrikkelijk voor wie ik ben en wie ik ben geweest. Ik had wel onder de bank willen kruipen.
Nog iets. Als ik terugkijk op m’n leven, ben ik geestelijk gezien een monster geweest. Maar de zonden die ik nu doe, vind ik veel erger dan die ik vroeger bedreef. Minder zonden doen, groter zondaar worden, zeggen ze dan heel treffend. Al zou ik nooit willen zeggen dat ik minder zonden doe. Sterker nog: je komt erachter dat niet alleen je zonden, maar zelfs je gérechtigheden een wegwerpelijk kleed zijn. Je gebed, je Bijbellezen: in Gods oog stinkend vuil!”
Bart (1982) groeit op in Elspeet. Het gezin van zes kinderen waaruit hij komt, typeert hij als een warm nest. „Er is veel onderlinge verbondenheid.” Voor de rol van zijn ouders is hij dankbaar. „Ze waarschuwden wel als we tegen Gods Woord ingingen, maar ze lieten ons als kind nooit vallen, hoe je levenswandel ook was.”
Al vroeg heeft Bart een hang naar de wereld. „Wanneer het precies begonnen is, weet ik niet. Maar al jong was ik op de hoogte van wat er speelde in de popmuziek. Nota bene: op de basisschool in Uddel, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, was het liedje ”Dromen zijn bedrog” van Marco Borsato een hit. Als we in elkaars klassenboekje schreven, gaf menigeen als popidool Borsato aan, hoewel we niet eens wisten wie het was.”
Als Bart naar de Fruytier gaat, zit hij midden in de pop. Op de fiets naar Apeldoorn luistert hij steevast naar deze muziek. „De Top 40 en cd’s met een selectie ervan. Ik herinner me ineens dat ik die muziek draaide op een walkman die van m’n oma was geweest. Zij beluisterde daar preken mee toen ze op haar sterfbed lag… Ontzettend!”
Bart gaat als hij een jaar of veertien is samen met zijn broer zelf muziek maken op de computer. „Een melodie, een beat eronder, samplen, remixen: daar moet je talent voor hebben. Mannen als Armin van Buuren of DJ Tiësto hebben dat. Zij zijn echt geen criminelen of duivelaanbidders. Nee, het zijn hoogopgeleide, nette mensen.”
De broers krijgen de smaak te pakken. „We had-den de ambitie door te breken in de popwereld. We specialiseerden ons in housemuziek, meestal zonder tekst. We maakten cd’s die we verspreidden onder vrienden in Elspeet. Op zeker moment zaten we zelfs op het niveau dat platenmaatschappijen ons benaderden.”
Eveneens op veertienjarige leeftijd leert Bart de Elspeetse kroeg vanbinnen kennen. „Op zaterdagavond, voor de gezelligheid. Drinken, babbelen, een drive-inshow, voetbal kijken. Ik was een echte Ajaxfan. Later gingen we ook naar het stadion in Amsterdam. En als Nederland in het WK werd uitgeschakeld, was ik helemaal kapot.”
Als Bart een jaar of zestien is, wordt in de kroeg zijn muzikaal talent opgemerkt. „Het begon met helpen opbouwen van de drive-inshow. Tot de vraag kwam: Wil je zelf een keer draaien? Al snel was ik de vaste diskjockey in Elspeet.”
En toen ging het van kwaad tot erger.
„Nee, ik ervoer het anders: het ging van leuk tot leuker. Ik had helemaal niet het gevoel dat ik het niet meer in de hand had. Voor de duidelijkheid: drugs speelden bij ons geen rol. Drank daarentegen volop, hoewel ik er niet van hield ladderzat thuis te komen. Ik had liever gezelligheid. En een vrouwenverslinder was ik ook niet, hoewel ik dingen gedaan heb die absoluut niet kunnen.”
En zondags zat je in de kerk?
„Elke zondag twee keer, meestal zonder morren. Ik had er een hekel aan ruzie te maken met m’n ouders. Ik geloofde ook wel. God bestaat, daarvan was ik overtuigd. Maar tegelijk leefde ik een leven dat haaks stond op de Bijbel.”
Hoe reageerden je ouders?
„Dat wij muziek zaten te maken op zolder, hadden ze denk ik niet zo door. Je wordt een ster in het camoufleren. Natuurlijk wisten ze op een gegeven moment wel dat ik naar de kroeg ging. Maar ik luisterde niet naar hun waarschuwingen.”
En op het dorp vroeg ook niemand waar je mee bezig was?
„Eigenlijk niet. Eén keer heb ik een anonieme brief gehad waarin ik werd gewaarschuwd. Ik had toen in de krant gezegd dat geloven en het uitgaansleven prima samen kunnen gaan. Die brief heb ik weggegooid.”
En je geweten?
„Dat sprak wel, zo nu en dan. Ik herinner me dat een meisje erg ziek in het ziekenhuis lag. Ze had heel veel spijt van haar vroegere leven. Toen m’n ouders erover begonnen dat mij dat ook zou kunnen overkomen, voelde ik dat ze gelijk hadden. Tegelijk dacht ik: Houd er maar over op. Iets anders: ik ging heel lang trouw naar catechisatie. Gewoon een uurtje zitten. Als ik daar m’n ouders een plezier mee doe… Toen ik een keer toch wegbleef en met m’n auto achteruit tegen een boom reed, wist ik: dat komt daardoor.”
In 2002 leert Bart in de kroeg een meisje kennen: Evelise. „In het huwelijksformulier staat dat God als met Zijn hand man en vrouw bij elkaar brengt. In de kroeg…”
Evelise woont ook in Elspeet, maar kerkt in de hervormde gemeente van Ermelo. Vanaf dat moment gaat het stel afwisselend in Elspeet en Ermelo naar de kerk. Intussen zet Bart z’n uitgaansleven gewoon voort.
Totdat hij in contact komt met een jongen die veel met het geloof bezig is. Als die jongen een keer in de kroeg geweest is, vraagt Bart hem aan het eind van de avond of hij het gezellig heeft gevonden. „God was hier niet”, antwoordt de jongen. „Dat raakte me even, hoewel ik gewoon doorging met platen draaien.”
Een poosje later, in 2004, wordt de jongen in Ermelo uitgezonden om voor een tijd op het schip de Doulos te werken. Bart en Evelise gaan naar de uitzenddienst. „Wat er allemaal gezegd is, weet ik niet meer. Maar één ding werd me duidelijk: ik dien de satan, terwijl de dienst van de Heere een veel betere dienst is. Ik was helemaal van de wereld. Ik was zo jaloers op mensen die God mochten dienen. M’n hart stond in brand.”
Bart beleeft naar eigen zeggen een evangelische periode. „Aanvankelijk ging ik nog naar de kroeg. Maar als ze vroegen of ik nog een biertje moest, zei ik: Nee, doe maar niet. Met drank op kan ik niet tot een heilig God bidden. Ik praatte over Gods heiligheid, terwijl ik er niets van begreep.”
Bart kan over niets anders meer praten dan het geloof. „Mensen zullen er moe van geworden zijn. Ik getuigde overal. Ik durfde zelfs te zeggen dat ik niet bang meer was om te sterven. Ik schreef gedichten. Er was alleen maar liefde in mijn hart.” Lachend: „Niet echt taal van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.” Serieus: „Ik geloof dat het een toeleidende weg is geweest.”
Bij Bart thuis reageerden ze gereserveerd. „Ze waren natuurlijk wel blij dat ik brak met m’n oude leven. Maar ik was zo evangelisch.” In het dorp bleef de verandering van Bart niet onopgemerkt. „Ik werd aangesproken door jongeren die ik uit de kroeg kende: Kom je niet meer? Ik legde dan uit waarom niet. Meestal zeiden ze: Oké, prima, jouw mening.”
Het duurt niet lang of Bart komt in de knoop met zichzelf. „Ik was een bezittend mens geworden. Ik was in één keer bekeerd. Ik kreeg moeite met de oppervlakkige manier van geloven bij velen om mij heen.”
Er vindt een tweede ommekeer plaats. „Ik was bekeerd van de kroeg naar de kerk. Maar dat is niet genoeg. Al gooi je al je popmuziek weg en keer je de kroeg de rug toe, het moet verder komen.”
Hij leest een boekje over het leven van ouderling Mulder uit Elspeet. „Dit is echt, zei ik tegen Evelise. Ik heb me bedrogen. Ik sta erbuiten. Die man was door recht verlost.”
Er breekt een moeilijke periode aan voor het stel. „We zijn een diepe weg gegaan. Maar ik ben dankbaar dat de Heere heeft gegeven dat we er samen uit zijn gekomen.” Als ze in 2006 trouwen besluiten ze zich samen aan te sluiten bij de gemeente waarin Bart is grootgebracht. „Ik wist: Hier moet ik zijn. Er was vanbinnen aansluiting op de preken die daar gelezen werden.”
Bart leest in het begin ontzettend veel. „Ik had zo weinig kennis. Ik zat, als ik vrij was, de hele dag Bijbel te lezen.”
Hoe is het nu?
„Er zijn momenten geweest waarvan ik mag zeggen: toen was het geloof in beoefening. Maar op andere momenten ervaar ik dat de schuld nog openstaat. Bij Brakel heb ik gelezen dat je nooit moet ontkennen wat je bezit, maar je ook niet moet toe-eigenen wat je niet bezit. Als de Heere overkomt, kan ik het voor mezelf geloven. Maar een volgend moment wordt alles weer bestreden en zegt de duivel dat het inbeelding en gevoel was. Ik heb wel geleerd dat je onder de prediking die ik nu mag beluisteren op een eerlijke manier zalig kunt worden.”
In november 2007, Bart heeft inmiddels een eigen bedrijfje als tuinarchitect, wordt de ex-diskjockey voor drieënhalve dag bij de Fruytier in Uddel aangenomen als godsdienstdocent. Een van zijn taken is de pre-examenklassen voor te lichten over de gevaren van popmuziek.
Hoe benader je de jongeren over popmuziek?
„Ik zeg altijd twee dingen. Het eerste: ga niet af op je gevoel. Je kunt het luisteren naar popmuziek niet goedpraten omdat het goed voelt. Het tweede: draai de zaken niet om. Nogal eens kom ik de gedachte tegen, vooral in de rechterflank van de gereformeerde gezindte, dat als God iemand bekeert, hij vanzelf zal stoppen met popmuziek. Daar ga ik radicaal tegenin. Je moet bréken met de zonde.”
Popmuziek staat op één lijn met zonde?
„Ja. Ik stel altijd heel zwart-wit richting jongeren: je moet er goed rekening mee houden welke mogelijkheden je de duivel geeft door deze muziek te draaien. Eigenlijk zet je de deur wagenwijd voor hem open en zeg je: Hartelijk welkom. Ik denk dat we in onze kring de realiteit van de duivel enorm onderschatten. Hij kan komen in een Marco Borsatopak, maar ook in een zwart pak. Het maakt hem niet uit.”
Er zijn geen onschuldige popliedjes?
„Er lijkt een groot grijs gebied te zijn van onschuldige popmuziek die niet zo veel kwaad kan. Maar je moet je afvragen: wie wordt ermee gediend? God of de satan? Als Marco Borsato in een stadion een concert geeft, wie zou daar dan blij mee zijn: de Heere of de duivel? Als je het zo benadert, verdwijnt het onschuldige karakter van deze muziek.”
Veel jongeren zeggen meer aangesproken te worden door een zanger als Marco Borsato dan door de dominee.
„Dat is heel erg. Maar er zit ook een andere kant aan. Predikanten, ambtsdragers, ouders, docenten, we moeten ons de vraag stellen: Komt dat misschien door mij? Spreek ik de taal van de jeugd?”
Hoe doe je dat zelf in de klas?
„Ik probeer jongeren heel direct te benaderen. Als ze het op maandagmorgen hebben over het feestje waar ze vrijdagavond zijn geweest, kun je een preek houden over hoe slecht zulke feestjes zijn. Ik kies liever voor een confronterende benadering: Hoe zou het geweest zijn als je vrijdagavond voor Gods rechterstoel had moeten verschijnen? Dat werkt vaak beter, en iedereen beseft wat er bedoeld wordt. We moeten niet om de zaken heen draaien.”
Welke muziek luister je zelf nog?
„Ik luister niet vaak meer naar muziek. Stilte is voor mij heel belangrijk geworden. En stilte kun je ook verdringen door mannenkoormuziek. Maar als ik luister, zijn het vooral psalmen. Dat klinkt saai hè?”
Is je muzieksmaak veranderd na je omkeer?
„Als ik in de winkelstraat loop en muziek van Armin van Buuren of DJ Tiësto hoor, moet ik m’n best doen het niet mooi te vinden. Dan denk ik: Knap zeg, had ik kunnen maken. Maar ik wíl het niet meer mooi vinden, vanwege de inhoud en de achtergrond ervan. De andere kant is: als je een psalm een keer van harte mag meezingen, wordt-ie je ontzettend dierbaar.”
Je prijst jongeren alleen de psalmen aan?
„Uiteraard is er meer mogelijk dan alleen de psalmen. Denk maar aan de instrumenten uit Psalm 150. Ik zou wensen dat er mensen waren die liederen maakten die én Bijbels zuiver zijn én in de taal van vandaag. Zoals Jacob Groenewegen en Jodocus van Lodenstein vroeger in eigen taal de Bijbel naspraken. Dat worden de beste liederen: als muzikale gaven samengaan met genade. Ik heb die gave zelf niet.”
Als je terugblikt op je gang van diskjockey tot godsdienstdocent, wat komt er dan boven?
„Een gevoel van grote verwondering en onwaardigheid. Ik loop wel eens door de gangen van de Fruytier met de gedachte: Dat ík hier mag lopen! Dat is nooit te begrijpen!”
Dit is het vierde deel in een serie. Lees meer artikelen in het dossier 'Jongeren en popmuziek'.