Wetenschap 19 oktober 1999

Zie ook: Drie plakken cake

Bedrijfsleven stelt ambitieus plan op voor zelfregulering

Een bijsluiter bij elke internetpagina

Door S. M. de Bruijn
Rond de 800 miljoen pagina's telt internet; een stapel A4'tjes van 80 kilometer hoog. Naar schatting is 5 tot 10 procent daarvan van bedenkelijk allooi. De bezem erdoor halen, lijkt onbegonnen werk. Van de overheid valt op dit gebied weinig te verwachten, maar een nieuw initiatief uit de internetindustrie zou soelaas kunnen bieden. Zelfregulering is het sleutelwoord.

Sekssites op internet worden steeds opdringeriger. Een maand geleden heeft de Amerikaanse Federal Trade Commission (een soort staatsconsumentenbond) een Australisch bedrijf een dwangbevel opgelegd. Het bedrijf, met de cryptische naam W.T.F.R.C., had zich schuldig gemaakt aan het 'gijzelen' van internetters en het ongewild blootstellen aan een sekssite.

De gijzelaars gingen heel ingenieus te werk. De medewerkers kopieerden 25 miljoen doorsnee internetpagina's, voegden daar een speciaal programmaatje aan toe en plaatsten ze terug op het net. Zodra een gebruiker via een zoekmachine –met heel gewone opdrachten als ”nieuws over Kosovo” of ”trouwdiensten”– op deze 'gekloonde' pagina terechtkwam, werd hij direct doorgesluisd naar een pornopagina. Een ander truc, de zogenaamde muizenval, verhindert daarna dat de gebruiker de pagina afsluit of verlaat: de daarvoor benodigde knoppen werken niet meer. De enige oplossing is het afsluiten van de computer. Inmiddels zijn de activiteiten van het bedrijf gestopt.

Anarchie
Dit brutale voorbeeld is een van de weinige gevallen waarin een overheid actie heeft ondernomen tegen ongewenste internetsites. Er moet blijkbaar heel wat aan de hand zijn, het 'gijzelen' van internetters of het maken van kinderporno, eer de overheid ingrijpt. Zo hoort dat ook, vindt ir. Wim Dik, bestuursvoorzitter van KPN. Op een wereldtop over telecommunicatie in Genève, vorige week, zei hij dat de controle van internet beperkt moet blijven tot puur technische kwesties. „Internet is een vorm van anarchie, en mede daardoor is het aantrekkelijk. Iedereen kan doen wat hij wil – en dat moet zo blijven. Als er al regulering nodig is, dan moet de centrale vraag zijn: Hoe kunnen we internet zo vrij mogelijk houden?” De vrijheid van meningsuiting lijkt heilig bij Dik.

Op dezelfde bijeenkomst, georganiseerd door de dochterorganisatie ITU van de Verenigde Naties, waren ook minder liberale standpunten te horen. De Iraanse minister van Telecommunicatie, dr. Mohammad-Reza Aref, schetste in wat wollig taalgebruik de keerzijde van de moderne ontwikkelingen. „We zien steeds meer voorbeelden van geweld en misdaad die terug te voeren zijn tot de cyberspace. Niemand kan er voorstander van zijn dat dat technologische wonder misbruikt wordt om godslastering, geweld, porno, racisme en vreemdelingenhaat te bevorderen. Tegelijkertijd is het bijzonder ongewenst om de groei van dit medium tegen te gaan. We moeten dus zoeken naar een oplossing die recht doet aan beide.” Overheden moeten daar ook een duidelijke bijdrage aan kunnen leveren, als het aan Iran ligt.

Sigapore
De minister van het regime dat vrijheid niet zo hoog in het vaandel heeft staan, vond weinig medestanders in Genève. Iedereen is er langzamerhand van overtuigd dat de overheid weinig in de melk te brokkelen heeft als het om internet gaat. Grote bedrijven maken de dienst uit. Ze bedenken nieuwe technieken of toepassingen, en die zijn al lang op de Amerikaanse of Japanse markt voordat logge internationale organisaties als de ITU daar goede afspraken over gemaakt hebben.

Zo heeft ook de regering van Singapore bakzeil gehaald. In 1996 startte de Singapore Broadcasting Authority (SBA) een poging om de elektronische snelweg schoon te vegen, en stelde een lijst op met honderd verboden pornosites. Vorige maand was een van de SBA-directeuren, mevrouw Ling Pek Ling, in München op een bijeenkomst over het filteren van internetpagina's. Ze gaf toe dat de poging mislukt is. „Internet kent geen grenzen. We wilden graag doorgaan vanuit onze bezorgdheid voor de Singaporese samenleving, maar niet zodanig dat de groei van de industrie erdoor wordt afgeremd.” Het verbod op de honderd sites geldt nog steeds, maar is nu symbolisch bedoeld. Ling: „We controleren de lijst regelmatig, maar beseffen wel dat het onmogelijk is om alles tegen te houden.”

Bijsluiter
Nu de overheid heeft gefaald, roept de Singaporese omroeporganisatie de plaatselijke industrie op tot zelfregulering. Daarvoor moeten ze hun internetpagina's voortaan voorzien van een 'bijsluiter', een beschrijving die de inhoud van de pagina's weergeeft. Mevrouw Ling was om die reden in München, op een bijeenkomst waar een reeks grote bedrijven als Microsoft, IBM America Online Europe, Cable & Wireless, UUNet, Demon Internet en British Telecom samen met de Bertelsmann Foundation –een denktank van het grote Duitse mediabedrijf Bertelsmann– grondig nadacht over filtertechnieken.

De meeste bedrijven wezen in het verleden filtering af, maar raken er steeds meer van overtuigd dat er een grote markt voor is. Tegelijkertijd beseffen ze dat alleen een gezamenlijke aanpak succesvol kan zijn. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen, verenigden ze zich in de Internet Content Rating Association (ICRA). Het is voor het eerst dat zo veel grote bedrijven serieus overwegen internet te gaan filteren. Halverwege volgend jaar moet het nieuwe systeem van start gaan.

Etiketteringsplicht
Helemaal nieuw is het filtersysteem niet, want iedere internetter heeft de bouwstenen al in zijn pc zitten. De bekende browsers Microsoft Internet Explorer en Netscape Communicator, de programma's om over internet te surfen, bevatten al een ingenieus filter. Niemand gebruikt het echter, omdat het amper bekend is: noch bij de internetters, noch bij de aanbieders van informatie.

Het systeem heet RSACi en bestaat grofweg uit een 'etiketteringsplicht' voor de aanbieders van een website en een door de gebruiker in te stellen 'zeef' die de bijsluiters van elke pagina eerst leest en beoordeelt of ze geschikt zijn voor jeugdige ogen (zie ”Drie plakken cake”).

„Het is juist belangrijk dat de internetindustrie zelf de leiding neemt bij het beschermen van zowel kinderen als de vrijheid van meningsuiting”, zei John Patrick, de IBM-directeur die zich met internettechnologie bezighoudt, vorige week in Genève. Deze aanpak geeft ouders de mogelijkheid om zelf te bepalen wat ze hun kinderen willen laten zien. Dat is belangrijk, want het is de enige manier om het systeem wereldwijd geaccepteerd te krijgen.”

Creditcard
Patrick ziet dat de belangstelling voor filtering de laatste tijd sterk toeneemt en hij is optimistisch. „Bovendien, het is de enige manier. De overheid kan niet dwingen, niets doen kan ook niet, dus alleen de industrie is ertoe in staat.”

De directeur verwacht niet dat aanbieders van bijvoorbeeld sekssites expres een verkeerd 'etiket' op hun site plakken. „Dat gebeurt niet. Wie zo'n smerige site exploiteert, heeft geen belang bij het aantrekken van kinderen. Ze willen alleen maar creditcardnummers zien, dus het is juist in hun voordeel om precies op hun etiket te melden wat ze bieden. Dan trekken ze de juiste klanten.”

Om het systeem kracht bij te zetten, kunnen zoekmachines en providers –de schakels tussen de makers van de website en de internetter– besluiten om alleen geëtiketteerde pagina's door te geven. Daarom is het belangrijk dat zo veel mogelijk bedrijven met het ICRA-project meedoen. Dan móéten aanbieders van informatie wel etiketteren, anders bezinkt hun website op de bodem van internet en is die door niemand meer te vinden. Vertegenwoordigers van grote sekssites zien de labelplicht ook wel zitten, omdat die hun concurrentiepositie verstevigt ten opzichte van de amateurs.

Behalve het etiketteren door de aanbieders zelf, is er de mogelijkheid om sites via speciale labelbureaus te laten classificeren. Het World Wide Web Consortium (W3C), dat standaarden voor internet vaststelt, heeft daarvoor een gedetailleerd protocol bedacht. „Ik verwacht dat er veel van die bureaus ontstaan, er zijn al een paar proeven mee geweest. Hoogstwaarschijnlijk wordt het een gratis service, die door vrijwilligers wordt uitgevoerd,” zegt Patrick van IBM.

Mein Kampf
Ook de Deense hoogleraar internationale communicatie Wolfgang Kleinwächter is optimistisch, al vermoedt hij dat het een kwestie van lange adem wordt. Terugblikkend op München: „Verwacht niets van de overheid. Toen de Duitse minister van Binnenlandse Zaken zei dat we snel iets moesten regelen, deden die jongens van de grote bedrijven hun armen over elkaar. Zo van: wie maakt ons wat. Toch zal de industrie wel moeten. Het Duitse mediabedrijf Bertelsmann zit zelf in een lastig parket: in Duitsland is Hitlers Mein Kampf verboden, maar de Amerikaanse Bertelsmann-dochter Barnles and Noble levert het via internet. Bovendien beseffen de bedrijven dat er maar één manier is om de grote massa als markt te behouden: zorgen voor een gezinsvriendelijk product. De klant is koning.”