Wetenschap 5 oktober 1999

Zie ook: Vogels op radar

Ondanks harde wind tellen vogelaars tienduizenden trekvogels

Een lint van kijkers en telescopen

Door A. de Jong
„Kijk daar, witte kwikstaarten. Het zijn er tien, nee: elf.” De vier vogelaars die zich zaterdag 2 oktober om kwart over zeven 's morgens geïnstalleerd hebben op een plekje bij de Ankeveense Plassen, kunnen hun eerste trekvogels noteren. Een uur geleden vertrokken de vier uit hun woonplaats Zeewolde om deel te kunnen nemen aan een door Vogelbescherming Nederland georganiseerde ”megatrekvogeltelling”.

Zo'n driehonderd vogelaars uit het hele land deden mee aan het evenement. Ze waren door Vogelbescherming Nederland keurig verdeeld over ruim zestig telposten, alle gelegen op de tellijn Zandvoort-Winterswijk: een langgerekt lint van verrekijkers en telescopen, die proberen elke langsvliegende trekvogel te registreren. De telposten liggen gemiddeld zo'n 3 kilometer uit elkaar.

Slaaptrek
Om half acht vliegt een wolk spreeuwen uit het riet op. De vrienden uit Zeewolde noteren niets. „Dat is typisch een geval van zogenaamde slaaptrek”, legt een van hen uit. „De vogels verzamelen zich 's avonds op hun vaste slaapplaatsen in het riet. 's Morgens trekken ze weer massaal de polder in om voedsel te gaan zoeken. De kans is groot dat we ze vanavond zien terugkomen.”

Het zich in groepen verzamelen van spreeuwen staat overigens niet geheel los van de trek. Leven spreeuwen in de zomer in gezinsverband, in het najaar sluiten ze zich aaneen tot steeds groter wordende groepen, tot het moment daar is dat ze gezamenlijk naar Zuid-Engeland of Noordwest-Frankrijk afreizen. Aan het eind van megatrekvogeltelling, zaterdagavond om kwart voor acht, blijkt de spreeuw met ruim 42.000 getelde exemplaren royaal boven aan de lijst te prijken. Nummer twee, de kievit, komt met zo'n 6000 exemplaren pas ver daarna.

Ook bij de landelijke trekvogeltelling van tien jaar geleden (8 oktober 1989) kwam de spreeuw als nummer één uit de bus. Toen werden van deze brutale vogelsoort zo'n 270.000 exemplaren geteld. In dat jaar stond de kokmeeuw met 44.000 exemplaren op de tweede plaats, de kievit met 21.000 vogels op de derde.

Redelijk weer
Dat er dit jaar veel en veel minder trekvogels geteld zijn dan tien jaar geleden is verklaarbaar. Niet alleen was het aantal telposten in 1989 het drievoudige van afgelopen zaterdag, maar ook waren op die dag de weersomstandigheden optimaal.

Goed weer om trekvogels te zien, is wat in het dagelijks spraakgebruik „redelijk weer” heet. Is het zonnig en te stil, dan vliegen en zweven de vogels op grote hoogte over zonder dat één vogelaar ze kan waarnemen. Is het ruw en regenachtig weer, dan blijven veel vogels aan de grond. 8 oktober 1989 was een dag met ideaal tussendoorweer. 2 oktober 1999 daarentegen was een dag met fikse wind en flink wat regen.

Vooral de regenbuien drukten het aantal waarnemingen. Een flink windje uit de voor vogels verkeerde, dus zuidwestelijke richting is op zich niet ongunstig. Het zorgt ervoor dat vogels laag bij de grond trekken, omdat de wind daar altijd geremd wordt door wrijving met het landschap. Dat is een van de oorzaken waardoor er zaterdag weliswaar niet gigantisch veel, maar toch nog heel wat vogels werden waargenomen.

Kiekendieven
Van sommige soorten zagen de vogelaars er zelfs beduidend meer dan tien jaar geleden. Zo werden er in 1989 slechts twaalf bruine kiekendieven gesignaleerd, tegen 165 dit jaar. De roofvogels, die broeden in uitgestrekte rietmoerassen zoals de Oostvaardersplassen, de Weerribben en het Lauwersmeergebied, werden over het hele lint van Zandvoort tot Winterswijk waargenomen. Ook de ruim 3000 boerenzwaluwen die dit jaar geteld werden, komen ruim boven de score van tien jaar geleden (2000) uit. Hetzelfde geldt voor de huiszwaluw: 548 nu, 266 in 1989.

Een verklaring voor dit feit is volgens Vogelbescherming de lange nazomer, waardoor veel vogels langer dan normaal in ons land bleven. Andere opmerkelijke waarnemingen betroffen een drietal visarenden, een slechtvalk en een ortolaan.

De megatrekvogeltelling heeft een zekere wetenschappelijke pretentie. Het komt immers maar heel zelden voor dat dwars over Nederland een lint van vogelaars staat opgesteld die elk kwartier nauwkeurig bijhouden welke trekvogels er langsvliegen. „Juist dat gezamenlijk tellen geeft een meerwaarde aan het project”, vindt Cornelie van der Hoop van Vogelbescherming Nederland.

Beperkt
Tegelijkertijd, zo geeft zij toe, is de wetenschappelijke betekenis van het tellen beperkt. De meeste trekvogels vliegen 's nachts en onttrekken zich dus aan dit project. Vooral bij mooi, rustig weer trekken veel vogels op honderden meters hoogte voorbij; ook die worden niet gezien. Ten slotte: wat betekent één dag tellen als je beseft dat de vogeltrek al eind juli begint en doorgaat tot in december?

Vaker zo'n dag organiseren? Dat zou „prachtig” zijn, meent Van der Hoop, „maar het is voorlopig onhaalbaar. Het op de been brengen van zo veel vrijwilligers vergt een organisatorische inspanning die je je maar af en toe kunt veroorloven. Bovendien zijn vandaag in ons hoofdkantoor in Zeist tientallen medewerkers van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in touw om de mensen in het veld via hun GSM op te bellen, om vervolgens de informatie in de computer in te voeren. Dat is voor een keer leuk, zoals dit jaar, nu Vogelbescherming Nederland honderd jaar bestaat, maar het kan niet te vaak georganiseerd worden.”

Evenement
De megatrekvogeldag is dan ook vooral een evenement dat de Nederlandse burger stil moet zetten bij een van de wonderlijkste verschijnselen die de Schepper in de natuur heeft gelegd. Wat brengt vogels ertoe om duizenden kilometers van de plaats waar hun 'wieg' stond de winter door te brengen? Hoe weten ze wanneer het tijd wordt naar het zuiden of juist weer naar het noorden te vertrekken? Hoe sterk moet de trekdrang van een oeverzwaluw wel niet zijn als hij zijn (meestal tweede of derde) nest, compleet met hongerige jongen, in de steek laat om subiet naar het zuiden af te reizen? Hoe krijgt een rosse grutto het voor elkaar om, nadat hij zich in de Waddenzee heeft volgegeten, in één ruk door te vliegen naar Mauritanië, een reis van drie volle dagen? Hoe vinden vogels, zonder landkaarten en wegwijzers, hun weg? Vragen waarop de wetenschap veelal slechts een begin van een antwoord heeft.

Het televenement van afgelopen zaterdag dient vooral ook het besef levend te houden dat vogels het waard zijn om beschermd te worden. Juist daarom is het van zo veel betekenis dat het hier ging om een internationale vogelteldag. Niet alleen in Nederland, maar ook in Noorwegen, Moldavië, Zwitserland en Marokko –om maar enkele van de honderd landen te noemen– werden op 2 oktober 1999 vogels geteld.

Neergeknald
Is het in Nederland inmiddels een vanzelfsprekende zaak geworden dat vogels niet gevangen of gedood mogen worden zonder dat daarvoor dringende redenen bestaan, in andere landen, met name Zuid-Europese en Afrikaanse, is dat besef nog onvoldoende doorgedrongen. Zo werden er de afgelopen decennia in Italië jaarlijks zo'n 200 miljoen (trek)vogels gedood: neergeknald met het geweer of gevangen met netten en lijmstokken. Zangvogels zijn er een delicatesse; ze worden in restaurants geserveerd en in winkels in potten verkocht, zoals in Nederland rolmopsen in zoetzuur.

Of de acties helpen zullen om de vogelvervolging in Zuid-Europa te stoppen? Het veranderen van een mentaliteit is altijd een proces van lange adem. De internationale megatrekvogeldag heeft in elk geval dit meetbare resultaat: de Japanse PTT heeft per waargenomen vogelsoort 10 dollar uitgeloofd om ergens in de wereld een vogelbeschermingsproject uit te voeren.