Vogels op radarDoor A. de Jong Op 15 juli 1996 crashte in Eindhoven een Hercules. Oorzaak: vogels in de motoren. Het voorval onderstreept het belang dat de Nederlandse luchtvaart heeft bij onderzoek naar het vlieggedrag van vogels, in het bijzonder trekvogels. Dat onderzoek is het dagelijks werk van drs. L. S. Buurma. De bioloog is sinds 1975 in dienst bij de Koninklijke Luchtmacht. Als Buurma negatief adviseert, mag een F-16 niet vertrekken, of hij nu hoog of laag vliegt. Collega-ornithologen zijn soms jaloers op Luit Buurma. Doordat de wetenschapper al jarenlang gebruik mag en moet maken van luchtmachtradarsystemen, hebben zijn medewerkers en hij een schat aan informatie kunnen verzamelen over een van de wonderlijkste verschijnselen in de natuur: het trekgedrag van vogels. Hoofdreden waarom de luchtmacht Buurma (51) destijds heeft aangetrokken, is de veiligheid van het luchtverkeer. Vooral in de trektijd is de wetenschapper onmisbaar vanwege zijn dagelijkse, soms van uur tot uur aangepaste vogelgevaarwaarschuwingen. Buurma: Hoe meer je weet over het trekgedrag van vogels en hoe beter je kunt voorspellen wanneer er weer een golf trekvogels komt, des te beter kan de luchtmacht haar oefenvluchten plannen, zodat er zo min mogelijk vlieguren verloren gaan. Ondertussen dient het werk van de ornitholoog nog een ander doel: het vermeerderen van de wetenschappelijke kennis over vogeltrek. Via pc en modem staan Buurma en zijn sectie natuurbeheer en ecologisch beheer in Den Haag in verbinding met diverse radarsystemen, waaronder één vlak achter de Friese Waddenkust. Daarop is onder meer te zien hoeveel vogels er het afgelopen uur in de lucht waren en welke kant ze opvlogen. Buurma: Deze manier van waarnemen heeft één groot nadeel: je kunt niet zien om welke soort het gaat. Het kunnen net zo goed spreeuwen zijn als ganzen. Maar de voordelen zijn ook groot. Op het radarscherm kun je op 150 kilometer afstand nog vogels 'zien'. Je kunt de vogels tot op grote hoogten waarnemen. Je hebt dus een geweldig bereik. Bovendien ben je permanent aan het waarnemen, zowel overdag als 's nachts. Dat alles bij elkaar geeft een meerwaarde boven gewone trekwaarnemingen in het veld. Als iemand een dag lang op een plekje op de Utrechtse heuvelrug zit, ziet hij maar een miniem deeltje van de totale trek. Ik zie ook niet alles, maar wel beduidend meer. En bovenal: anders. Buurma toont een radarbeeld van dinsdag 28 september. Op het scherm zijn de Waddeneilanden stuk voor stuk waar te nemen. In dit beeld zie je iets merkwaardigs. Hoewel het midden in de trektijd is en de normale trekrichting zuidwestelijk is, zie je de vogels massaal naar het zuidoosten vliegen. Waarom ze dat doen? Jaaa, dat is een boeiende vraag. Waarnemen is één, verklaren is twee. Toch heeft de uit Groningen afkomstige ornitholoog wel een hypothese voor het gedrag van de trekvogels. Er zijn allerlei redenen waarom vogels niet regelrecht op hun bestemming afvliegen. Eén ervan is de windrichting. Als ze met tegenwind te kampen hebben, zullen ze vergelijkbaar met een zeilboot in grote zigzag bewegingen gaan vliegen om zo min mogelijk energie te verliezen. Hoe oriënteren vogels zich als ze zich op grote hoogte van noord naar zuid of omgekeerd verplaatsen? Hoe weten ze of ze bij al dat zigzaggen uiteindelijk de goede koers aanhouden? Volgens Buurma hebben de dieren diverse 'hulpmiddelen'. Zodra ze meer dan 100 meter boven de aarde zijn, zien ze veelal af van houvast zoeken aan het landschap. Dan oriënteren ze zich met behulp van de zon en 's nachts met behulp van de sterren. Verder speelt het magnetisch veld bij vogeltrek een belangrijke rol. Een indrukwekkend aspect van het verschijnsel vogeltrek is de onderlinge samenwerking en communicatie van dieren. Op een dag als vorige week dinsdag vliegen alle, maar dan ook alle trekvogels boven zee in zuidoostelijke richting. Buurma: Zodra trekvogels in hogere luchtlagen komen, ontstaat er een set van spelregels dat niet alleen individu- maar ook soortoverstijgend is. Dat is een van de fascinerendste dingen van vogeltrek: duizenden en duizenden spreeuwen, allemaal individuen met een eigen geschiedenis, voegen zich op zeker moment bijeen en gaan nauw samenwerken. Een van de manieren waarop vogels elkaar vasthouden, ook 's nachts, is door het maken van geluid. Vogels die bij dag trekken, zoals de meeste roofvogels doen, kunnen ook hun ogen gebruiken. Ooit heb ik met een zweefvliegtuig een groep van zo'n 2000 wespendieven gevolgd die van Noord-Israël richting Egypte vloog. Die vogels verplaatsten zich door zich eerst op een thermiekbel, warme lucht, naar boven te laten drijven, om vervolgens in lange glijvlucht vele kilometers af te leggen alvorens opnieuw in een thermiekbel op te stijgen. Het vinden van zo'n bel warme lucht is niet gemakkelijk. Zodra een wespendief er één gevonden heeft, volgen zijn soortgenoten hem dus na. Zo ontstaat een lange sliert van roofvogels die elkaar helpen verder te komen. Buurma, die ooit actief lid was van de Christelijke Jeugdbond van Natuurvrienden (CJN) en een wetenschappelijke studie aan de Vrije Universiteit achter de rug heeft, wil uit het fenomeen vogeltrek geen conclusies trekken over het bestaan van een Almachtige Schepper. Wel ziet hij in de onderlinge samenwerking van vogels een prachtige metafoor. Migration birds know no boundaries, valt te lezen op de tas die Buurma uit Israël meenam. Het is een heel bijzondere ervaring om op een congres te zijn waar Turkse, Israëlische, Amerikaanse en Jordaanse luchtmachtofficieren samen praten over het verschijnsel vogeltrek. Sámen, begrijp je. Dat is ook de waarde van een dag als afgelopen zaterdag. |