Wetenschap | 10 augustus 1999 |
Blaise Pascal en de zakjapannerDoor W. G. Hulsman De Pascaline wordt uit de nood geboren. Blaises vader is een hoge belastingambtenaar van goeden huize en al dat getel en gereken kost hem veel te veel tijd. Zoon Blaise is een slimme jongen en puzzelt vanaf 1642 net zo lang tot hij een rekenmachine heeft. Drie jaar later staat de Pascaline er. Het apparaat heeft veel weg van een mechanische telmachine uit de jaren veertig van deze eeuw. Toch is Pascal net de twintig gepasseerd niet de allereerste met zijn vinding. De Thübinger Schickard moet in 1624 al iets vergelijkbaars hebben gebouwd. Blaise Pascal op 19 juni 1623 geboren groeit op in het Franse Clermont. Later woont de familie in Parijs en vanaf 1639 in Rouen. Vader Etienne laat zijn begaafde zoon niet naar school gaan; eigen onderwijs is veel beter, vindt hij. Tot zijn vijftiende mag Blaise niets aan wiskunde doen van zijn vader, maar dat werkt averechts: zijn begaafde zoon wordt juist gepakt door de geometrie. Hij speelt niet meer, maar rekent. Al vanaf zijn twaalfde jaar doet hij tal van wiskundige vondsten. Zo ontdekt hij zonder hulp dat de som van de hoeken van een driehoek gelijk is aan 180 graden. Al vanaf zijn veertiende gaat Blaise mee naar bijeenkomsten van de grote wetenschapper Mersenne. In 1646 breekt vader Etienne zijn been. Erg, maar niet bijzonder. Toch brengt het een verandering in Pascals leven teweeg. Vader krijgt een uitstekende verzorging van een jansenist, een aanhanger van een stroming binnen de Roomse Kerk die in de lijn van Augustinus staat. Blaise besteedt vanaf dat moment veel tijd aan zijn geestelijk leven. In hetzelfde jaar start Pascal zijn experimenten met atmosferische druk en concludeert al snel dat een ruimte vacuüm kan zijn. Veel collega's smalen om die gedachte. Descartes, die van de conclusie hoort, schrijft aan Huygens: Pascal heeft te veel vacuüm in zijn hoofd. Maar Pascal gaat door en ontdekt dat de luchtdruk op grote hoogte lager is en redeneert: Dan moet er boven de aarde een luchtledig zijn. Hij krijgt gelijk. Vanaf 1653 legt Pascal zich toe op de wis- en natuurkunde. De ruimtemeetkunde houdt zijn bijzondere interesse. Veel tijd steekt Pascal in het rekenen aan driehoeken, aan de kansberekeningstheorieën en zijn wetten voor de hydrostatica. Pascal inmiddels een van de grootste wiskundigen van Frankrijk slaagt daarin ondanks zijn zwakke gestel. IJdele gedachten Tevens ontstaan zijn Pensées, gedachten, waarin vooral het Sola Fide en Sola Gratia doorklinkt. Zijn bekendste rationele 'gedachte' is: Als God niet bestaat, zal iemand niets verliezen door in Hem te geloven, terwijl als Hij wel bestaat, iemand alles verliest door niet in Hem te geloven. Pascals laatste publicatie gaat over de cycloïde, de lijn die een stip op een rollende cirkel volgt. Daarna lijkt hij geen trek meer te hebben in deze vermoeiing des geestes. Hij zet zich in voor de armen en brengt een groot deel van zijn tijd door in de Parijse kerken. Op 39-jarige leeftijd overlijdt het genie na hevige pijnen, veroorzaakt door een kwaardaardig gezwel dat van zijn bovenlichaam naar zijn hersenen trekt. |
Het bijna voorbije millennium zit vol lumineuze ideeën. Een reeks van honderd artikelen belicht wetenschappelijke, medische en technische doorbraken en het gedachtegoed van belangrijke wetenschappers.
Zie ook: Serie uitvindingen |