Wetenschap22 juni 1999

Commentaar

Eurofighter en Gripen concurreren met defensie-industrie VS

Vijanden van JSF

Door J. Reijnoudt
„Onder aan de ladder start je de hulpmotor. Klim naar boven, druk op de knop voor de hoofdmotoren en ga ondertussen zitten. Fasten your seatbelts, doe je gordels om, laat je dak zakken, zet de motoren op stationair en je bent klaar voor de start. Als je wilt, vlieg je de hele missie op de automatische piloot.” Zo eenvoudig is het om met het Europese gevechtsvliegtuig Eurofighter Typhoon weg te vliegen, zegt de testpiloot.

Vlieger Craig Penrice van de Eurofighter Typhoon zit in de cockpit en zegt: „Brandstof.” Vrijwel op hetzelfde moment verschijnt op een van de schermen voor hem de hoeveelheid nog beschikbare kerosine. „Radio 2”, dicteert Penrice, en onmiddellijk komt de frequentie van radio 2 in beeld en klinkt een stem van de andere kant in de cockpit. „Mondeling commando's zijn standaard in ons toestel”, zegt de testvlieger. „Alles wat we met een druk op de knop kunnen doen, is ook simpel te dicteren. Als je in een complexe vlucht zit, kan dat van levensbelang zijn. Je concentreert je op een manoeuvre en ondertussen kun je simpel met spraak een aantal andere dingen controleren.”

Ondertussen staan op een tweede scherm vier vijandige toestellen in de buurt. Penrice geeft de automatische piloot opdracht de juiste koers te kiezen. „Ik hoef zelf niet uit te maken waar de gevaarlijkste tegenstander is. De boordcomputer maakt de selectie, kiest de juiste koers en geeft ook aan welk type wapen het best kan worden afgevuurd.” Dat moet de vlieger dan wel met de hand doen. Een simpel commando ”vuur”, dat werkt niet. Veiligheid voor alles.

„Gevechtsvliegers dromen van zo'n toestel”, weet Penrice. „Ik heb nog nooit een collega gezien die niet bij de eerste aanblik van deze cockpit versteld stond. Iedere vliegtuigbouwer maakt natuurlijk tegenwoordig wat moois, maar deze cockpit is helemaal ontworpen op grond van onze wensen. Dat maakt de Eurofighter Typhoon voor gevechtsvliegers een bijzondere jager.”

Van de Eurofighter vliegen nu zeven toestellen. Ze zijn gezamenlijk eigendom van Duitsland, Engeland, Italië en Spanje. Die landen besloten midden jaren '80 samen een Europees gevechtsvliegtuig te bouwen. Na een slechte start –twee jaar geleden smeekten de vakbonden op de Parijse luchtvaartbeurs Le Bourget om orders– doet de combinatie nu goede zaken. De deelnemende landen hebben er samen 628 besteld en er is zicht op 400 exportorders. „Ook Nederland heeft ons officieel om informatie gevraagd in verband met de opvolging van zijn F-16”, aldus Mike Rudd, een van de directeuren van de Engelse poot, British Aerospace, vorige week op Le Bourget. De tweejaarlijkse Parijse luchtvaartbeurs is zowel voor civiele als militaire vliegtuigproducenten een toplocatie. Le Bourget is altijd goed voor miljardenorders.

Succesverhaal
Testvliegers van andere fabrikanten vertellen daar allemaal hun succesverhaal. „Jullie willen een met goud bedekt toestel. Dat kreeg ik voortdurend te horen toen ik begin jaren '90 vasthield aan onze wensen”, zo zegt testpiloot Berndt Weimer van de Zweedse vliegtuigbouwer Saab. „Daardoor hebben we nu een toestel dat in alle opzichten voldoet aan de eisen die voor toekomstige gevechtsvliegtuigen gelden.” Saab bouwt dat sinds kort met British Aerospace, het Engelse concern dat ook een belang heeft in de Eurofighter.

Gripen is de Zweedse naam voor een mythologische figuur die zowel leeuw als vogel is. Een van de gouden eisen is de mogelijkheid om in formatie te vliegen en daarbij in een gevechtssituatie bijna alles van elkaar te weten. „Bijvoorbeeld welke wapens mijn collega nog aan boord heeft en over hoeveel brandstof hij nog beschikt. Dat soort gegevens kan ik in formatie van drie andere toestellen krijgen, en drie collega's kunnen dat van mij opvragen. Dat garandeert optimale samenwerking.”

Weimer vindt de berichtenservice ook een sterk punt van de Gripen-cockpit. „Grondstations, andere toestellen in je omgeving en Awacs-vliegtuigen kunnen je voortdurend voorzien van informatie die je regelrecht op je scherm ziet. Dat kan over het weer in het aanvalsgebied gaan, over de gronddoelen die je moet treffen, of over vijandige toestellen in de buurt die je zelf nog niet op je radar ziet. Als vliegers hebben we hier heel sterk voor gepleit, ondanks het feit dat we steeds te horen kregen dat we weer wat goud op het toestel wilden. Nu blijkt dat potentiële klanten erom vragen.”

Onder de mogelijk nieuwe klanten voor de Zweedse Gripen zijn niet alleen de Zuid-Afrikaanse en de Chileense luchtmacht, maar ook de Nederlandse. Thomas Persson, directielid van de afdeling export binnen Saab, weet uit zijn hoofd dat hij op 20 oktober minister De Grave van Defensie uitgebreid van informatie moet hebben voorzien. „We hebben begin deze maand een aanvraag gehad en daar moeten we binnen 140 dagen op reageren.” Persson vindt dat meer dan een formaliteit. „Nederland vliegt nu met F-16's en als zo'n land voor Gripen kiest, kan dat ertoe leiden dat andere landen die hun F-16's moeten vervangen, zoals Noorwegen, ook overstappen op Gripen.”

De Zweedse vogel/leeuw is het enige gevechtsvliegtuig dat én voldoet aan de eisen voor de volgende eeuw én nu in bedrijf is. Weimer zet daarmee ook Eurofighter op achterstand. „Daarvan vliegen slechts een aantal testvliegtuigen. Wij vliegen al sinds 1997 in de Zweedse luchtmacht en onze regering heeft er 200 besteld.”

Supersonische belasting
De testvlieger van Saab kan zich wel voorstellen dat iedere luchtmacht zeer geïnteresseerd is in de Joint Strike Fighter (JSF), die de Amerikanen als opvolger van onder meer de F-16 op de markt gaan brengen. Ook de Nederlandse luchtmacht, zo weet hij, is fan van JSF. „Maar bedenk dat er van dat toestel zelfs nog geen prototype vliegt. Alles is nog in ontwikkeling.”

Er zijn tot op heden alleen grote Amerikaanse beloften. Veel ingewijden verwachtten op de Parijse luchtvaartbeurs vorige week heldere presentaties en mooie modellen in diverse uitvoeringen, bijvoorbeeld voor een vliegdekschip, maar de Amerikanen laten alleen weten dat ze nog op schema zitten en tot nu toe goede testresultaten hebben.

„De motor doet het onder supersonische belasting uitstekend, ook als hij wisselend belast en onbelast moet draaien.” Die gegevens komen dan van twee grote concurrenten: Lockheed Martin en Boeing. Beide maatschappijen moeten van de Amerikaanse regering een nieuw gevechtsvliegtuig ontwerpen; allebei moeten ze volgend voorjaar een prototype in de lucht hebben op grond waarvan de Amerikaanse overheid op uiterlijk 1 april 2001 een keuze maakt. Het grootste deel van de ontwikkelingskosten, ruim 1 miljard dollar, komt voor rekening van de Amerikaanse regering. Dat zowel Boeing als Lockheed Martin in het project is gestapt, is te verklaren omdat ze of hoofdaannemer of onderaannemer worden, afhankelijk van wie als beste uit de bus komt. Bovendien is er werk voor velen: de Amerikaanse defensie wil van drie verschillende versies in totaal 2852 toestellen en Engeland heeft gezegd er 120 te bestellen.

„Een van onze grootste zorgen is de kosten binnen de perken te houden”, zegt Mike Packer, directeur productie van de JSF bij Lockheed Martin. De JSF moet een relatief goedkoop toestel worden. „We moeten daarom zo slim mogelijk produceren. Een voorbeeld: het frame voor het cockpitdak van een F-16 telt 48 onderdelen, zeventig pluggen en 500 bouten en moertjes. Voor de JSF hebben we een frame ontworpen dat uit één stuk bestaat. Daar komt geen enkel boutje aan te pas.” Op grote onderdelen wordt dat principe ook toegepast: de vleugels en het centrale deel van de romp bestaan eveneens uit één stuk.

Zelfs F-16-vlieger Bland Smith van Lockheed Martin wil op Le Bourget niet ingaan op de ongetwijfeld bijzondere vliegeigenschappen van de toekomstige JSF. „Ik ben als piloot niet zo betrokken bij de ontwikkeling”, zegt hij. Kijkend naar wat zich elke middag in spectaculaire luchtshows presenteert, concludeert Smith: „Iedereen maakt tegenwoordig mooie machines en ze zijn allemaal bijzonder krachtig. Direct na de start in een verticale klim recht omhoog. Daar demonstreer je dat bijvoorbeeld mee.”

Rafale
Ook de Franse vliegtuigbouwer Dassault heeft een Nederlandse aanvraag voor informatie ontvangen. „Onze Rafale is een heel geschikte vervanger voor de F-16”, laat een woordvoerder weten. Hij wil niet met zijn naam in de krant, maar hij zegt wel dat elk land dat nu met de JSF verder gaat, zich gewoon een worst laat voorhouden. Bij elke stap in het proces van de aanschaf van een JSF krijgt een land daar een plakje van, bijvoorbeeld in de vorm van compensatieorders. Tegelijkertijd moet er echter ook aan de Amerikanen worden betaald.

Boeing benadrukte vorige week wel dat geen enkele luchtmacht een toestel moet kopen waarin het niet eerst gevlogen heeft. Wie echter al de nodige miljoenen dollars heeft betaald, zal niet gauw afzien van de koop als de testvlucht een beetje tegenvalt, zo luidt de Franse redenering. En natuurlijk hoort daar bij: „Een Europese luchtmacht moet zich niet uitleveren aan de Amerikanen, maar op de eigen markt een gevechtstoestel kopen.”