Wetenschap22 juni 1999

Europees alternatief

Door R. Pasterkamp en J. Reijnoudt

De beide Russische vliegers die op de jongste luchtvaartbeurs en -show Le Bourget bij Parijs met hun Sukhoi crashten, hebben thuis heel wat uit te leggen. Ze vlogen met het enige toestel van dit type en dan een crash in de etalage van de militaire luchtvaart; dat is pijnlijk. Een drama ergens boven de noordelijke ijsvlakten of de onafzienbare steppen van hun thuisland zou makkelijker te camoufleren zijn geweest.

Le Bourget is altijd nog dé plaats waar president-directeuren van ondernemingen en hun adviseurs, ministeries en hun luchtmachtstaven een bezoek brengen om zich niet alleen in de luxe chalets van de vliegtuigbouwers te laten fêteren; 's middags kunnen ze hun ogen niet van de lucht houden. En dat weten de vliegers, die dan met hun toestellen tot de limieten gaan.

Onder de toeschouwers was vorige week ook de Nederlandse staatssecretaris van Defensie Van Hoof. Om zich te oriënteren op de opvolger van de F-16, zo heette het officieel. Anders dan zijn voorganger, Gmelich Meijling, houdt Van Hoof zich over de keuze behoorlijk op de vlakte. Niet onverstandig. Gmelich droeg, waar hij maar kon, uit dat de Amerikanen het beste gevechtsvliegtuig gingen bouwen. Het enthousiasme voor zijn Amerikaanse vrienden en het veelvuldige verblijf aan de andere kant van de oceaan kreeg Gmelich bij de formatie van Kok II op zijn brood: hij keerde niet terug.

De Koninklijke Luchtmacht heeft een nieuwe gevechtsjager nodig en op dat terrein was er op Le Bourget het nodige in de aanbieding. Binnen de luchtmacht zou allang duidelijk zijn dat de Joint Strike Fighter van Amerikaanse makelij de F-16 moet opvolgen. Echter, er is op die markt meer te koop. Zelfs dicht bij huis en wellicht voor concurrerende prijzen.

De Rafale, van de Franse fabrikant Dassault, lijkt niet veel kans te maken. Het argument van de Fransen dat de Nederlandse luchtmacht zich bij een keuze voor de Joint Strike Fighter uitlevert aan de Amerikanen is nogal makkelijk tegen de Rafale te gebruiken. Daar horen natuurlijk ook Franse wapens en als het kon zelfs Franse kerosine bij.

De producenten van de andere mogelijke kandidaten stellen zich veel minder nationalistisch op. De Eurofighter Typhoon is een Europees project waarin vier vliegtuigbouwers samenwerken. En de Gripen van Saab komt voor een deel ook uit het huis van British Aerospace.

De politiek moet snel in de volgende eeuw beslissen over de opvolging van de F-16. Als het aan de generaals bij de luchtmacht ligt, is er maar één keuze mogelijk: de JSF. Het is zelfs zo dat er op het JSF-projectbureau op het Pentagon in Washington een kolonel van de luchtmacht zetelt. Zogenaamd om de vinger aan de pols te houden.

Dat men bij de luchtmacht fan is van de Amerikanen, lijdt geen twijfel. De Chinook- en de Apache-helikopters komen ook uit het land van de onbegrensde mogelijkheden. Opleidingen volgen de vliegers en het technisch personeel uitsluitend in de States. Realistische F-16-oefeningen zijn maar op één plek in de wereld mogelijk: tijdens Red Flag in de gloeiend hete woestijn bij Las Vegas. Toen een F-16 tijdens het Kosovo-conflict een Mig uit de lucht schoot, werd op de zijkant van het toestel het silhouet van het Servische toestel aangebracht; een rare Amerikaanse gewoonte.

De Nederlandse luchtmacht legt uiteraard een sterk accent op de tegenorders die de nationale industrie binnenhaalt bij bestelling van de JSF. Maar de Europese leveranciers hebben de afgelopen week op de verschillende persconferenties tijdens Le Bourget aangegeven dat tegenorders ook bij hen in de aanbieding zijn. Een woordvoerder van Eurofighter stelde zelfs dat Nederland bij een order van voldoende omvang een eigen productielijn zou kunnen starten.

Bovendien, zo viel ook op Le Bourget te beluisteren, dé catalogusprijs van een gevechtsvliegtuig bestaat niet. Een volksvertegenwoordiging die uiteindelijk een beslissing moet goedkeuren, mag dus nooit een besluit nemen op grond van zo'n soort lijstje. De JSF zou het goedkoopste toestel zijn, maar over elke prijs valt te praten en een kale catalogusprijs kan achteraf een zware tegenvaller zijn. Bij een jachtvlieger horen immers wapens, onderhoud en ook de opleiding van personeel.

Het lijkt allemaal vanzelfsprekend dat een luchtmacht en een kabinet die voor de keus van een nieuw toestel staan, dit soort facetten nauwkeurig meewegen. Er zijn echter landen geweest die heel goedkoop F-16's hebben aangeschaft, maar achteraf 40 procent duurder uitwaren dan ze aanvankelijk hadden gedacht, zo stelde vorige week een woordvoerder van Saab op Le Bourget.

Natuurlijk geldt dat de JSF, als die in de volgende eeuw van de band rolt, het meest geavanceerde toestel ooit is. Maar het zou te simpel zijn om automatisch te denken dat de Amerikanen daarmee ook het beste toestel zullen leveren.