Wetenschap

Zie ook: Een oplosbaar probleem

Greenpeace in actie tegen het dumpen 'gifschepen' in India

Goedkoop gesloopt

Door A. Jansen
Westerse maatschappijen bieden afgedankte zeeschepen in India voor de sloop aan, maar laten giftige materialen erin zitten. In India sjouwen zodoende duizenden slopers rond met asbest, en ademen de meest giftige stoffen in. Niet alleen schepen worden zo op een goedkope manier gesloopt.

Als ”groten der aarde” in de scheepvaart leken ze onverwoestbaar. De tankers, bulkcarriers en containerschepen van gerenommeerde bedrijven zoals P&O Nedlloyd trotseerden oceanen, en voeren van Oost naar West of omgekeerd. Maar ook voor deze reuzen komt eens de laatste vaart, richting sloop.

De helft van alle zeeschepen in de wereld koerst dan naar de westkust van India, waar bij Alang 's werelds grootste scheepssloperij ligt. Per jaar meren er zo'n 350 boten aan om ontleed te worden. Een leger van 35.000 arbeiders is dagelijks bezig ze in mootjes te zagen en te hakken.

Het grote verschil tussen eb en vloed maakt Alang bij uitstek geschikt om de oudjes onder de schepen vlak voor de voeten van de slopers te laten aanmeren. Met springvloed is dat helemaal een makkie. Ook de vaste bodem en het geleidelijk oplopende strand dragen hun steentje bij. Zodra het schip bij eb is drooggevallen, begint het grote 'graaien'. Voor zo'n 3 gulden per dag trekken, snijden en breken de slopers het schip uit elkaar.

Dat Alang populair is bij westerse bedrijven heeft een reden: het slopen is er goedkoop en gemakkelijk. „De arbeidskosten zijn in Nederland natuurlijk veel hoger dan daar”, zegt ir. Claire Tielens van de milieuorganisatie Greenpeace. „Maar ook de milieuregels zijn hier een stuk strenger. Zo is het verwijderen van asbest bij ons een bijzonder kostbare aangelegenheid. In Alang zie je mannen het met hun blote handen loshakken. In financieel opzicht kost dat natuurlijk helemaal niets.”

Alleen al daarom loont het de moeite de schepen vanuit Nederland of West-Europa hun laatste reis naar India te laten maken. Of naar Pakistan, Bangladesh of China, want ook daar weet men raad met sloopschepen. Claire Tielens wijst er verder op dat zo'n schip bij verkoop altijd nog een aardige duit oplevert, onder meer vanwege de grote hoeveelheden hoogwaardig staal die erin zijn verwerkt. Voor een klein containerschip wordt door een sloper al gauw 1,5 miljoen dollar neergeteld.

Vanuit oogpunt van recycling is er niets mooiers dan een zeeschip gedemonteerd te zien worden. „Werkelijk alles wordt opnieuw gebruikt”, aldus Tielens. „Tot en met het asbest toe. Dat wordt eerst te drogen gelegd in de zon, in zakken gestopt en vervolgens in winkeltjes even buiten de sloperij doorverkocht. Maar ook overgebleven ijskasten, en zelfs flessen verkopen de slopers weer door.”

Dat asbest verraadt al iets van de reden waarom Greenpeace zich met de sloop van schepen bemoeit. Want, alsof ze de slopers in hun ondergang willen meesleuren, zeeschepen hebben vaak nog grote hoeveelheden gifstoffen voor hen in petto. Niet zozeer als lading, maar verstopt in gebruikte materialen. Asbest dus, verwerkt in brandwerende wanden, of giftige PCB's, zware metalen, en zelfs resten van bestrijdingsmiddelen.

Waar Greenpeace in dit verband zorgen over heeft is de manier waarop de slopers te werk gaan. Die is volstrekt onverantwoord – zowel voor hun eigen gezondheid als voor het milieu, aldus Claire. „Zonder enige bescherming gaat men met snijbranders zo'n scheepswand te lijf waarop veelal een centimeters dikke laag verf zit. Maar die bevat wel lood en cadmium, en dan is het niet gezond als je daar je snijbrander inzet. PCB's, afkomstig uit transformatoren, verdwijnen ook pardoes in het milieu – iets wat in Nederland inmiddels ondenkbaar is. Bij ons wordt de grootste moeite gedaan om zelfs kleine hoeveelheden verantwoord te beheren en te vernietigen. Daar zie je zulke stoffen gewoon in zee verdwijnen.”

Behalve het werken met de gevaarlijke stoffen, is het geklauter in zulke scheepskarkassen uitermate riskant. Claire: „Regelmatig vallen er mensen door verzwakte vloeren, of zetten ze hun snijbrander per ongeluk in een leiding waarin nog olie zit, waardoor een uitslaande brand voor acuut explosiegevaar zorgt.” Nog eind december kwamen zes Indiërs in Alang om bij een gasexplosie.

Greenpeace vindt het hoog tijd dat aan die misstanden een eind komt en heeft daarom een campagne opgezet tegen het dumpen van gifschepen. „Wij richten ons in eerste instantie op het feit dat sloopschepen die bijvoorbeeld uit Nederland vertrekken nog gevaarlijke stoffen bevatten”, zegt Tielens. „Dat is in tegenspraak met het Verdrag van Basel dat voor lidstaten van de Europese Unie op 1 januari vorig jaar van kracht werd, en dat het dumpen van giftig afval in arme landen verbiedt. Wij vinden dat ook sloopschepen die gif bevatten daar niet gedumpt mogen worden. Alvorens ze voor de sloop vertrekken moet dat gif er hier eerst uitgehaald worden.”

Aan de andere kant zal er natuurlijk ook op de sloperijen het nodige moeten veranderen, vindt Greenpeace. Zoals de introductie van veiligere sloopmethoden.

Of zulke verbeteringen niet tegelijk het einde van het sloperswerk zullen betekenen, waardoor arme Indiërs hun inkomsten kwijtraken? Tielens gelooft van niet. „Het moet toch mogelijk zijn dat die stoffen hier verwijderd worden, waarna het schip in India wordt gesloopt? Als dat daar op een nette manier gebeurt, kan het nog steeds rendabel zijn omdat de lonen laag blijven. Maar de kosten zullen door al die verbeteringen stijgen, dat is niet te vermijden.”

Het Nederlands-Britse bedrijf P&O Nedlloyd heeft sinds maart vorig jaar maar liefst negen schepen voor de sloop naar Alang gestuurd. Tot dusver hoefde Greenpeace niet ver te reizen om zijn campagne aan de man te brengen.