Wetenschap

Horlogewijzerplaat zendt meer straling uit dan brandmelder

„Met radioactieve
rookmelder is niets mis”

Helma Rebel-Struijk
Nationale brandpreventieweek: Plaats een rookmelder op elke verdieping. Dat kan veel levens sparen. Maar in veel melders zit een klein radioactief elementje. De opdruk op de kunststof behuizing van zo'n apparaatje meldt het zelfs in hoofdletters: „Bevat radioactief materiaal”. Hoe bedreigend is de levensreddende rookmelder voor gezondheid en milieu?

Meneer Visser is opgelucht. Het binnenbrandje in huis is goed afgelopen. De schade bleef grotendeels beperkt tot de kelder waar de brand begon. Het opruimen en schoonmaken kan beginnen.

Aan het plafond van de kelder hangt de rookmelder, de plastic omkapseling is compleet weggesmolten door de hitte. Onderdelen bungelen aan het plafond. Wat te doen? Inleveren bij het depot voor klein chemisch afval (KCA) ligt voor de hand. Maar tot Vissers verbazing accepteert de ambtenaar de restanten niet. Er zit een klein radioactief element in het brok gesmolten kunststof wat eens de rookmelder was. „Wij mogen niets aannemen wat radioactief is. Stuurt u het ding maar op naar de leverancier”, hoort Visser waarna hij zijn radioactieve rookmelderresten in een kartonnen doosje via de PTT naar de groothandel terugstuurt. Niet wetend wat die ermee doet.

De rookmelder van meneer Visser is een zogenaamde ioniserende of radioactieve rookmelder. Dit type melders gebruikt een kleine radioactieve element, americium 241, voor het signaleren van rook. Vissers –waargebeurde– verhaal typeert de onbekendheid met de afvalregeling rond deze rookmelders. Al in '95 en '96 stelden de Tweede-Kamerleden Verspaget (PvdA) en Stellingwerf (RPF) hierover vragen aan minister De Boer van volksgezondheid, ruimtelijke ordening en milieu (VROM).

Vrees
Sinds eind jaren '80 is de consumentenmarkt overspoeld met ioniserende rookmelders. De dingen liggen voor minder dan 15 gulden bij de bouwmarkt. Dat is mogelijk door een wijziging in de Kernenergiewet, ongeveer tien jaar geleden. Daardoor is geen vergunning meer nodig voor het bezit van ionisatierookmelders. De vrees van beide kamerleden was dat de melders ooit in even grote hoeveelheden in de huisvuilcontainers terecht zouden komen.

Die kans is groot. Zowel VROM als de leveranciers van de ionisatierookmelders proberen de consument en de verontruste kamerleden ervan te overtuigen dat de risico's van de apparaatjes verwaarloosbaar klein zijn, zowel in huis, als in de grijze container, als uiteindelijk –in grotere hoeveelheden– in de afvalverbrandingsovens.

Ondanks deze geruststellende berichten, zal iemand die een rookmelder van dichtbij bekijkt eerst even schrikken. De kunststof behuizing meldt: „CONTAINS RADIOACTIVE MATERIAL AMERICIUM 241 1.0 MICROCURIE”. Microcurie is net als Becquerel een eenheid om de hoeveelheid straling aan te geven. Omdat het menselijk lichaam niet op alle soorten straling precies eender reageert, is een aparte eenheid nodig om het effect van radioactiviteit op de mens, de dosis, aan te geven. Die eenheid is de Sievert – vroeger rem.

Lichtgevend horloge
Met die dosis valt het bij de radioactieve rookmelders nogal mee. Althans, volgens BRK, fabrikant van onder meer brandmelders van de merken BRK en First Alert. „Stel dat iemand een jaar lang 24 uur per dag op 1 meter afstand van een melder gaat zitten. Dan wordt hij blootgesteld aan een dosis van 0,1 milliRem. Dat is 1250 maal minder dan de hoeveelheid natuurlijke straling uit het zonlicht, de lucht en de grond. Zelfs de lichtgevende wijzerplaat van een horloge geeft met 1,06 milliRem per jaar tien maal meer straling af dan een rookmelder”, zo meldt het voorlichtingsmateriaal.

Daar komt nog iets bij, zegt R. Nolten van BRK Benelux in Breda. „De bron in een rookmelder zendt voornamelijk zogenaamde alfastraling uit. In de lucht komt dat niet verder dan 5 centimeter, en een papiertje is al genoeg om het tegen te houden”. Alfastraling kan buiten het lichaam dan ook geen enkel kwaad. In het lichaam echter wel. Maar volgens Nolten laten tests zien dat er bij binnendringen van het „speldenknopje” americium in het lichaam nog niets aan de hand is. „Dat komt er dan weer onveranderd uit, zonder aantoonbare sporen achter te laten”.

Nolten is ervan overtuigd dat er geen radioactief materiaal uit de rookmelder kan vrijkomen. Hij is daar zo zeker van omdat het americium 241 is ingekapseld in goudfolie, rhodium en zilver. Alleen als de temperatuur hoger zou worden dan het smeltpunt van zilver, 961 graden Celsius, kan die omkapseling schade oplopen. „En bij een gemiddelde huisbrand haal je niet meer dan 600 tot 800 graden Celsius”.

„Niets mee mis”
Ook Keurmerkinstituut-medewerker Ungerer durft er zijn hand voor in het vuur te steken. „Met de veiligheid van rookmelders is niets mis”. Het Keurmerkinstituut gaf een aantal van de BRK-rookmelders het “Goedmerk”. De producten moeten dan voldoen aan een pakket eisen dat onder meer betrekking heeft op veiligheid, betrouwbaarheid, gebruikersvriendelijkheid en milieu(on)vriendelijkheid.

Volgens Ungerer zijn de rookmelders wat radioactiviteit betreft bij erkende laboratoria in Engeland en Canada onderzocht. Concrete getallen en feiten wil hij echter niet geven. „Dat mogen wij niet. De fabrikant wil dat die gegevens vertrouwelijk blijven. Ik weet ook niet wat er gebeurt als een brandmelder smelt. Maar ik neem aan dat ze daar in Engeland en in Canada wel naar hebben gekeken”.

BRK heeft er minder moeite mee de cijfers beschikbaar te stellen. Het bedrijf schaamt zich niet voor gegevens die zonneklaar duidelijk maken dat de rookmelders aan de veiligheidseisen van het Nuclear Energy Agency voldoen. Onder andere het Engelse National Radiological Protection Board (NRPB) onderwierp de BRK-rookmelders aan uitgebreide testen.

Het NRPB onderzocht onder meer de gevolgen van blootstelling aan hogere temperaturen, grote schokken of trillingen. Gekeken werd naar de besmetting van het kunststof omhulsel van de rookmelders. Uit het rapport blijkt dat de behuizing in die tests wel iets meer radioactiviteit vertoont dan onder normale omstandigheden, maar de gemeten straling blijft ruimschoots binnen de veiligheidsmarges. Ook bij de 1200-gradentest bleven de gemeten waarden onder het toegestane maximum van 1 procent van de oorspronkelijke activiteit.

Etiketje
Het Goedmerk is niet alleen een etiketje dat iets zegt over de veiligheid van een apparaat, het regelt ook de afvalverwerking. Met het Goedmerk is de fabrikant verplicht afgedankte rookmelders terug te nemen. BRK-medewerker Nolten: „De rookmelders gaan terug naar de fabriek in Mexico, waar ze worden ontmanteld”.

In de praktijk blijkt dat „een zeer gering aantal rookmelders voor gebruik bij particuliere huishoudens daadwerkelijk geretourneerd is aan de importeur”, zoals Tweede-Kamerleden Verspaget en Stellingwerf als antwoord kregen op hun vragen. „De meeste afgedankte melders belanden inderdaad bij het normale huisvuil”, bevestigt Nolten.

VROM is niet van plan maatregelen te treffen die voorkomen dat de melders in de afvalverbrandingsovens terechtkomen. Gelukkig geven de meeste fabrikanten op de verpakking aan dat de melders teruggestuurd kunnen worden naar de fabriek, al stelt de overheid deze melding nog niet verplicht. Het ministerie is ervan overtuigd dat de radioactieve rookmelders een klein risico vormen. Van het bevorderen van de verkoop van niet-radioactieve melders –de optische rookmelders– moet VROM niets hebben, werd Verspaget en Stellingwerf gemeld.

Rekensommetje
De bron in een radioactieve melder blijft een aardig tijdje actief. Door het afgeven van radioactieve straling verandert americium 241 in een ander chemisch element, maar het duurt 458 jaar voor de helft van een bepaalde hoeveelheid 'vervallen' is. Dat wil niet zeggen dat een rookmelder ook zo'n lang leven beschoren is. Nolten: „Theoretisch kunnen die dingen wel 40 jaar mee, maar na 10 jaar zijn de melders zo vervuild door onder meer stof, dat een gedeelte niet meer naar behoren werkt”.

De grote stroom afgeschreven rookmelders moet dus nog komen, zo leert een eenvoudig rekensommetje. Veel speldenknopjes vormen samen een berg, die vooralsnog met het gewone huisvuil de verbrandingsovens ingaat. Alleen strakkere regels vanuit de overheid en betere voorlichting richting consument en milieudiensten kunnen hier verandering in brengen.