Wetenschap

”Anti brain drain-centrum” voorkomt weglekken staatsgeheimen

Russen smeden kernkoppen
om tot ploegscharen

Dr. Sergei A. Zikov is een gevaarlijk man. Het gevaar zit niet in zijn handen maar in zijn hoofd. Dat bevat Russische staatsgeheimen. Sinds de val van het communisme heeft Rusland er een belangrijk exportartikel bij, dat echter geen geld in het laatje brengt. De “brain drain”, de vlucht van belangrijke wetenschappers naar het buitenland, is alleen voordelig voor dubieuze landen als Irak of Noord-Korea.

Achttien jaar lang werkte Zikov als kernfysicus in Sarov, hij was een van de 150.000 Russen die betrokken waren bij de kernwapenindustrie.

Sarov is de nieuwe naam voor een van de geheime Russische steden, Arzamas-16, 400 kilometer ten zuidoosten van Moskou. Zikov is er geboren en getogen. „Vroeger was de stad in geen enkele atlas te vinden. In de plaatselijke boekwinkel hing een kaart van ons gebied aan de muur. Op de plek van onze stad toonde de kaart slechts een witte vlek. Maar omdat iedereen met zijn vinger juist die plaats aanwees, was er een gat ontstaan. Ik ben dus afkomstig uit dat gat in die kaart”, lacht hij. Pas in 1995 werden naam en plaats van de tien geheime steden in het Westen bekend.

De grijzende vijftiger herinnert zich dat al in zijn jeugd een hoge afscherming het zicht benam op het “Groot-Russisch onderzoeksinstituut voor experimentele fysica”, waar hij later zou gaan werken. Sarov is bekend als woon- en werkplaats van Andrej Sacharov, de vader van de Russische waterstofbom. Het waren 700 deskundigen uit Sarov die, één dag na het ongeluk met de kerncentrale in Tsjernobyl, afreisden naar de Oekraïne om de centrale en de hele omgeving te reinigen. Zikov laat nog steeds weinig los over zijn eigen werk in Sarov, hij ontwikkelde er meetapparatuur voor radioactiviteit. Pas een jaar of zes geleden bezocht hij Moskou voor het eerst, tijdens een vakantie.

Vreedzame projecten
Inmiddels heeft Zikov zijn laboratoriumjas aan de wilgen gehangen en verruild voor een leren stoel achter een Moskous bureau. Sinds vorig jaar is hij directeur van het International Science and Technology Center (ISTC). Gevaar voor 'ontsnappen' is nu klein, want dat centrum beijvert zich juist om wetenschappers met staatsgeheimen in hun hoofd binnenslands te houden. Dat doet het ISTC door –met steun van het Westen en Japan– beurzen te verstrekken voor vreedzame projecten aan talentvolle wetenschappers uit de voormalige wapenindustrie.

En dat zijn er nogal wat. Aan het eind van de jaren '80 werd driekwart van het wetenschapsbudget bestemd voor militaire doelen. Inmiddels is die geldkraan goeddeels dichtgedraaid. Soldaten krijgen amper soldij, rooien aardappelen, bedelen of verkopen zelfgeplukte paddestoelen, dus geld voor militair onderzoek is er al helemaal niet.

De crisis komt dubbel zo hard aan in de voormalige geheime steden, waar geen ander werk voorhanden is. „Vooral in '92 en '93 werd de toestand erg onbetrouwbaar. Het was heel moeilijk om werk te vinden. Sarov ligt ver weg, hoe zou je kunnen verhuizen naar het dure Moskou? In die tijd ontstond een grote verborgen werkeloosheid”, vertelt Zikov. Voeg daarbij de magere beloning die de wetenschappers krijgen, en het is duidelijk dat de verleiding groot is om je kennis op een andere manier te gelde te maken.

E-mail
Tussen de 300 en 500 dollar ontvangt 'Igor' voor het oplossen van een 'wiskundeprobleem'. Eind '93 ontmoette hij bezoekers van de Iraanse Academie van Wetenschappen, die een nucleair onderzoekscentrum bezochten in Dubna, vlak bij Moskou. Ze boden hem een gloednieuwe Compaq-schootcomputer aan ter waarde van 3000 dollar als hij twee problemen zou oplossen. Hij ging op het aanbod in en gebruikt de Compaq nu om via e-mail berekeningen uit te voeren voor ballistische raketten. De vragen komen uit Iran, maar Igor weet niet precies van wie.

Igor is geen uitzondering, schrijft het tijdschrift US News, dat hem op het spoor kwam. Zijn vriend 'Anatoli' –eveneens een gefingeerde naam– correspondeert met iemand in Pakistan over raketmotoren. „De enige manier om zoiets volledig tegen te gaan, is alle wetenschappers in de gevangenis stoppen”, lacht Zikov. „En misschien werkt zelfs dat niet, met al die moderne communicatiemiddelen”.

Niemand weet hoe ernstig het probleem van de brain drain, de vlucht van kennis naar het buitenland is. Peter Falatyn, hoofdadviseur van het ISTC, schat dat er in de Russische elite-onderzoekscentra zo'n 20.000 tot 25.000 'gevaarlijke' wetenschappers en ingenieurs rondlopen. Ze zijn op de hoogte van belangrijke, kritische technologie over massavernietigingswapens en de raketten die zulke nucleaire, chemische of biologische wapens kunnen verspreiden. „Zo'n 10 procent van hen zou je zelfs erg gevaarlijk kunnen noemen”.

Er zijn weinig harde gegevens over lekkage of diefstal van geheime gegevens of materialen. Af en toe duikt een klomp plutonium of uranium van Russische origine op in een westers land; bekend is ook de aanhouding van een groep van 36 wapendeskundigen op het Moskouse vliegveld, vlak voor hun vertrek naar Noord-Korea.

Het ISTC kijkt regelmatig in de keuken van de elitelabs in Moskou en Sint-Petersburg, of in steden als Sarov en Tsjeljabinsk-70, een andere voormalige geheime stad in de Oeral. Die controles zijn bedoeld om na te gaan wat er gebeurt met het geld voor de ISTC-projecten. „Onze waarnemers komen regelmatig bezoekers tegen uit Noord-Korea of landen uit het Midden Oosten”, zegt Falatyn, „terwijl het onduidelijk is wat ze daar te zoeken hebben”.

„Bovendien is het sinds de perestrojka heel gemakkelijk om te reizen binnen Rusland”, voegt Zikov toe. „Een bezoek aan Sarov is lastig, dat kan alleen op uitnodiging. Maar door de toegenomen mobiliteit is het eenvoudig om in Moskou een ontmoeting met bijvoorbeeld Noord-Koreanen te organiseren”.

Stelen
„Ons instituut is de laatste jaren relatief open voor bezoekers uit de Verenigde Staten, Europa en Japan,” zegt dr. Valery Shvetsov, hoofd van het kernfysica-lab in het Instituut voor nucleair onderzoek in Dubna, een wetenschapsstad ten noorden van Moskou. Maar gasten uit landen als Irak, Iran en Noord-Korea heeft hij nooit gezien in zijn laboratorium. Toch is Shvetsov ervan overtuigd dat het probleem wel degelijk bestaat: „Die landen kunnen blijkbaar zelf weinig geld besteden aan militair onderzoek, en deze experimenten zijn ook erg duur”. Het is veel goedkoper en gemakkelijker om die kennis te stelen in Rusland.

Om die reden vindt Shvetsov het werk van het ISTC erg belangrijk. „Vanwege het competitie-element bij het toekennen van de beurzen kan ten minste het toponderzoek overleven, in de huidige situatie in Rusland”. Zijn eigen groep werkt, onder meer samen met de NASA, aan een neutronendetector voor de Mars Surveyor-missie in 2001.

Harde dollars
Ook Zikov kent geen voorbeelden van oud-collega's die 'ontsnapt' zijn uit Sarov. „Ik weet dat er in '93 een poging was van enkele collega's die naar Australië wilden, maar uiteindelijk zijn ze toch gebleven”. Hij schrijft dat mede toe aan het werk van het ISTC –dat in 1994 van start ging– en van Europese beurzen. „Daardoor nam de motivatie om te zoeken naar ander werk sterk af”.

Inmiddels is het ISTC fors gegroeid. Meer dan 17.000 wetenschappers, betrokken bij ruim 1500 projecten aan 280 instituten in diverse voormalige Sowjet-republieken, ontvingen geld van het centrum. Harde dollars, zo'n 25 tot 30 per dag, en rechtstreeks op de eigen bankrekening. „Zonder vertraging, en niet bedoeld voor de elektriciteitsrekening van het instituut waar ze werken”, voegt adviseur Falatyn toe. De 33 miljoen dollar die het ISTC vorig jaar besteedde, is daarmee goed voor 4800 manjaren, inclusief geld voor apparatuur en reizen.

Veel projecten hebben te maken met atoomonderzoek. Zo heeft een groep atoomdeskundigen in Sarov inmiddels haar kennis met steun van het ISTC gebruikt om speciale sensoren voor kerncentrales te ontwikkelen. Bedrijven uit de VS en Europa hebben grote belangstelling voor de sensoren: straks hangt er in Amerikaanse kerncentrales apparatuur uit Russische geheime steden.

De steun van het ISTC is niet eindeloos. „We hoopten dat het een klus van een jaar of drie of vijf was, maar het is nu duidelijk dat we ten minste tien jaar nodig hebben”, zegt Zikov. De steun vanuit het Westen zal langzamerhand opdrogen en de wetenschappers moeten op eigen benen leren staan. Dat is volstrekt nieuw in Rusland. Daarom verzorgt het ISTC ook managementtraining, voor een meer bedrijfsmatige aanpak. Falatyn verzorgt een cursus presenteren, tijdens de trainingen. „Ze moeten leren welke doelgroep ze voor zich hebben. Soms lezen ze een vel papier voor zonder op te kijken. Trouwens, waarom zou je voor een bankier al die wetenschappelijke details voorlezen?”


Dit is het vijfde deel in een serie artikelen over wetenschap en technologie in Rusland. De foto toont een van de kunstwerken in de Moskouse metro.

Vorige aflevering:
• In Moskou ligt de software op straat