Wetenschap 11 april 2000

Zie ook: Vogels trekken zich niets van landsgrenzen aan

Vijf kilo wetenschappelijke kennis

Op vrijdag 31 maart bracht Nederland 49 nieuwe gebieden onder de Europese Vogelrichtlijn, naast de dertig gebieden die al onder dat beschermingsregiem vielen. De in totaal 79 gebieden zijn alle terug te vinden in het boek ”Important Bird Areas in Europe”. Dit tweedelige boekwerk, 5 kilo zwaar, ruim 1600 pagina's dik, werd vorige week officieel gepresenteerd in het Verdronken Land van Saeftinghe.

Het Verdronken Land van Saeftinghe: een waardevol natuurgebied met schorren, slikken en kreken. Een groep smienten vliegt hoog door het luchtruim, laag boven het riet zweeft een bruine kiekendief, op de slikken langs de Schelde staan op deze stralende dag in april kluten, tureluurs en bergeenden.

Het Verdronken Land van Saeftinghe: een gebied van sterke tegenstellingen. Wie door zijn verrekijker naar voedselzoekende kluten tuurt, ziet plotseling het logge gevaarte van een kolossaal vrachtschip in beeld verschijnen, op weg naar de wereldhaven Antwerpen. Wie de groep snel voortvliegende smienten volgt, kan niet vermijden dat zijn ogen twee gigantische schoorstenen kruisen, met daarboven twee smerige rookwolken: de koeltorens van een Belgische kerncentrale.

Slechtvalk
Scherpe tegenstellingen, maar in een enkel opzicht ook wonderlijke syntheses. Tegen een van de potten van de elektriciteitscentrale hangt op 60 meter hoogte een nestkast, bedoeld voor een in Nederland en België uiterst zeldzame roofvogel: de slechtvalk. De broedlocatie is al enkele jaren achtereen bezet. De slechtvalk maakt geen onderscheid tussen de natuurlijke richels op rotsformaties aan de Engelse kusten –een van zijn favoriete broedgebieden– en het massieve beton van de Belgische elektriciteitscentrale.

Aan het groepje vogelliefhebbers dat in het vroege voorjaar in het Verdronken Land van Saeftinghe rondstruint, laat de slechtvalk zich niet zien. „Het vrouwtje zit al op de eieren”, verzekert de gids, wetland-wacht Jean Maebe. „Het mannetje is wellicht op jacht. Maar als u straks thuis bent, kunt het altijd nog proberen via de website van de elektriciteitscentrale: www.electrabel.be. Vervolgens het trefwoord ”slechtvalk” aanklikken. Als u geluk hebt, kunt u via een in de buurt van het nest opgehangen camera zien hoe het mannetje het vrouwtje een prooi aanbiedt. Spectaculair!”

Prooidieren
Toch zijn het niet het paartje slechtvalken, noch de boven het riet zwevende bruine kiekendieven, en zelfs niet het viertal zeearenden dat eind deze winter in het Verdronken Land van Saeftinge werd waargenomen, die het gebied tot een zogenaamde Important Bird Area (IBA) maken. Deze titel dankt het natuurgebied wél aan de prooidieren van genoemde roofvogels: de duizenden en duizenden steltlopers, eenden en ganzen die het Land van Saeftinghe het hele jaar door, maar in het bijzonder in de trektijd, herbergt.

Important Bird Area is een sleutelbegrip in de internationale vogelbescherming. Van de meer dan 10.000 vogelsoorten die er op aarde leven, worden er ruim 1200 (een op de acht) met uitsterven bedreigd. De helft van het totaalaantal vogelsoorten op aarde wordt weliswaar niet met uitsterven bedreigd, maar neemt wel bewijsbaar in aantallen af, soms in een schrikbarend tempo.

Waar dat maar even mogelijk is, proberen vogelbeschermers voor die met uitsterven bedreigde soorten specifieke beschermingsplannen op te stellen, exclusief gericht op die ene vogelsoort. Het is echter in de praktijk onmogelijk datzelfde te doen voor de vogels die nog niet op het punt staan uit te sterven, maar die wel sterk in aantal teruglopen. Alleen al in Europa gaat dat op voor een groep van 171 vogelsoorten. Om ook die vogels een adequate bescherming te bieden, heeft de overkoepelende vogelbeschermingsorganisatie Birdlife International het zogenaamde IBA-concept bedacht: het beschermen van gebieden waar bedreigde of in aantal afnemende vogelsoorten zich voor kortere of langere tijd concentreren.

'Telefoonboeken'
Vogelbescherming Nederland presenteerde vorige week donderdag in het bezoekerscentrum van het Verdronken Land van Saeftinghe het grote Europese IBA-boek: twee 'telefoonboeken' vol gegevens over 3619 belangrijke vogelgebieden in Europa, van Spanje tot Turkije, van Schotland tot Oekraïne. Samen beslaan de gebieden 7 procent van het oppervlak van Europa. Het boekwerk wordt gecompleteerd door kaartjes, gebiedsomschrijvingen en vermelding van voorkomende soorten. Ook worden de belangrijkste bedreigingen van deze gebieden genoemd en wordt aangegeven welke beschermde status de IBA's in het desbetreffende land al dan niet hebben.

De twee boeken samen bieden 5 kilogram wetenschappelijke informatie over Europese vogels en hun leefgebieden. Vogelbescherming Nederland kon de boeken vorige week dan ook met gepaste trots presenteren. Het is de bedoeling dat de inventarisatie voor nationele regeringen een aansporing vormt om de door vogelbeschermers aangewezen gebieden ook daadwerkelijk een beschermde status te geven.

Daar schort het op dit moment nog heel vaak aan. Nederland heeft sinds afgelopen vrijdag zijn zaakje goed voor elkaar door het in het Staatsblad publiceren van opnieuw 49 onder de Europese Vogelrichtlijn vallende natuurgebieden. De door ons land aangewezen gebieden vallen op verwaarloosbare verschillen na geheel samen met de door Birdlife International geselecteerde IBA's.

Bescheiden stap
Over heel Europa gezien heeft echter 40 procent van alle IBA's nog geen enkele wettelijke beschermingsstatus, vertelt Joke Winkelman, beleidsmedewerkster internationale zaken van Vogelbescherming Nederland. „Het politieke spel rond de wettelijke en praktische bescherming van gebieden moet voor een belangrijk deel nog beginnen. Het in kaart brengen van de IBA's, hoeveel werk dat ook geweest moge zijn, is nog maar een eerste, zeer bescheiden stap.”

Ook in 1989 bracht de internationale vogelbeschermingsorganisatie een boek met IBA's uit, maar in de nieuwste publicatie worden bijna twee keer zo veel gebieden genoemd als in de oude. Dat verschil heeft vooral te maken met een veel betere inventarisatie van Oost-Europa. Winkelman: „Sinds de val van de Muur zijn die landen opener geworden en konden non-gouvernementele organisaties, zoals Vogelbescherming, zich er beter ontplooien. Dat neemt niet weg dat de inventarisatie in die landen nog altijd veel gebrekkiger is dan in het Westen.”

Voor het vaststellen of een gebied een IBA is, zijn een twintigtal wetenschappelijke criteria afgesproken. Zo is een gebied dat behoort tot de vijf belangrijkste vogelgebieden binnen een bepaalde regio in principe een IBA. Een heel belangrijk criterium is of op enig moment in het jaar minimaal 1 procent van de totale (wereld)populatie van een soort zich in dat gebied bevindt.

Eén verrekijker
Het probleem voor Oost-Europa is dat er relatief weinig bekend is over de daar voorkomende vogels en hun aantallen. Zijn er in ons land duizenden vrijwilligers die wekelijks het land ingaan om vogels te observeren en te tellen, in die landen kent men die traditie niet. „Als daar twintig vogelaars een excursie maken, beschikken ze met z'n twintigen over één verrekijker”, zegt Winkelman. „Dat betekent dat het grote IBA-boek wat Oost-Europa betreft nog niet af is en dat wellicht over een jaar of vijftien nog eens een aangepaste versie zal moeten verschijnen. In een land als Wit-Rusland worden nog voortdurend IBA's 'ontdekt'.”

Het ontdekken van nieuwe IBA's is in Nederland eigenlijk niet denkbaar. Hier zijn belangrijke en minder belangrijke vogelgebieden al lang en breed in kaart gebracht en is precies bekend welke soorten waar huizen. Op grond van al die tellingen en waarnemingen blijkt dat het Westerscheldegebied na de Waddenzee en de Oostvaardersplassen qua importantie het derde vogelgebied van Nederland is, en dus zonder enige twijfel de kwalificatie IBA verdient, vertelt Ralph Joosse, regioconsulent Zeeland en West-Brabant van Vogelbescherming Nederland, al struinend over het schor.

„In dit gebied, de unieke zoutwaterkwelder van het Land van Saeftinghe én de wijde omgeving daarvan, bevinden zich op bepaalde tijden in het jaar 23 procent van alle Europese grauwe ganzen, 16 procent van alle pijlstaarten, bijna 6 procent van alle lepelaars en 4 procent van alle smienten. Daarmee gaat de Westerschelde voor diverse vogelsoorten dus ruimschoots uit boven de 1-procentnorm. Het beeld van de Westerschelde als een bak zoutwater die er voornamelijk toe dient schepen van en naar Antwerpen te voeren, is dus onjuist”, aldus Joosse.

Uitbaggeren
Het onder de Europese Vogelrichtlijn brengen van dit gebied draagt zeker bij aan een betere bescherming van de hier bivakkerende vogels. Hoe groot die bijdrage is, zal in de praktijk nog moeten blijken. Joosse: „De Vogelrichtlijn verbiedt verstoring van vogels tenzij er grote algemene belangen in het spel zijn en er geen alternatieven zijn voor bepaalde ingrepen in het landschap. Is het uitbaggeren van de Westerschelde, waardoor het ecosysteem van dit voor vogels uiterst voedselrijke gebied wellicht verstoord wordt, een groot algemeen belang? Is de vestiging van een containerterminal buiten Vlissingen, waardoor de vogels enkele kilometers foerageergebied ontnomen wordt, een groot algemeen belang? Dat zullen bestuurders en juristen duidelijk moeten maken.”

Terwijl de andere deelnemers aan de excursie hun kijkers richten op een kleine plevier, noemt Joosse nog een voorbeeld waaruit blijkt dat het einde van de discussie nog niet in zicht is. „In dit deel van Zeeland bestaan plannen om, voor onderhoud en restauratie, aan de buitenkant van de dijken asfaltwegen aan te leggen. Die zouden dan ook door toeristen gebruikt kunnen worden. Wij van Vogelbescherming zeggen: Dat gaat in tegen de Vogelrichtlijn. Vogels hebben namelijk niet alleen broed- en foerageergebieden nodig, maar ook zogenaamde hoogwatervluchtplaatsen. Veel dijken hebben voor vogels die functie. Wat denk je dat er gebeurt als straks op zonnige dagen stromen fietsers, mensen met honden en skeeleraars zich over de dijken bewegen? De vogels houden geen vluchtplaatsen meer over. Maar het zal nog heel wat gesprekken vergen om Zeeuwse bestuurders en waterschappen hiervan te overtuigen.”