Wetenschap 28 maart 2000

Lucifer

Door W. van Hengel
Wie op zoek gaat naar de uitvinder van de lucifer, verwacht in eerste instantie in Zweden terecht te komen. Dat is echter een misrekening. De man die de eerste lucifers op de markt brengt is de Brit John Walker. Klein van stuk, perfect maar enigszins excentriek gekleed. Hij draagt steevast een bruin jacquet, een kniebroek met grijze sokken, een wit sjaaltje en een hoge hoed. Zo gaat Walker door het leven.

De uitvinding van de lucifer komt echter weer niet uit Engeland, maar uit Frankrijk. In 1805 maakt de Fransman Chancels zijn lucifer door een houten stokje, gedrenkt in zwavel, te voorzien van een kopje van kaliumchloraat, zwavel en gom. Deze ”briquet oxygéné” vliegt in brand bij contact met geconcentreerd zwavelzuur.

De Britse apotheker John Walker komt met een praktischer ontwerp. Hij ontwikkelt in 1827 een lucifer van karton die pas ontbrandt als je hem langs schuurpapier wrijft. Zijn 'wrijflichtjes' vinden voor anderhalve penny per stuk gretig aftrek in de streek waar hij woont. Al snel vervangt hij het karton door houten stokjes, die voor hem worden gemaakt door de bewoners van een naburig armenhuis. Zij kunnen er een enkele grijpstuiver mee verdienen. Walker vraagt geen patent op zijn vinding, maar toch legt die hem geen windeieren. Als hij in 1859 sterft, is hij in goeden doen en laat hij een vermogen na van 3000 pond, voor die dagen een zeer aanzienlijk bedrag.

Concurrentie
Al in 1828 krijgt Walker concurrentie. De Londense scheikundige Samuel Jones vervaardigt een vergelijkbaar product dat hij ”lucifer” (lichtdrager, de Latijnse vertaling van het Griekse woord phoosphoros) noemt. Jones gaat adverteren om zijn product aan de man te brengen. Zijn voorbeeld vindt navolging van een andere scheikundige uit Londen, G. F. Watts. Die verkoopt zijn lucifers voor zes penny's per honderd stuks. Er ontbrandt een ware advertentiestrijd tussen de twee chemici.

In 1832 opent Richard Bell de eerste Britse luciferfabriek, die nog steeds bestaat. In datzelfde jaar ontdekt de jonge Franse chemicus Charles Sauria dat toevoeging van fosfor aan zwavel, kaliumchloraat en gom een lucifer oplevert die je overal kunt aansteken, bijvoorbeeld door hem langs de muur of je schoenzool te strijken. Hij heeft geen geld om zijn vinding te patenteren. De nieuwe lucifer raakt in korte tijd ongekend populair. Productie op grote schaal heeft plaats in Duitsland en Oostenrijk.

Brandgevaarlijk
Toch hebben de lucifers op dat moment nog een nadeel. Ze zijn zeer brandgevaarlijk. Niet zelden breekt dat de eigenaar van de lucifers op. Het is dan ook een grote stap vooruit als de Zweed Gustaf Erik Pasch in 1844 zijn ”veiligheidslucifer” ontwikkelt. Pasch scheidt de twee componenten die bij contact voor ontbranding zorgen: kaliumchloraat in de kop van de lucifer en fosfor in het schuurpapier. Hij vervangt de giftige witte fosfor tevens door rode fosfor.

De Zweed Johan Edvart Lundström ontwikkelt het procédé verder en krijgt er patent op. Zijn lucifer krijgt op de wereldtentoonstelling in Parijs in 1855 een prijs toegekend. Het is het begin van een succesvolle periode voor de Zweedse luciferindustrie. Nog altijd is deze goed voor 75 procent van de wereldproductie.

Het kopje van de huidige lucifers bestaat nog steeds voor de helft uit kaliumchloraat en voor 5 procent uit zwavel. Het strijkvlak aan de zijkant van het doosje bevat vooral rode fosfor en 35 procent glaspoeder.

Het voorbije millennium zit vol lumineuze ideeën. Een reeks van honderd artikelen belicht wetenschappelijke, medische en technische doorbraken en het gedachtegoed van belangrijke wetenschappers.

Zie ook: Serie uitvindingen