Wetenschap 7 maart 2000

Rubber

Door W. Van Hengel
De Zuid-Amerikaanse indianen noemen hem Ca-o-chu, ”huilende boom” of ”wenend hout”: de Hevea brasiliensis of rubberboom. Na het aanbrengen van een kerf in de boom stroomt de latex eruit. Het is voor de indianen een symbool van bloed en levenskracht. Zij gebruiken de latex al ten tijde van Columbus voor het maken van natuurrubberen ballen en poppen. Pas eeuwen later, aan het begin van de negentiende eeuw, ontstaat in West-Europa een primitieve rubberindustrie.

Na Columbus is het de Franse wetenschapper Charles Marie de la Condamine die als lid van een Franse expeditie in 1736 rubber 'ontdekt' en het als curiositeit naar Europa stuurt. Enkele jaren later komt de Britse onderzoeker Joseph Priestley erachter dat je er letters geschreven met potlood op papier mee uit kunt wissen („to rub” betekent wrijven). Hij noemt latex daarom ”rubber”.

De echte doorbraak komt bijna een eeuw later en staat op naam van de Engelse uitvinder Thomas Hancock en de Schotse chemicus Charles Macintosh. Ze vormen een wetenschappelijk tandem en zijn tevens de grondleggers van de moderne rubberindustrie. In 1820 ontwikkelt Hancock zijn ”masticator”, een houten cylinder met uitsteeksels die het rubber walst, waardoor de chemische structuur verandert en de losse rubberstukjes een aaneengesloten massa gaan vormen. Dit halffabrikaat vormt een geschikt product voor verdere verwerking.

Macintosh gaat ermee aan de slag en ontdekt drie jaar later dat met een paraffinemengsel uit aardolie (nafta) rubber goedkoop en snel oplosbaar is. Hij bedenkt direct een praktische toepassing voor zijn vondst. Macintosh smeert een zijde van een wollen lap in met het rubbermengsel en bedekt de bestreken zijde met een andere lap. Het stuk textiel is waterdicht en vormt de basis voor de fabricage van mackintosh-regenjassen.

Problemen
Toch moet Macintosh zich nog door heel wat problemen heen slaan. Zo ontstaan er gaatjes in de rubbercoating als de kleermakers jassen naaien. Door de openingen kan toch nog regenwater binnendringen. Een ander probleem vormt het natuurlijke wolvet. Het tast op den duur het rubber aan. En als het in de winter koud is, zijn de jassen stijf, terwijl ze 's zomers, als het warm weer is, kleverig worden.

De problemen kunnen worden opgelost als Nathaniel Hayward in 1839 het vulcanisatieproces ontwikkelt. Hij ontdekt dat rubber niet meer plakkerig is als het tijdens het verhittingsproces met zwavel wordt gemengd. Dat trekt de aandacht van Charles Goodyear, die met Hayward gaat samenwerken en investeringen pleegt in het productieproces. In 1844 krijgt hij patent op het procédé, waarvan hij de rechtmatigheid echter acht jaar lang, en uiteindelijk met succes, voor de rechter moet bevechten.

Dit fabricageproces is door de jaren heen in principe niet veranderd. Wel worden tegenwoordig aan rubber tijdens het verhittingsproces bij temperaturen van 140 tot 180 graden Celsius ook andere stoffen toegevoegd, zoals roet en zinkoxide, die de rubberkwaliteit verbeteren. Antioxidanten bieden bescherming tegen aantasting door zuurstof en zonlicht.

De vraag naar rubber neemt in de loop van de negentiende eeuw snel toe, mede door de uitvinding van de fiets en wat later van de auto, die beide worden voorzien van rubberbanden. In 1900 is jaarlijks al zo'n 40.000 ton rubber nodig.

Rubberplantages
De stijging van de vraag naar rubber brengt de Britse regering op het idee zaden van de Hevea brasiliensis uit Brazilië over te brengen naar Ceylon (het latere Sri Lanka) en Singapore. Al snel ontstaan er ook in Thailand, Indonesië en Maleisië uitgestrekte rubberplantages. Deze en andere Aziatische landen zijn tegenwoordig goed voor 90 procent van de wereldproductie van natuurrubber.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog storten de westerse rubberimporten door het gewapende conflict met Japan plotseling in. Inderhaast stampen de VS een synthetische rubberindustrie uit de grond. Momenteel is 60 procent van de geproduceerde rubber van synthetische oorsprong.

De behoefte aan natuurrubber stijgt rond 1990 explosief ten gevolge van aids. Er ontstaat in de medische sector wereldwijd een veel grotere vraag naar steriele handschoenen. Ook de productie van condooms stijgt enorm. De vraag naar rubber is zo groot dat de kwaliteit terugloopt, waardoor inferieure soorten in omloop komen. Dat leidt bij nogal wat gezondheidswerkers tot latexallergieën. Hun huid blijkt niet bestand tegen de steriele handschoenen.

Het voorbije millennium zit vol lumineuze ideeën. Een reeks van honderd artikelen belicht wetenschappelijke, medische en technische doorbraken en het gedachtegoed van belangrijke wetenschappers.

Zie ook: Serie uitvindingen