Zie ook: Mensenrechten en de stuwdam Kwalijke gevolgen stuwdammen al jaren ontkend en miskend
Geofferd aan tempels der vooruitgangDoor A. Jansen Aanleg van de Betuwelijn, de uitbreiding van Schiphol, vergroting van de Maasvlakte. Nederland weet mee te praten over de plaatselijke gevolgen van nationale projecten. Maar een hele provincie onder water ten behoeve van de stroomvoorziening? Dat hebben we hier nog niet meegemaakt. Elders in de wereld des te meer. Stuwdammen golden er tot voor kort zelfs als tempels van voorspoed en vooruitgang alle volksverhuizingen ten spijt. Afgezien van allerlei nevenfuncties dienen stuwdammen in de eerste plaats voor de aanleg van een waterreservoir (stuwmeer) dat wordt gebruikt voor irrigatie van landbouwgrond, of voor de opwekking van elektriciteit: witte steenkool dus. In de jaren negentig vervulde waterkracht zo'n 40 procent van de wereldwijde behoefte aan elektriciteit. Maar is witte steenkool wel zo schoon als de term doet vermoeden? Eerst maar enkele gegevens, ontleend aan het goed gedocumenteerde boek Silenced Rivers, The ecology and politics of large Dams (Zedbooks, 1996) van Patrick McCully. Daarin vermeldt hij dat er wereldwijd meer dan 40.000 grote dammen zijn gebouwd. Van de categorie kleine dammen zijn er zo'n 800.000. Kampioen dammenbouwer is China: in 1949 telde het land nog maar acht grote dammen; begin jaren negentig waren dat er 19.000. De Verenigde Staten zijn goede tweede (5500 grote), gevolgd door de voormalige Sovjet-Unie, Japan en India. De aanduiding kleine, middelgrote, grote of reusachtig grote dam (megadammen) hangt overigens af van de hoogte van de dam, de inhoud van het stuwmeer en de productiecapaciteit. Ruim 400.000 vierkante kilometer op aarde is inmiddels met behulp van stuwmeren onder water gezet. Het grootste stuwmeer ligt in de Afrikaanse staat Ghana, waar het Voltareservoir maar liefst 8500 vierkante kilometer meet. Qua productievermogen is de echte topper de Itaipudam op de grens van Brazilië en Paraguay, met een vermogen van 12.600 megawatt (MW). Ter vergelijking: een gemiddelde kolencentrale heeft een vermogen van 600 MW. De Chinezen zijn echter druk bezig dat record te breken wanneer straks hun Drieklovendam klaar is. Dit betonnen monster krijgt een capaciteit van maar liefst 18.200 MW. Nog een laatste record: de hoogste dam ter wereld is die bij de plaats Noerek in Tadzjikistan: 300 meter, dus net zo hoog als de Eiffeltoren. Het zal niemand verbazen dat zulke ingrijpende waterwerken tal van problemen en risico's met zich meebrengen. Een groot risico voor de om- en (vooral) onderliggende bevolking is overtopping: het overlopen van het stuwmeer, waarbij het water over de dam stroomt, materiaal van de dam met zich meeslepend. Veertig procent van alle stuwdamrampen is hieraan te wijten. Aardbevingen Vaststaat dat ook aardbevingen kunnen worden veroorzaakt door (het laten vollopen van) grote stuwmeren. Dit fenomeen, aangeduid met de term Reservoir Induced Seismicity, kortweg RIS, is bij ruim zeventig dammen (de meeste met een hoogte van boven de 100 meter) wetenschappelijk vastgesteld. Door een stuwmeer heel geleidelijk te laten vollopen, probeert men zulke seismische effecten te voorkomen. Geschat wordt dat in de achterliggende eeuw ruim 13.000 mensen zijn omgekomen door dambreuken die in China niet meegerekend. Alleen al in dat land (met in totaal 80.000 grote en kleine dammen) deden zich de laatste vijftig jaar 3200 ongelukken voor. De grootste ramp voltrok zich ook daar. Dat was in 1975 toen in de Chinese provincie Henan naar schatting 230.000 (!) doden vielen bij een dambreuk. Toch ligt de tragedie rond stuwdammen en -meren vooral op een ander sociaal vlak, namelijk de gedwongen verhuizing van tientallen miljoenen mensen, vanwege het onder water zetten van hun woongebied. PAP's worden ze in het jargon genoemd: Project Affected Persons, en geschat wordt dat wereldwijd tussen de 30 en 60 miljoen mensen tot die categorie behoren. De Indiase schrijfster Arundhati Roy heeft naar aanleiding van de zich voortslepende perikelen rond de aanleg van de Sardar Sarovardam in de Narmadarivier in India daarover eind vorig jaar een vlammend essay geschreven. De miljoenen ontheemden van India, zo schrijft ze, zijn vluchtelingen van een niet-erkende oorlog. En wij? Wij kijken de andere kant op. Waarom? Omdat ons verteld wordt dat die dam voor Het Algemeen Welzijn is. Dat het gedaan wordt uit naam van de Vooruitgang, uit naam van het Nationaal Belang. Overigens neemt India samen met China een bijzondere plaats in als het gaat om zulke gedwongen volksverhuizingen. President Jawaharlal Nehru zei het al bij de opening van een dam in 1948: Als u moet lijden, lijd dan in het belang van het land. Stuwdammen waren volgens hem immers de tempels van het moderne India. Inmiddels heeft het land 3600 grote dammen en zijn er nog zo'n duizend (kleine en grote) in aanbouw. Afgezien van China zijn nergens zo veel mensen verplaatst als in India: naar schatting ruim 14 miljoen. Maar nog erger is dat van al deze PAP's (in India oustees geheten) driekwart nooit alternatieve grond of een nieuw onderkomen heeft gekregen. Hoogstens kregen ze een klein geldbedrag ter compensatie. Uit andere wereld Hoe is het mogelijk dat de dammen desondanks het imago van vooruitgang behielden? vraagt Roy zich af. Het antwoord vindt ze in de afkomst van al die ontheemden: 57,6 procent van de verdrevenen zijn Adivasi, de verachte inheemse bevolking van India; onder de overigen bevinden zich in meerderheid onaanraakbaren, de zogenaamde Dalits. Twee minderheidsgroepen met een buitengewoon lage status dus. De rekening van de dammen, concludeert Roy, werd dus betaald door mensen uit een andere wereld: de armsten in India subsidiëren de leefstijl van de rijksten. Ook in een ander opzicht kan worden getwijfeld aan dat algemeen welzijn als hoogste doel van stuwdambouw in India. Ondanks al die bouwsels hebben 200 miljoen Indiërs immers nog altijd geen veilig drinkwater, en ontberen 600 miljoen mensen zelfs de meest eenvoudige sanitaire voorzieningen. Het zal wel aan die eerdergenoemde 'blinde vooruitgangsvlek' liggen dat ook elders de stuwdamsector inclusief belangrijke financiers zoals de Wereldbank tientallen jaren zwaar tekort is geschoten bij het evalueren van de schadelijke gevolgen van dammen: in ecologisch opzicht, maar vooral sociaal. Voor de Wereldbank kwam wat dat betreft het keerpunt begin jaren negentig toen een onafhankelijke commissie (onder leiding van de Amerikaan Morse) een bijna 400 pagina's tellend rapport uitbracht over de rol van de bank bij de genoemde Sardar Sarovardam in de Narmadarivier. Het project werd daarin afgeschilderd als een tienjarige geschiedenis van vergissingen en grove nalatigheid. Als reactie op deze blamage trok de Wereldbank zich in maart 1993 als medefinancier terug. Toch is met het terugtreden van de Wereldbank de tragedie rond de Narmadarivier niet beëindigd. India is vastbesloten het project af te maken, en tot op de dag van vandaag vechten bewoners tegen hun gedwongen vertrek. We zullen ons vasthouden aan het land, zoals een baby zich vastklampt aan zijn moeder, aldus een van de slogans van de Narmada Bachao Andolan (Redt de Narmada Beweging), een wonderlijke coalitie van gedupeerden en sympatisanten, waaronder zakenlieden, kunstenaars, boeren, wetenschappers en Adivasi uit heel India. Ze worden ook gesteund door een actieve internationale antidambeweging, die bestaat uit waterbouwkundig ingenieurs, biologen, journalisten, milieu- en mensenrechtenactivisten uit verschillende landen. Kentering Toch is er sprake van een algehele kentering, is de overtuiging van Rijkert Knoppers, een van de auteurs van het boek De keerzijde van de dam. Als je nagaat hoe de Wereldbank behoorlijk kritisch is geworden ten aanzien van grote dammen kun je zeker zeggen dat de aandacht voor het milieu en de sociale gevolgen is toegenomen. En ook als je de vakbladen voor dammenbouwers leest, zie je meer aandacht voor deze terreinen. In de westerse wereld zijn vooral de VS en Scandinavië koplopers als het gaat om de bescherming van nog vrijstromende rivieren. In de VS is het door wetgeving zo goed als onmogelijk nog een grote dam te bouwen. Critici spreken daar zelfs van een heersend Banana-syndroom: Build absolutely nothing anywhere near anything. Daarmee is nog niet gezegd dat het tijdperk van stuwdammen voorbij is, want vooral in ontwikkelingslanden zijn er nog mogelijkheden te over. Knoppert schat het huidige aantal waterkrachtcentales hooguit op een kwart van het totale potentieel. Hij is ook niet gekant tegen verder gebruik van stuwdammen, mits er maar goede voorwaarden aan worden gesteld. Vanzelfsprekend is voor hem dat mensen die moeten verhuizen voldoende gecompenseerd worden. Belangrijk is ook de aanpak van water- en energieverspilling. Kijk naar China, daar is de verkwisting enorm, weet Knoppert. Berekend is dat 60 procent van de bestaande waterkrachtcentrales de elektriciteit kan leveren die de Chinese economie nu vraagt 80 procent van die elektriciteit gaat naar de industrie. Dammenbouw als onderdeel van integraal waterbeheer is verder een absolute must. Alle effecten moeten bij de afweging en de besluitvorming worden meegenomen, dus ook de ecologische en de sociale gevolgen en risico's. En dan zijn er wellicht nog alternatieven: kleinschalige dammenbouw bijvoorbeeld. Opblaasbare dammen worden al toegepast. Hetzelfde geldt voor kleinschalige elektriciteitsproductie voor lokaal gebruik. Die laatste toevoeging geeft de beperking al aan: een echt alternatief qua capaciteit is die kleinschaligheid natuurlijk niet. Alleen als je de gebruikers/doelgroep verandert lokale bevolking in plaats van steden en industrieën zet deze kleinschaligheid zoden aan de dijk. China moge in dit verband als voorbeeld dienen: het land dat bezig is met zijn megaproject rond de Drieklovendam is tevens wereldwijd koploper in het toepassen van kleinschalige elektriciteitvoorziening op dorpsniveau. |