Reizen 1999

Zie ook: Een plakje berenworst

Funäsdalen lokt toeristen met kwijnende kudde muskusossen

Een vreedzame bullebak
op het dak van Zweden

Door W. H. Smith
Härjedalen is zó in trek bij berenkijkers dat Funäsdalen ook met een wilde toeristenlokker op de proppen komt. Welnu, het hoogste berggebied van Zweden herbergt nog een heel apart schepsel. Probleem is alleen dat zijn leven aan een zijden draadje hangt. Bovendien explodeert hij bij de minste of de geringste verstoring tot een ruige bullebak. Ren in dat geval voor je leven! Het zelfs voor Zweden onbekende, bijna buitenaardse wezen luistert naar de naam ”muskusos”.

De wind bijt ijskoud in je oren. Funäsdalen laat zich vandaag van haar ruige kant zien. Christina Törnberg, die aan het promoten van het ”dak van Zweden” een dagtaak heeft, trotseert zwijgend vlagen natte sneeuw. De VVV-vertegenwoordigster bewaart wijselijk elke aanprijzing –„'s zomers kun je hier fijn wandelen en 's winters heerlijk skiën”– voor vanavond bij de kachel.

Maar niemand mort. Iedereen is zelfs gretig op pad gegaan. Je laat een kans om muskusossen te zien toch niet om een buitje schieten? Het avontuur lokt eveneens, want voordat we de eerste heuvel beklommen, had Peter Nilsson, de gids, nog een laatste mededeling. „Mocht een muskusos op je afkomen, ren dan zo hard mogelijk naar beneden. Bergopwaarts zijn ze veel sneller dan je zou vermoeden.”

Het advies moet niet de indruk wekken dat muskusossen humeurige bullebakken zijn. Van nature zijn het vreedzame goedzakken, die je gewoon tweehonderd meter van je af moet houden. Pas als een dier zich in het nauw gedreven voelt, valt hij aan. Maar eerst zal hij briesen, de kop schudden en met de voorpoten schrapen. Een belager die daarna nog verder durft te gaan, moet maken dat-ie wegkomt. Het harige beest mag nogal lomp ogen, hij zal plotseling exploderen en met de kop omlaag de achtervolging inzetten.

Nilsson baseert zijn kennis op die van Nils G. Lindh, van wie hij enkele jaren geleden het oudste kuurhotel van Zweden kocht. Het ruim 100-jarige ”Fjellnäs Högfjellspensionat” ligt aan een meer in het gehucht Tänndalen en was ooit een sanatorium voor tbc-patiënten. Tegenwoordig genieten alleen gezonde gasten uit alle hoeken van de wereld van de huiselijke sfeer. Liefhebbers kunnen overdag met Peter de bergen in. Onderweg vertelt hij over de natuurervaringen van de vorige eigenaar.

Vers bloed
In 1971 ontdekte Lindh als eerste dat vijf muskusossen uit Midden-Noorwegen Zweden waren binnengewandeld. De dieren –een stier en twee koeien met ieder een kalfje– hadden een grote kudde in het Nationaal Park Dovrefjell de rug toegekeerd en besloten 140 kilometer verderop in het schaarsbevolkte Rogen-reservaat een nieuw bestaan op te bouwen. Vanaf het eerste moment raakte Lindh zo gefascineerd door de eigenzinnige pioniers, dat de zestiger nu als hun onofficiële beschermer te boek staat. Aan de vorm van hun hoorns leerde hij de dieren herkennen. Het leek hem handig ze vervolgens naar vrienden of buren te vernoemen.

Het gaat de Zweedse muskusossen bepaald niet voor de wind. Aanvankelijk leek hun verhuizing naar de ”laatste wildernis” een perfecte keus. Na vijftien jaar telde de groep dertig dieren. Daarna ging het bergafwaarts. Dit jaar zag Lundh er vijf, maar de kudde moet volgens hem groter zijn. Een probleem is dat de beesten slechts 400 vierkante kilometer van het reservaat benutten. Zo'n gebied is te klein om genoeg vetreserves voor de lange, koude winters op te bouwen, omdat voedsel op deze hoogte niet voor het opscheppen ligt. Willen de dieren zich 's zomers dik eten, dan zullen ze hun leefgebied drastisch moeten vergroten. De in de jaren zeventig geplaatste grensafscheiding is hem een doorn in het oog. Oudere dieren kruipen bij kreekjes onder deze barrière door, maar kalfjes durven dat niet en raken daardoor gescheiden van hun moeder.

Er is dringend behoefte aan vers bloed. Lundh ziet wat dat betreft een lichtpuntje. De populatie in Dovrefjell telt nu ruim honderd dieren en is voor dat gebied te groot. De Noren, die dat aantal willen terugbrengen, zijn bereid Zweden dertig exemplaren te schenken. Door ze vlak bij de grens los te laten, zijn er geen transportkosten en kunnen de dieren zich zelf bij de oosterburen aansluiten. Een perfect plan, vinden biologen. Diverse dierentuinen willen desnoods financieel bijspringen.

Inkomstenbron
De Zweedse overheid is minder enthousiast. Volgens haar behoren muskusossen niet tot de inheemse fauna, een argument dat Lundh op basis van archeologische vondsten niet steekhoudend vindt. Tot zijn ongenoegen vallen de gehoornde wezens op grond van deze redenering buiten elke Zweedse natuurbeschermingswet en steekt de regering geen energie, laat staan geld in hun overleving. Hij uit z'n ongenoegen over het feit dat zogenaamde elandprojecten jaarlijks 90 procent van de nationale natuurpot –90 miljoen Zweedse kronen– opslokken, waardoor er voor andere dieren en planten dus bar weinig overblijft.

De muskusossen zullen nooit een aanslag op de begroting plegen, is zijn overtuiging. De harige schepselen scharrelen zelf hun kostje bij elkaar en brengen zelfs indirect geld in het laatje. Zoals het nabijgelegen Härjedalen zich met succes als berenland promoot, bombardeerde de bevolking van Funäsdalen de herkauwers tot symbool van hun gebied. Met muskusossen in je achtertuin kun je zeker zeggen dat je in de wildernis leeft. En dus is uit hun aanwezigheid een slaatje te slaan. Denk aan speciale arrangementen om de exoten te voet en zelfs per helikopter in het ruige berglandschap te ontdekken. Het gemeentebestuur van Sveg is zich bewust van deze inkomstenbron en heeft de regering inmiddels een brandbrief gestuurd met de vraag wat er met het restantje muskusossen gedaan moet worden. Helpen we deze dieren of laten we ze aan hun lot over?

Rust
Ondertussen knagen honger en inteelt aan hun conditie. Zo bleken de muskusossen niet opgewassen tegen een hersenwormpje, die de kudde midden jaren tachtig halveerde. Ook het gedrag van de stieren gooit roet in het eten. Tijdens de paartijd hebben de heren de gewoonte met een snelheid van 65 kilometer per uur op elkaar te botsen, waardoor er niet zelden eentje door hersenletsel het loodje legt. Behalve een rivaal weer een stamvader minder.

De dieren zijn gesteld op rust, weet Lundh. Op zijn aandringen mogen sneeuwscooters, helikopters en andere vliegtuigen hun biotoop niet meer verstoren. Het verbod zette kwaad bloed bij enkele Lappen die in hetzelfde gebied hun rendieren laten grazen. Dergelijke maatregelen zijn echter onontkoombaar en ook profijtelijk voor andere schepselen, zoals beren en lynxen, meent hij. De muskusos is slechts een voorbeeld hoe gemakkelijk de balans verstoord kan worden. Wil men werken aan het behoud van de natuur, dan zal de mens een deel van zijn vrijheid moeten inleveren. Hordes toeristen kunnen eveneens een bedreiging vormen. Het observeren van muskusossen mag wat hem betreft dan ook alleen onder leiding van bekwame gidsen.

Lemmingen
Voorlopig maken wij ons al uren blij met niets. Ook de otter, lynx en steenarend houden zich perfect schuil. Rendieren hebben bijna elk plukje mos op te toch al boomloze vlakte opgevreten. Bergtoppen hullen zich in nevelen. Noorwegen, vlakbij, onttrekt zich aan het zicht, want flarden mist leggen over Funäsdalen een grijze deken. Dat maakt het ontdekken van muskusossen bepaald niet gemakkelijk. Steeds vaker zie je een rotsblok voor een muskusos aan. „De kans dat je er nu één ziet, is één op een miljoen”, zegt Peter Nilsson. „Bij een pak sneeuw vallen ze beter op”, vult Christine aan.

We genieten van een raaf, die vanaf een kei het gezelschap opneemt en met een beetje fantasie zijn naam krast. En natuurlijk schieten telkens lemmingen voor onze voeten weg. Deze koddige wezentjes hebben alles in zich om een hartaanval te krijgen. De knaagdiertjes blijven eten en winden zich bij het minste of geringste enorm op. Stress is dé doodsoorzaak van deze tonronde hamstertjes. Bij het zien van te veel soortgenoten schieten ze direct in de verdediging – rechtop zitten en maar blaffen. Onbewust regelen ze zo hun voortbestaan.

In tegenstelling tot de wijdverbreide mythe plegen deze diertjes geen zelfmoord door zich massaal in zee te storten. Hun vacht is waterdicht en ze kunnen uitstekend zwemmen. Periodiek treden echter populatie-explosies op. Rusteloos rennen de lemmingen dan de hellingen op en neer. Door elke ontmoeting met een soortgenoot komen ze zo onder druk te staan, dat ze plotseling dood kunnen neervallen. De dieren die de lager gelegen gebieden koloniseren, graven nieuwe holen en verjagen nieuwkomers. De komst van steeds meer lemmingen doet ze echter radeloos naar ruimte zoeken. Alleen de flinkste en sterkste exemplaren blijven achter.

Natuurmuseum
Christine herinnert zich zo'n lemmingenjaar nog als de dag van gisteren. Prikkend in een ”Noorderlicht”-salade dist ze in restaurant Mysoxen (!) in Sveg een jeugdherinnering op. Ze was zeven jaar, zat op een schommel en zag honderdduizenden van deze driftkikkertjes onder zich doorrennen. Wij mogen slechts dromen van zo'n indrukwekkend natuurfenomeen.

Een ontmoeting met een échte muskusos verhuist voorlopig ook naar een verlanglijstje. We nemen genoegen met Selma, die opgezet op een voetstuk staat in Rogens Naturum, het mooie privé-museumpje van Jan Salomonsson in Tännäs. Op een dag in april raakte ze verlamd en kon ze de woeste wereld alleen nog zittend op haar achterwerk aanschouwen. Totdat de onverbiddelijke dood ook daar een stokje voor stak. Het is de vraag of de rest van haar makkers het zullen redden. Voor Funäsdalen is het te hopen.

Informatie over Funäsdalen en Härjedalen: Zweeds Bureau voor Toerisme en Verkeer, tel. 0900-2025200.