Reizen 1999

Zie ook: Land van Shakespeare

Birmingham probeert imago van ”black town” kwijt te raken

Het chocoladesprookje van Cadbury

Door W. H. Smith
Dertig plaatsen op de aardbol heten Birmingham. Zelfs een maankrater –nummer 357– werd naar de tweede stad van Groot-Brittannië vernoemd. Niettemin negeren veel Engeland-gangers de metropool in hartje Verenigd Koninkrijk. Het gros kan de historische beelden van walmende fabriekspijpen en verpauperde krottenwijken wellicht nog steeds niet van zich afzetten. De werkelijkheid blijkt verrassend anders.

Dudley Zoo is een armetierig zootje. De gerenoveerde kasteelruïne, eveneens in het park, valt bij de schamele verblijven in ieder geval uit de toon. De dierentuin ligt op een heuvel en biedt uitzicht over een mijnstreek die op geen enkele landkaart wordt aangeduid: Black Country. De kolen die een eeuw geleden in het ”zwarte land” werden gedolven, waren het fundament onder de Engelse zware industrie. Overdag zag alles zwart van de rook, 's nachts kleurde de lucht rood. Hier zwoegden duizenden arbeiders voor een droge snee brood.

Hoe troosteloos, grauw, lelijk en vuil het toen was, kan het Black Country Living Museum, ook in Dudley, niet uitbeelden. Natuurlijk ruik je kolendamp en hoor je stoommachines stampen, maar wandelend door het openluchtmuseum waan je je in een schoon Victoriaans industriestadje, met een kerkje, een pub en zelfs twee huizen geheel van gietijzer.

De bewoners, uitgedost naar die tijd, doen er alles aan je in een Dickens-achtig sfeertje onder te dompelen. Heel gezellig. In knusse winkeltjes maken (en verkopen) lieve omaatjes ouderwets snoepgoed en zoete koekjes. Een deur verder stap je de werkplaats van een mandenmaker binnen of slaat een ”blacksmith” op het aambeeld. Een elektrische tram stopt desgewenst bij de St. James's School, waar leerlingen overigens nooit ouder dan zeven waren. Acht jaar was immers een mooie leeftijd om te gaan werken... Een juf probeert vandaag streng te doen („handen op de rug!”), maar de jeugd van deze tijd blijkt daarvan niet zo onder de indruk.

Meer ontzag boezemt een gewezen mijnwerker in, die jongeren –voorzien van groene helm en rode lantaarn– door een ondergronds doolhof gidst. Hij toont met welke technieken de dikste kolenlaag van Engeland (9 meter!) werd gedolven. In de duistere tunnels stuiten de 'kompels' op Billy, Wedge, Isiah en Matthew met zijn ”pitpony” Sally. Om de beruchte explosies te voorkomen, mocht de rug van het trekpaardje nooit geborsteld worden. Na de ”shift” kwam er een stofzuiger aan te pas.

Duizend beroepen
Niet Dudley, maar het aangrenzende Birmingham werd in de negentiende eeuw hét centrum van de Industriële Revolutie. Ambachtslieden die niet onder de heersende gilden wilden bukken, beschouwden de grootste stad na Londen als vrijplaats. In deze setting knutselden James Watt en Matthew Boulton hun stoommachines in elkaar en vond William Murdock de gaslamp uit. Birmingham werd de stad van duizend beroepen en maakte naam als werkplaats van de wereld.

Tegelijkertijd legden de fabrieken een deken van vuil en roet over de ”town” en moest het werkvolk met bedompte arbeiderswoningen genoegen nemen. ”Brum”, dat sinds 1889 van koningin Victoria de naam ”city” mag voeren, probeert zich met enige flair aan het imago van een vuile stad te ontworstelen. De metropool is weliswaar nog steeds een jungle van industrieterreinen (autoproducenten Rover en Jaguar) en viaducten (Spaghetti Junction!), maar heeft een schoon centrum met Victoriaanse winkelstraten.

Met name het cultureel aanzien van de stad is aanzienlijk verbeterd doordat veel verpauperde wijken zijn gesaneerd. Het City of Birmingham Orchestra vormde het middelpunt van de opleving. Het is nu een van de grote orkesten van de wereld, met de Symphony Hall als basis. Daarnaast timmert het ”Big Heart” van het Verenigd Koninkrijk als (inter)nationaal beurs- en congrescentrum aan de weg. Het National Exhibition Centre trekt jaarlijks honderdduizenden bezoekers.

Lint van kanalen
De deur van het Museum of Science and Industry zit op slot en dat blijft voorlopig zo. Jammer, niet alleen vanwege de gratis entree, maar ook omdat het een van de compleetste musea op het gebied van wetenschap en industrie is. De originele stoommachine van Watt en Boulton uit 1779 maakte deel uit van deze wereld van geluiden, geuren en beweging.

Gelukkig zijn er alternatieven. Zo toont het Birmingham Railway Museum enorme krachtpatsers en kunnen liefhebbers van kunst en cultuur naar het Barber Institute of Fine Arts (een fraaie collectie impressionistische meesters) of Sarehole Mill, de achttiende-eeuwse watermolen die Tolkien inspireerde tot het schrijven van ”The Hobbit”.

Bij Gas Street Basin –hartje stad– meren toeristen hun gehuurde, vrolijk gekleurde ”narrowboats” af. De vorm van de vaartuigen –smal en lang– is afgestemd op de eveneens smalle waterwegen, die al in de achttiende eeuw werden gegraven. Het netwerk van kanalen is uitgebreider dan dat van Venetië, zegt VVV-directeur Joe McConnell met een knipoog. Ze vormen een lint van 53 kilometer, wat geenszins betekent dat je zonder belemmeringen kunt varen. Het aantal sluisjes is legio en bovendien moeten ze allemaal met de hand bediend worden. Met name jachtige types die een ”canal”-arrangement boeken, ondervinden zo het onthaasten aan den lijve. Eertijds waren de kanalen echter een goedkope en eenvoudige manier om goederen van de stad naar de diverse afzetmarkten in de wereld te transporteren.

De oude pakhuizen langs het water zijn zorgvuldig gerestaureerd en bieden nu onderdak aan musea, restaurantjes en galeries. Hier bevindt zich ook het eerste inlandse National Sea Life Centre, een denkbeeldige oceaan met 3000 levende zeewezens. Vooral vissen die op en rond de Britse eilanden zwemmen, wapperen hier hun vinnen. Vanzelfsprekend vinden kinderen de nieuwe, realistische nabootsing van de Titanic-ramp avontuurlijker dan een 'kudde' zeepaardjes.

Juwelierswijk
In geen enkele andere stad zal men zo veel juweliers op een kluitje bij elkaar aantreffen als in Birmingham. In de wijk Hockley begonnen enkele lieden met gouden handen metalen bijouteriekistjes, opvallende knopen en schoengespen te maken. Gaandeweg groeide deze nijverheid en werden overal ateliertjes gebouwd. Omdat iedereen zich in een bepaald karweitje specialiseerde, was men afhankelijk van elkaar. Zogenaamde ”errand boys” pendelden met mandjes op drie wielen tussen de workshops. Vaak konden de loopjongens onderweg de verleiding niet weerstaan te knikkeren. Terwijl ze in hun spel opgingen, lag het goud zomaar op straat...

In de bedrijvige juwelierswijk ten noorden van de stad zetten nog steeds 200 juweliers en 50 goud- en zilversmeden de traditie van het vakmanschap voort. Tot eind jaren zeventig leverden ze uitsluitend aan de handel. Nu is iedereen welkom. De variatie is groot, de prijzen zijn (wat) lager dan elders. Kopers moeten op het JQA-merkje letten; in dat geval is het product gemaakt door een lid van de Jewellery Quarter Association.

Geïnteresseerden doen in het Jewellery Quarter Discovery Centre een stap terug in de tijd. De attractie, waar gepensioneerde goudsmeden hun vakbekwaamheid tonen, bevindt zich in het voormalige bedrijfje waar Eric en Tom Smith de scepter zwaaiden. Zus Olive deed de boekhouding en ontving klanten. Armbanden waren de specialiteit van het stoffige zaakje. Bang dat er een kruimeltje goud naar buiten werd gesmokkeld, werden de werknemers dagelijks zorgvuldig afgeborsteld. Operatie Stofkam leverde elk jaar een paar ”ounce” op.

In 1981 besloot het hoogbejaarde trio te stoppen met werken. Dankzij een oplettende gemeenteambtenaar kon op het nippertje worden voorkomen dat een bulldozer de zaak platwalste. Nu komen jaarlijks honderden toeristen over de krakende houten vloer. Ze kunnen niet alleen op de vingers van gepensioneerde edelsmeden kijken, maar ontdekken ook dat J. Hudson & Co (Whistles) of Hockley in 1921 de fluitjes voor de matrozen van de Titanic maakte en H. Hipkiss Co Ltd. schakels voor de kroonluchters van Buckingham Palace leverde.

Gebed en bijbellezing
De werkomstandigheden in Jewellery Quarter stonden lange tijd in schril contrast met die van Bournville. Het groene voorstadje van Birmingham werd in 1890 gebouwd door Richard en George Cadbury. De broers traden in de voetsporen van hun vader John, die in 1824 in Bull Street een thee- en koffieschenkerij was begonnen. Al snel begon hij ook cacaobonen in een mortier fijn te stampen, waarmee hij de basis legde van een nu wereldberoemde chocoladefabriek. De zaken verliepen in die tijd zo voorspoedig dat de onderneming zich een ruimere jas liep aanmeten.

De Cadbury's, die na een bezoekje aan Van Houten in Holland in 1898 een populaire chocoladedrank op de markt hadden gebracht, lieten het oog vallen op een weiland buiten de stad. Bewust, want als Quakers wilden ze niet alleen bewijzen dat een mensvriendelijke bedrijfsvoering mogelijk was, maar ook dat hun duizenden arbeiders niet in erbarmelijke omstandigheden in een krottenwijken behoefden te wonen. Wat dat laatste betreft, rond de nieuwe fabriek bouwden ze cottage-achtige huizen en allerlei andere voorzieningen, zoals een kerk en een cricketveld. Pubs ontbraken. Bournville gold als een voorbeeld voor andere tuinsteden zoals Port Sunlight en Hampstead Garden Suburb.

Elke werkdag bij Cadbury werd begonnen met gebed en bijbellezing. Vrouwen en mannen werkten en aten in de kantine strikt gescheiden. Een man die permissie had op vrouwelijk grondgebied te verkeren, was herkenbaar aan een speciale armband. Huwde een vrouw, dan moest ze het bedrijf verlaten. De directeur overhandigde haar echter eerst een Bijbel en een bos anjers.

Vakbonden kregen bij het 'strenge' bedrijf geen poot aan de grond. De arbeiders waren dik tevreden. Ze ontvingen een pensioen, werden regelmatig medisch gekeurd en behoefden op zaterdag maar een halve dag te werken. Hun werkomgeving was fris en ze kregen alle gelegenheid tot ontspannen. Zwemles onder de baas z'n tijd was geen probleem. Hetzelfde gold de periodieke UV-behandeling, eveneens in zwembroek!

Chocoladeattractie
Aan de Linden Road is veel veranderd. Het christelijk gehalte is in rook opgegaan; de multinational draait volcontinu in de 24-uurseconomie en maakt nu in 25 landen (inclusief Rusland en China) snoepgoed. Met het in 1990 geopende Cadbury World laat de onderneming zich van haar goede kant zien, al moet de bezoeker daarvoor gewoon entree betalen. De ”Chocolate Experience” blijkt een leuke bijverdienste, want er komen er jaarlijks duizenden op af.

In het museum kan de geschiedenis van het bedrijf gevoelens van heimwee oproepen. Jong en oud snuiven er in ieder geval de geur van cacaobonen op en leren dat de azteken er een bitter drankje van brouwden. Wat Cadbury er nu allemaal van maakt wordt –uiteraard– ook duidelijk, maar de fabricage zelf speelt zich voor een groot deel achter de schermen af. Hier en daar mag je in de keuken gluren.

Na dit weinig spectaculaire onderdeel doet daarentegen de ”Cadabra”-show de mond van menig smulaapje van verbazing openvallen. De familie glijdt in een ”bean”-mobiel langs een mierzoet sprookje en geniet! Cadbury kan bij het grut niet meer stuk. De zak met 'gratis' lekkers raakt steeds voller. Nog even of de kinderen blijven in Birmingham.

Toeristische informatie over Birmingham en omgeving: Brits Toeristenbureau, 020-6890002. Voor Cadbury World (volwassenen
± ƒ 15, kinderen ± ƒ 10) is het verstandig eerst naar de openingstijden te informeren: tel. 0044-121-4514159/4514180.