Opinie | 16 september 2000 |
Zie ook: Een hernieuwde poging tot gesprek (14 september 2000) Geref. Gem. willen met onderscheid over de beloften spreken Pleidooi voor evenwichtige predikingDe Gereformeerde Gemeenten willen van harte staan in de lijn van de Reformatie, maar ook van de Nadere Reformatie. Ik ben vuurbang voor een afwijken van die lijn. Dat zegt ds. J. J. van Eckeveld in reactie op het nieuwe boek van dr. ir. J. Blaauwendraad. In zijn tweede boek oefent dr. ir. J. Blaauwendraad opnieuw scherpe kritiek op de Gereformeerde Gemeenten. Ging het in zijn eerste boek vooral over de prediking van de standen in het geestelijk leven en van het aanbod van genade en de beloften, nu gaat hij verder en stelt hij de leer zoals die in de Gereformeerde Gemeenten beleden wordt, onder kritiek. In mijn reactie ga ik er verder maar aan voorbij dat Blaauwendraad als lid van de Gereformeerde Gemeenten de kerkelijke weg niet bewandelt, maar in geschrifte de Gereformeerde Gemeenten publiekelijk onder zijn kritiek stelt. Ongetwijfeld staan er zaken in zijn boek waarmee men het eens kan zijn. Zo benadrukt hij dat door de Wet de kennis der zonde is. Naar aanleiding van de reacties op zijn vorige boek stelt hij, dat ook hij van oordeel is dat er voor Christus plaatsgemaakt moet worden, hoewel hij vindt dat het plaatsmakende werk in de Gereformeerde Gemeenten overgeaccentueerd wordt, met als gevolg dat het aanbod van genade in de verdrukking komt. Vuurbang Blaauwendraad heeft er moeite mee dat men in de Gereformeerde Gemeenten vuurbang is voor een verondersteld geloof. Daarop zou ik willen stellen dat wij inderdaad vuurbang zijn voor een geloof dat op oppervlakkige wijze roemt in Jezus, maar dat niet weet van zonde, schuld en verlorenheid. Als ik lees hoe Blaauwendraad spreekt over de prediking van de beloften, over doop, belijdenis en avondmaal en over de gemeente als verbondsgemeente, dan kan ik het niet anders zien dan dat zijn boek de deur openzet voor de gemeente als 'avondmaalvierende verbondsgemeente'. In kringen waar men de gemeente zo ziet, voelt men in de regel weinig affiniteit meer met de Nadere Reformatie. Ik weet wel dat Blaauwendraad zich beroept op de Reformatie, maar ik heb er moeite mee terug te grijpen op de Reformatie met voorbijgaan aan de Nadere Reformatie. De Gereformeerde Gemeenten willen van harte staan in de lijn van de Reformatie, maar ook van de Nadere Reformatie. Ik ben vuurbang voor een afwijken van die lijn, want er is in onze tijd sprake van een vloedgolf van 'praktisch remonstrantisme'. Onmacht Als Blaauwendraad stelt dat in de leer van de Gereformeerde Gemeenten de wedergeboorte in orde gesteld wordt voor het geloof en dat door deze 'wedergeboortetheologie' de nodiging tot het heil in het gedrang komt, kan ik hem daarin niet bijvallen. Met hem ben ik van mening dat we wedergeboorte en geloof niet van elkaar mogen losmaken, want dan zouden we zondaren rust geven buiten het geloof in Christus, maar ik wil er met nadruk op wijzen dat ds. G. H. Kersten in zijn De Gereformeerde Dogmatiek eerst de roeping behandelt en dan pas de wedergeboorte. Hij benadrukt dat het Woord het zaad der wedergeboorte is. Daarbij maakt hij de uitwendige en de inwendige roeping niet van elkaar los, ook al onderscheidt hij deze van elkaar. Met andere woorden, de Heere gebruikt de roeping door het Evangelie om de wedergeboorte te werken. Kersten benadrukt dat de Heere de geestelijk dode zondaar door Zijn Woord tot de zaligheid roept, hem wederbarend door het zaad des Evangelies. De wedergeboorte werkt God dus instrumenteel door het Woord. Dit opent juist de weg tot een ernstige en dringende evangelienodiging. En nergens spreekt Kersten over wedergeboorte als het instorten van de levenskiem, maar wel, dat door de wedergeboorte de dode zondaar levend wordt. Leeruitspraken Ook daarmee kan ik niet instemmen. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en de Heere heeft alle recht dat beeld van ons terug te eisen. Daar liggen de wortels van onze verantwoordelijkheid. Zo vinden wij het in de genoemde leeruitspraken. Uit het feit dat van Adams nakomelingen in het Oude en Nieuwe Testament wordt gezegd, dat ze naar Gods beeld geschapen zijn, blijkt dat ze op het oorspronkelijk bedoelde beeld Gods aangesproken blijven worden. (dr. W. H. Velema in Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, blz. 308). Volgens Blaauwendraad wordt in de leeruitspraken gezegd dat onze hoofdverantwoordelijkheid ligt in de schepping en niet in het verwerpen van Christus. Daardoor komt, volgens hem, de aanbieding in het gedrang. De leeruitspraken zeggen echter niets anders dan dat onze verantwoordelijkheid wortelt in onze schepping naar Gods beeld en dat die verantwoordelijkheid in het bijzonder vergroot wordt door de aanbieding van Christus. Dat is schriftuurlijk, omdat de Schrift ons leert dat het oordeel verzwaard wordt door het verachten van de Zaligmaker. Het oordeel is al zwaar, omdat we gevallen beelddragers zijn, maar het wordt in het bijzonder verzwaard als we de aanbieding van Christus verachten. Schotse verbondsleer Ik wil er echter op wijzen dat ds. Kersten in het jaar van zijn sterven het hoofdstuk over het verbond der genade uit De kennis der zaligheid van de beide Erskines en J. Fisher heeft uitgegeven. Daar wordt over de bediening van het genadeverbond gezegd dat deze bediening niet gegrond is op de verkiezing, maar op de wezenlijke algenoegzaamheid van het offer van Christus. De beloften van het eeuwige leven, zo wordt daar gesteld, worden gegeven aan Christus en in Hem aan de uitverkorenen, maar de beloften van het verbond worden voorgesteld aan allen die het Evangelie horen. In de bediening van het verbond wordt verklaard dat allen zonder uitzondering welkom zijn (aldus de Erskines en Fisher). Het mag uit het bovenstaande duidelijk zijn dat ik de gedachte verwerp dat het in de leer van de Gereformeerde Gemeenten zou liggen dat het aanbod niet tot zijn recht zou komen... Evenwichtige prediking Maar de Leerregels zeggen nog meer over de beloften: Hij belooft ook met ernst allen die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven (D. L. III/IV, 8). De belofte van het Evangelie wordt alle hoorders gepredikt, maar de rust der zielen en het eeuwige leven belooft Hij aan degenen die tot Hem komen en geloven. Dat is wat anders! Nergens zeggen de Dordtse Leerregels dat de Heere het eeuwige leven belooft aan alle hoorders, maar wel aan degenen die komen en geloven. De Gereformeerde Gemeenten willen dan ook alle beloften niet vereenzelvigen, maar met onderscheid daarover spreken. Ten slotte, wat wij nodig hebben is een evenwichtige prediking, waarin enerzijds alle nadruk valt op de doodstaat van de mens, de noodzaak van wedergeboorte, geloof en bekering en het plaatsmakende werk van de Heilige Geest voor Christus, maar waarin ook anderzijds verkondigd wordt de rijkdom van Christus en een hartelijke en dringende evangelienodiging uitgaat tot alle hoorders. De Heere beware ons bij dat evenwicht. Dan zal er geen plaats zijn voor eenzijdigheid, hetzij naar de ene, hetzij naar de andere kant. De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Zeist. |