Opinie 5 augustus 2000

Gewone gelovige
is de beste evangelist

De kerk mag geen wit eilandje zijn in een gekleurde stad, schreef Bart Wallet zaterdag 29 juli op de opiniepagina van deze krant. Maar kinderen breng je in oorlogstijd niet naar de frontlinie, nuanceert ds. C. J. Meeuse.

Als de prognoses kloppen –en laten we de ogen er niet voor sluiten– dan zullen de grote steden binnen afzienbare tijd evenveel allochtonen tellen als autochtonen. Door kinderrijke gezinnen zullen de scholen zelfs meer leerlingen tellen van buitenlandse afkomst dan Nederlandse kinderen. De pogingen om de binnenkomende vreemdelingen te vernederlandsen verlopen, ondanks alle inspanningen, over het algemeen nog stroef.

Ook een volgende generatie zal het land van herkomst niet vergeten. Dit blijkt uit de betrokkenheid van Molukkers, Papoea's, Koerden, Turken met wat in hun vaderland gebeurt. Cultuur en godsdienst geeft men niet op. De meeste politieke partijen zien dit en beijveren zich om onze samenleving „multicultureel” te maken.

Een verdeelde natie
Als men hiervoor kiest, zet men een duidelijke streep onder het verleden. Immers, sinds het zendingswerk van Willibrord en Bonifatius werd ons volk tot de gekerstende volkeren gerekend. In de twintigste eeuw sloeg de ontkerstening toe. Een 'paarse' regering trad als katalysator op in dit proces en wil niet alleen afstand nemen van het verleden, maar ook zo'n nieuwe samenleving gestalte geven.

Moeten de verschillende opvattingen over de rustdag (vrijdag, zaterdag of zondag), de vastenmaand, offerrituelen en feestdagen, met de verschillende ethische opvattingen (denk aan de huwelijksmoraal) dan maar ingepast worden in deze nieuwe maatschappij, ja, moeten kerken plaatsmaken voor moskeeën? Zo zal men geen nieuwe nationale identiteit kunnen creëren. Etnische minderheden zullen zich meer verbonden voelen met gelijkgezinden over onze grenzen dan met onze cultuur. De vraag mag ons inderdaad wel gesteld worden: Moeten we dit alles maar gelaten over ons heen laten komen? Hoe moet de gereformeerde gezindte in deze ontwikkeling positie kiezen? Voor wie het bijbelse ideaal van een theocratie (art. 36 NGB) liefheeft, is straks geen plaats meer.

Kritische vragen
We kunnen ons afvragen of onze overheid wel een verstandig beleid voert ten opzichte van de gerezen en te verwachten problematiek. Ongetwijfeld is het bevorderen van gezinshereniging van gastarbeiders positief, maar was het niet wijzer geweest om te stimuleren dat de kostwinners met een goede financiële beloning weer naar eigen land en cultuur terug zouden keren?

Overzeese rijksgenoten hadden het recht zich in ons land te vestigen, maar moet niet meer bevorderd worden dat zij, na goede scholing en verdere toerusting, in hun eigen rijksgebied mee gaan werken aan de ontwikkeling van dat deel van ons koninkrijk? Vluchtelingen uit oorlogsgebieden of uit landen waar geloofsvervolging is, moeten we bescherming bieden, maar zou er geen adequater wijze gezocht moeten worden om ze te onderscheiden van hen die slechts welvaart zoeken en als parasieten van de samenleving proberen zo veel mogelijk uit de sociale wetten te zuigen?

Deze en andere vragen mogen we bij onze overheid neerleggen. Onze samenleving dreigt in de toekomst de spanningen te moeten opvangen van de niet zelden met elkaar tegenstrijdige culturen. Daarbij kunnen onze gasten in ons dichtbevolkte land wellicht toch de ruimte niet krijgen om hun eigen cultuur gestalte te geven zoals ze dit in het land van herkomst zouden hebben. Er zijn meer idealen die mensen in zich omdragen dan materiële, en mogen wij daar de vrijheid voor geven?

Een vlucht uit de stad
In onze grote steden zien we kerkelijke gemeenten die tot de gereformeerde gezindte gerekend kunnen worden getalsmatig hard achteruitgaan. Men voelt zich vanwege die andere culturen in de stad niet meer thuis en verhuist naar het platteland. Wie kan er kwaad van zeggen? Sommigen zien het bijna als een deserteren aan het front, maar kinderen breng je in oorlogstijd toch niet naar de frontlinie?

Pijn doet het wel, vooral voor de gemeenteleden die achterblijven en in de grote stad hun werk en woning hebben en houden. Ze zien hun gemeente slinken, met alle gevolgen van dien voor allerlei activiteiten. Wordt de stad overgegeven? Het lijkt er dikwijls wel op. In de Afrikaanderwijk in Rotterdam-Zuid bijvoorbeeld woonde vroeger een groot deel van de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Zuid. Nu is er alleen nog een kinderevangelisatie, maar er wonen geen leden meer. Geven we de stad over aan allochtonen, aan het moderne heidendom, of aan andere godsdiensten? Of ligt hier een taak voor de kerk?

Ieder zijn plaats
Wie zijn levensweg door God laat besturen, zal ervaren dat Hij ons op plaatsen brengt waar Hij ons hebben wil; daarbij zijn Zijn wegen hoger dan de onze. Onze weg leidde, dwars tegen vleselijke begeerten in, naar de stad. We hebben er, ook als gezin, een goede tijd gehad. De gemeente was een gemeenschap, waarin een liefdeband gevoeld werd. Het was geen volmaakte gemeente, maar de Heere woonde en werkte er; Hij had er Zijn kinderen en bracht er toe tot degenen die zalig worden. Wat God eens tot Paulus zei ten aanzien van de havenstad Korinthe, gold ook van Rotterdam: „Ik heb veel volks in deze stad.”

Kregen sommigen vrijmoedigheid om naar elders te verhuizen –en we zullen er geen kwaad woord van zeggen– anderen kregen dit kennelijk niet. Ik heb de pijn van het teruglopen van de gemeente tien jaar lang gevoeld; ze verlieten over het algemeen evenwel de kerk niet en daarom kon je erin berusten. Wel was er ook wat grensverkeer met wat we 'de wereld' noemen, maar het was opmerkelijk dat er net zo veel binnenkwamen als dat er weggingen!

Geen vesting
Hoewel ons kerkgebouw door het stalen hekwerk aan de voorzijde, ter bescherming tegen vandalisme, eruitzag als een vesting, waren toch de erediensten openbaar en was iedereen welkom. Surinamers, Turken, Marokkanen, Afrikanen en anderen meldden zich. Soms uit nieuwsgierigheid en meestal om diaconale hulp. Voor het laatste kwam men meestal aan de (goed herkenbare) pastorie.

Een Surinaamse Hindoestaan kwam in de nacht van zaterdag op zondag het kerkplein vegen en bezocht de ochtenddiensten, want hij wilde geld om een slachterij te kunnen bouwen… Een islamitisch geestelijke vroeg een kerkzaal voor de gebedsbijeenkomsten tijdens de ramadan. Dikwijls waren het verslaafden aan drank of drugs die kwamen bedelen. Na wat eten en drinken gegeven te hebben, liet ik ze maar weer gaan…

Veel andere voorvallen toonden dat men de hulp van de kerk wel zocht, maar helaas niet voor het zielenheil. Wie vraagt naar God en zoekt Hem? Hijzelf zoekt het verlorene. En Hij geeft de kerk de opdracht hetzelfde te doen.

Een taak voor de kerk
We kunnen het beleid van onze overheid bekritiseren, maar in onze persoonlijke omgang met allochtonen moeten we voelen dat God ze op onze weg plaatst. Zij zijn ook schepselen Gods en zullen eenmaal door Hem geoordeeld worden. En wij worden geoordeeld ten aanzien van wat we voor deze medemensen hebben gedaan! Gastarbeiders, overzeese rijksgenoten, asielzoekers en andere buitenlanders bevolken onze steden en we mogen er niet, als die priester en Leviet in de gelijkenis, met een boog omheen lopen. Waar ze op onze weg komen, moeten wij de helpende hand bieden en ze de weg ter zaligheid te wijzen. Dit kan het beste gestalte krijgen door:

a. Een oprecht christen te zijn in het dagelijks leven. Ons gedrag tegenover allochtone buren of op ons werk maakt meer indruk dan lange oraties die over het hoofd heengaan. In de vroegchristelijke kerk waren de gewone gelovigen de beste evangelisten.

b. Kerkelijk evangelisatiewerk onder kinderen en volwassenen. Kinderopvang in een bijbelclub en een vakantiebijbelweek hebben in Rotterdam-Zuid al honderden kinderen uit de Afrikaanderwijk maar ook uit andere wijken onder het Woord gebracht. Het bleek dikwijls ook een ingang te geven naar de gezinnen. Ook een bijbelcursus voor volwassenen kan gebruikt worden om de weg te wijzen naar het ware geluk. En laten we de asielzoekers niet vergeten.

c. Diaconaal werk onder hulpbehoevenden. Dit kan al gauw worden tot een 'water naar de zee dragen'. Het behoeft een grondige kennis van zaken en een organisatievorm die door één enkele diaconie niet te verwezenlijken is. Daarvoor is in Rotterdam de stichting Ontmoeting opgericht.

Christus bouwt Zijn kerk
Het gaat niet om ons koninkrijkje. Tenminste: daar mág het niet om gaan. Wij bouwen de kerk niet; wij houden ze ook niet in stand in een multiculturele samenleving. We hóéven het ook niet te doen. Het is Gods werk. Christus bouwt Zijn kerk, uit alle talen, tongen en natiën. En Hij gebruikt mensen. Hij gebiedt het brood uit te werpen op het water en belooft: „Gij zult het vinden na vele dagen.” Iets heb ik ervan gezien. En het heeft me wel eens wonderlijk bemoedigd. God zegt niet dat we de stad op moeten geven. Hij zegt wel: „…en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.”

De auteur was tien jaar predikant in de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Zuid.

Zie ook:
Kerk mag geen wit eilandje zijn - 29 juli 2000