Bondgenootschap nog niet aan de orde
Eerst duidelijkheid, dan samenwerkenIn het Reformatorisch Dagblad van vorige week stond een opvallend artikel van voormalig VVD-ideoloog dr. A. A. M. Kinneging met een pleidooi voor een gesprek met vertegenwoordigers van de ChristenUnie over de vorming van een politiek bondgenootschap. Inmiddels heeft Roel Kuiper, directeur van het wetenschappelijk bureau van de RPF, de handschoen opgepakt en gezegd voldoende aanknopingspunten te zien voor zo'n gesprek. Of dat een persoonlijk initiatief van hem is, of dat er sprake is van passieve steun van het partijbestuur van de ChristenUnie, is mij niet bekend, maar dat zou wel enig verschil maken. Het is niet voor het eerst dat mensen die niet uit de gereformeerde traditie stammen zich aangetrokken blijken te voelen door de stellingname van politieke partijen die wel uit die traditie stammen. In de jaren zestig was dat het geval bij het GPV dat geconfronteerd werd met het NEV, een organisatie van christenen van diverse pluimage die het programma van het GPV integraal konden steunen. De feitelijke binding van het GPV-lidmaatschap aan het lidmaatschap van één van de gereformeerde kerken vrijgemaakt verhinderde echter toetreding als lid. In de jaren tachtig bleek een groep traditionele rooms-katholieke vrouwen zich aangetrokken te voelen tot het GPV vanwege het standpunt over emancipatie. Recent bleek een aantal opiniemakers uit de linkse wereld zich aangetrokken te voelen tot standpunten en stijl van politiek bedrijven van GPV en RPF. En nu dan een groep zich conservatief noemenden vanuit de hoek van CDA en VVD. Hoe daarmee om te gaan? Lastig Dat is voor een beginselpartij een lastig te beantwoorden vraag. Wat moet je aan met mensen die niet (al) je uitgangspunten delen, maar wel programmatisch met je overeenstemmen? Het is jammer dat er tot nu toe nog geen bevredigend antwoord op deze vraag is gekomen, want de kans dat het tij voor het organiseren en behouden van deze steun opnieuw verloopt, is groot als niet snel een goede modus wordt gevonden. In die zin ben ik blij met het gesprek waartoe Roel Kuiper bereid is. In de politiek gaat het om idealen, veelal gebaseerd op een principiële overtuiging, om het uitdragen van die idealen, het verwerven van steun voor die idealen en het realiseren ervan. Dat is één geheel. Aan alleen uitdragen heb je niets. En als je steun krijgt ben je daar blij mee omdat daarmee de kansen om je idealen te bewerkstelligen toenemen. In de politiek gaat het daarom altijd om samenwerking en het zoeken en vinden van bondgenoten. De discussies die in het GPV zijn gevoerd over politieke samenwerking heb ik dan ook altijd als enigszins vervreemdend ervaren, omdat politiek en samenwerking onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Knelpunt Soms is er aanraking op een enkel punt, dan kun je in een vertegenwoordigend orgaan samen optrekken bij het indienen van een motie of een amendement. Soms is er sprake van overeenstemming over een veel breder front, en dan kan worden gedacht aan meer structurele vormen van samenwerking, lijstverbinding of lijstineenschuiving. De samenwerking tussen ChristenUnie en SGP op Europees niveau is daarvan een voorbeeld omdat het Europese programma verregaand overeenstemt. Soms is er sprake van een diepere herkenning over en weer en dan kan worden overgegaan tot de vorming van één politieke formatie. Met dankbaarheid mag worden geconstateerd dat GPV en RPF inmiddels zo ver zijn gekomen. Maar nu de steun van hen die de uitgangspunten van de partij niet of slechts gedeeltelijk onderschrijven, maar wel programmatisch instemmen. Daar zit natuurlijk wel een knelpunt, omdat het programma toch voortvloeit uit die uitgangspunten. Maar onmogelijk is het niet, omdat christenen en niet-christenen politiek bedrijven in dezelfde concrete werkelijkheid en de opties waaruit gekozen kan worden vaak beperkt zijn. Concrete keuzes die gedaan worden hoeven niet altijd fundamenteel te verschillen van keuzes die anderen maken. Het gaat om de motivatie voor die keuze, om het lange termijn perspectief en om het samenstel van de keuzes die je doet. Dat bepaalt je politieke profiel. En het blijkt dus goed mogelijk te zijn dat anderen zich herkennen in het samenstel van de keuzes die je doet. Voordat je eventueel verder gaat, is het wel goed zeker te stellen hoe vér die programmatische overeenstemming reikt. Alleen herkenning voorzover het om een aantal programmapunten gaat is niet voldoende voor een meer permanent gezamenlijk optreden. Het gaat in deze discussie om een groep(?) mensen die zich conservatief noemt. Als het gaat om het uitdragen van christelijke en burgerlijke (niet klein-burgerlijke) waarden kan men de ChristenUnie conservatief noemen. Maar als het gaat om het bouwen aan natuurwaarden en het veilig stellen van sociale waarden kan men de ChristenUnie toch moeilijk conservatief noemen. In het stuk van Kinneging las ik belangwekkende passages over een mensbeeld dat veel aanrakingspunten heeft met dat wat in de ChristenUnie leeft, maar de onvoorwaardelijke uitlevering aan de markteconomie doet mij weer twijfelen. Het is in het stuk ook niet duidelijk wat Kinneging nu precies wil. Enerzijds heeft hij het over het vormen van een bondgenootschap, anderzijds heeft hij het over de vorming van één partij van gereformeerden, orthodoxe rooms-katholieken en conservatieven. Dat is niet bepaald hetzelfde. Ik denk dat je de ChristenUnie overvraagt zich om te vormen tot zo'n partij. Dat kan in redelijkheid niet worden gevraagd, zeker niet in dit stadium van partijvorming, afgezien van de vraag of een partij met zo'n brede basis voldoende samenhang zou vertonen. Meer duidelijkheid Maar de vorming van een bondgenootschap dat min of meer permanent is indien sprake zou zijn van verregaande programmatische overeenstemming moet worden toegejuicht. Hoe zo'n bondgenootschap eruit zou moeten zien is van later orde. Verbrugh heeft in deze krant al eens gepleit voor het vormen van een soort assemblée, maar ook andere vormen zijn denkbaar tot een plaats op de lijst van een persoon die programmatisch geheel overeenstemt en die in brede kring bekendheid en vertrouwen geniet buiten de natuurlijke achterban van de ChristenUnie. Vooralsnog is dit echter niet aan de orde. Graag eerst meer duidelijkheid over de mate van programmatische en principiële overeenstemming, graag meer duidelijkheid over de omvang en de organisatorische kracht van deze groep, graag meer duidelijkheid over hun eigen ideeën over vormen van politieke samenwerking. Nadenken over de mate waarin samengewerkt kan worden en de intensiteit daarvan kan pas goed gebeuren na het verkrijgen van deze duidelijkheid. Maar de ChristenUnie zal van haar kant duidelijk moeten maken dat iedere serieuze steun welkom is. Het tij mag niet opnieuw verlopen. De auteur is secretaris van de Raad voor het Openbaar Bestuur, voorzitter van het curatorium van de Groen Van Prinstererstichting (het wetenschappelijk bureau van het GPV) en was jarenlang medewerker van de GPV-fractie in de Tweede Kamer. |