De vermeende eenzijdigheid van dr. SteenblokDoor ds. F. Mallan
Het zal vele lezers niet ontgaan zijn wat in ons Reformatorisch Dagblad van donderdag 25 mei in de bijlage Kerkplein van de hand van ds. A. Moerkerken te lezen was over de schorsing van ds. R. Kok in 1950. Daar er een appèl-bezwaarschrift van de heer E. de Jong uit Lemmer onderweg is naar de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten waarin hij vraagt ds. Kok alsnog te rehabiliteren, heeft ds. Moerkerken zich genoodzaakt gezien, daar de bezwaren van de heer De Jong in het bijzonder ook tegen een schrijven van ds. Moerkerken gericht zijn, zich te verantwoorden voor wat hij over de schorsing van ds. Kok in een overzicht over honderd jaar theologie heeft geschreven. Over wat nu door ds. Moerkerken is geschreven, zullen de reacties ook wel niet uitgebleven zijn. Daar ds. Moerkerken in zijn schrijven over de schorsing van ds. Kok ook niet voorbij kon gaan aan de afzetting van dr. C. Steenblok als docent, blijven de reacties niet uit, niet alleen uit het eigen kerkverband van ds. Moerkerken, maar ook van de zijde van hen die zich achter dr. Steenblok hebben geschaard. Ds. Moerkerken erkent eerlijk ds. Kok niet gekend te hebben en ook het kerkelijk gebeuren in verband met zijn schorsing slechts te hebben kunnen nagaan uit de notulen van de kerkelijke vergaderingen. Eigen standpunt Daar de schrijver van wat nu onder de aandacht wordt gebracht alles van nabij heeft meegemaakt, is het verzoek tot hem gekomen om verschillende dingen omtrent de schorsing van ds. Kok en de afzetting van dr. Steenblok als docent wat nader toe te lichten. Wat we waarderen van ds. Moerkerken is dat hij zijn eigen standpunt over de verschillende verkeerde leeropvattingen van ds. Kok niet voor ons verborgen houdt. Hij schrijft eerlijk dat de vereenzelviging van het aanbod van genade met de verbondsbeloften niet te tolereren is. Aan het eind van zijn artikel gaat hij ook nog in op het laatste openbare contact tussen ds. Kersten en ds. Kok op een classicale vergadering te Barneveld. Niet minder dan veertien verkeerde opvattingen heeft ds. Kok toen moeten herroepen. Het is vanzelfsprekend niet mogelijk om in dit schrijven hierop nader in te gaan, waarom ik me slechts wil bepalen bij de uitspraken door ds. Moerkerken genoemd, als dat Christus naar Zijn menselijke natuur zondigen kon, maar die menselijke natuur voor de zonden heeft willen bewaren. Wat duidelijk een nestoriaanse dwaling is te noemen, want Nestorius was het wiens stelling van de scheiding van de beide naturen van Christus reeds in de vijfde eeuw verworpen is. Ook had ds. Kok over de hel geschreven als een plaats van verveling, daar men daar geen werk kon verrichten. De schrijver van dit artikel hoort het ds. Kersten nog zeggen: Wat? Als ze in de hemel zingen, dan vloeken ze in de hel. Ontvlieden Een verslag van een rede die ds. Kok later voor de Spaanse Evangelische Zending te Aagtekerke heeft gehouden en in het Eilandennieuws is opgenomen, is nog in mijn bezit. Daar wil ik wel even het volgende uit citeren. Het volgende werd toen door ds. Kok gezegd: Gij zijt op de wereld om zalig te worden: het is de dag der zaligheid. Hoe ontvlieden? De apostel zegt: Ik weet het niet. God zegt: Ik weet het niet. Want die het Evangelie versmaadt, die versmaadt Christus! God weet raad in het geven van Christus. Wordt Christus versmaad, wat dan? De hel. Dan lezen wij in Filippenzen 2 hoe het zal zijn in de hel. Daar denken we verschillend over, maar dat zit in een slordigheid van ons. Men denkt dan dat men God daar zal lasteren. Dat wordt hier wel gedaan. Maar dat blijft zo niet! In de hel zal God niet gelasterd noch gevloekt worden. Al de verdoemden zijn daar op hun knieën. Alle knie zal buigen voor Christus en alle mond Zijn Naam belijden tot de duivelen toe. 't Zal in de hel eerbiedig zijn. Geen verworpene zal één woord ter verontschuldiging hebben in te brengen, in de volle overtuiging, dat zij in de hel zijn, omdat zij Christus verworpen hebben. Dat is het Evangelie! Het Evangelie gaat met ons mee naar de eeuwigheid. Ds. Moerkerken wil over de persoon van ds. Kok geen ongunstig oordeel uitbrengen. Dat wil ik ook niet. Het oordeel hebben we aan God over te laten. Maar wel kan men zich afvragen of iemand die zo over de hel spreekt, wel uit de ontdekking aan zijn eigen Gode vijandig hart vandaan, kennis met de hel gemaakt heeft. Fouten Dat ds. Kok terecht geschorst is, moet ds. Moerkerken erkennen. Maar ook was dr. Steenblok volgens hem als docent niet langer te handhaven. Wel erkent ds. Moerkerken dat er bij het ontslag van dr. Steenblok fouten zijn gemaakt. De Handelingen van de generale synode der Gereformeerde Gemeenten van 1953 geven aan dat de beslissing inzake dr. Steenblok niet is om onrechtzinnigheid, maar om diens eenzijdigheid in het geven van onderwijs. Dit geeft ook weer wat te denken. Maar ook hierin komt mijn ervaring die nog zo vers uit die tijd in mijn geheugen ligt, mij te hulp. In de voortgezette synode van 1950, toen ds. Kok was geschorst, was het ds. A. Vergunst die zijn bezwaren inbracht tegen het doceren van dr. Steenblok. De synode stond onder leiding van ds. D. L. Aangeenbrug. De beschuldiging van ds. Vergunst die door hem uitvoerig tegen dr. Steenblok werd ingebracht, hield onder meer in dat dr. Steenblok zijn studenten voorhield dat er door de geschriften van de Erskines een remonstrantse draad liep. Na deze beschuldiging kreeg hij dadelijk bijval van ds. A. de Blois, die het zeer waardeerde dat zijn jonge broeder dit nu eens niet verzweeg. Die beschuldiging was echter alzo niet op haar plaats, daar evenals in 1953 zonder dat zo'n beschuldiging eerst op het curatorium op de waarheid ervan was onderzocht, zomaar de vergadering van de synode werd ingeworpen. De uiteenzetting van ds. Moerkerken over de schorsing van ds. Kok en het ontslag van dr. Steenblok noodzaakt me thans om nog even hierover een nadere toelichting te geven. Heeft dr. Steenblok de Erskines zo omlaag gehaald tegenover de studenten? Ik zou graag even dr. Steenblok zelf aan het woord willen laten over de Erskines. In een boek, getiteld Om te gedenken..., dat mij werd aangeboden bij mijn veertigjarig ambtsjubileum, is een aanspraak te vinden van ouderling D. de Wit van Gouda van het gaande geslacht tot het komende geslacht. Wat dr. Steenblok openlijk heeft geschreven en wat door hem ook zijn studenten ter lering werd voorgehouden, vinden we daarin kort samengevat. Baxter De geschiedenis meldt ons dat er een hoge school te Saumur was, die onder invloed stond van Baxter, een professor in Engeland. Amyraldus was een Frans predikant, uit de school van Saumur. De Saumurse richting, die een tussenweg zocht tussen remonstranten en contraremonstranten en zo beide partijen bij elkaar zocht te brengen, huldigde opvattingen die de remonstrantse leer zeer nabij kwamen. In Engeland was al een afwijking ontstaan van wat in de Westminster Catechismus geleerd werd. Er was daar een boekje verschenen over Het merg der hedendaagse godgeleerdheid. Dit boekje bracht al in Engeland tot een afwijking van de zuivere belijdenis der kerk. Het genoemde boekje kwam ook in Schotland terecht en bracht daar een grote verwarring met zich mee. De door ons zeer geachte Erskines en Boston werden ook door dat boekje beïnvloed. Zij waren de zogenaamde Marrow-mannen. Deze Marrow-mannen namen in hun belijdenis van 1742 op dat de verzoening en als grond daarvan de voldoening van Christus uitsluitend geschied is voor de uitverkorenen. Daarin waren deze leraars dus geheel rechtzinnig, zoals ook uit hun geschriften blijkt. Alleen stelden zij dat, hoewel Christus niet gestorven is ter zaligheid van alle mensen, Hij toch wel gestorven is ten aanzien van de bereikbaarheid van zalig worden voor alle mensen. Ze maakten onderscheid tussen een gevende liefde Gods in Christus, die algemeen tot alle mensen uitging, en een verkiezende liefde, die alleen de uitverkorenen betrof. Alle hoorders zouden bij deze voorstelling al rechten op de zaligheid krijgen, vanwege die bereikbaarheid. Ze zouden dan niet anders te doen hebben dan in geloof aan te nemen wat bereikbaar voor hen is. Wij stellen echter wel met hen dat de verdiensten van Christus van een algenoegzame waarde zijn tot de zaligheid van alle mensen, maar de algenoegzaamheid is geen uitgestrektheid voor ieder mens. Elke hoorder van het Evangelie leeft wel onder de eis Gods van bekering en van geloof aan al wat God aan hem wil openbaren. Zo brengt de uitwendige roeping de hoorders wel onder een zware verantwoordelijkheid, maar men kan daarmee niet spreken van een recht op de zaligheid, want dan zou dat recht een verliesbaar recht zijn dat op een onzekere grond zou steunen. Dr. Steenblok heeft tegen die stelling dan ook strak eraan vastgehouden dat in de uitwendige roeping de eis van bekering en geloof vooropgaat en dan ook daaraan verbonden wordt het Evangelie met het geloof in de verlossing door Christus. Dr. Steenblok heeft dat verschil van opvatting de studenten voorgehouden en ze tegelijk doen weten dat leraars als Erskine en Boston op een voortreffelijke wijze de gangen van het geestelijk leven in hun geschriften naar voren hebben weten te brengen. Dus daarin had hij ze toch hoog staan. Onderwijs Mocht dr. Steenblok zo zijn studenten niet onderwijzen in wat in deze tijd uit de geschiedenis zo noodzakelijk is te weten? We weten van dr. Steenblok dat hij tegenover die verkeerde algemene aanbieding, zoals die bij de Gelderse afgescheidenen in het bijzonder was te vinden, de zijde koos van de leraars van de kruisgemeenten die zich daar zo scherp tegen hebben opgesteld. Wij hopen ook nog met Gods genade bij die leer te blijven waarin de gemeenten onder het kruis ons zijn voorgegaan. Dr. Steenblok kon men niet van onrechtzinnigheid beschuldigen, maar om een bepaalde eenzijdigheid werd hij dus van zijn docentschap ontslagen. Voor het docentschap zou hij niet geschikt geweest zijn om zijn wijze van lesgeven. Ds. Aangeenbrug heeft meermalen beweerd dat hij nog graag een langere tijd les van hem had willen ontvangen. En wij sluiten ons daarbij ook altijd nog ten volle aan. |