Kerk moet bestaande verscheidenheid eerlijk onder ogen zien
God handelt door middel van mensen
Amice Van der Graaf,
Hartelijk dank voor uw reactie op mijn eerste brief. Ik denk dat op deze wijze de zaak waarom het gaat en ook onze meningen hierover duidelijker naar voren komen. En dat beschouw ik als winst. Zoals beloofd wil ik onze discussie niet toespitsen op de kleinere kerken binnen de gereformeerde gezindte. Aan het eind van uw bespreking zegt u, mijns inziens terecht, dat als er niet enige verscheidenheid wordt erkend en gepraktiseerd, te vrezen is dat kloven, ook binnen kerken en gemeenschappen van de gereformeerde gezindte, groter worden. Maar u zegt er wel wat bij. Ten eerste dat die erkenning binnen de grenzen van Schrift en belijdenis moet plaatsvinden. En ten tweede dat de kerk er niet is voor elk wat wils; niet van onderop, maar van bovenaf. Voordat ik wat te kiezen heb, is er van gekozen worden sprake. Deze formuleringen doen vermoeden dat er weinig ruimte is voor de in mijn boek geuite gedachten. Ik heb immers, ook in mijn vorige brief, gezegd dat voor mij niet alleen Schrift en belijdenis, maar ook de concrete werkelijkheid waarin wij leven belangrijk zijn in het zoeken naar goede kerkvormen. En bovendien heb ik gesproken over een kerkopbouw van onderop en heb ik gezocht naar mogelijkheden om aan de sterk gegroeide keuzevrijheid van de mensen ook in het kerkelijk leven recht te doen. Staan wij hier dus lijnrecht tegenover elkaar? Ik denk dat de verschillen minder groot zijn dan uw en mijn formuleringen doen vermoeden. Ik kan het ook anders zeggen: ik denk dat in het kerkelijk leven, ook binnen de gereformeerde gezindte, de concrete werkelijkheid, alsmede het kiezen van de mensen zelf een veel grotere rol spelen dan men zich realiseert of dan men voor waar wil houden. Zending Allereerst de rol van de concrete, veranderende werkelijkheid waarin wij leven. De kerkgeschiedenis kan ons toch leren dat die werkelijkheid in feite altijd een rol heeft gespeeld en ook thans weten mensen die in de zending werken dat de kerken andere gestalten aannemen in andere culturen. Dat geldt ook voor onze opvattingen. Zijn christenen in de loop van de tijd niet anders gaan denken over slavernij en over de woorden van Paulus over die slavernij? En liepen die veranderingen niet parallel met de veranderingen in de maatschappij? En zien we (om maar een heet hangijzer te noemen) nu niet hetzelfde gebeuren met het denken over de positie van de vrouw, ook in het kerkelijk leven? In de samenleving veranderen de gedachten op dit punt en het kan niet anders of die veranderingen gaan de mensen 'in het bloed' zitten, óók de kerkleden. Ook de kleinere gereformeerde kerken en gemeenschappen worden hier onontkoombaar mee geconfronteerd. Als de preses van de synode van de vrijgemaakte Gereformeerde kerken rond het besluit om het diakenambt ook voor vrouwen open te stellen, zegt dat we nu de Bijbel anders zijn gaan lezen, dan kan men wel blijven beweren dat men bij die veranderingen vasthoudt aan Schrift en belijdenis, maar dan is onmiskenbaar dat de veranderende samenleving en de veranderende belevingswereld van de mensen hier een rol speelt. Dat moet men dan ook niet willen ontkennen. Gekozen Iets soortgelijks geldt voor de erkenning dat mensen de kerk opbouwen en dat de keuzen van mensen hierbij een rol spelen. Hebben in de tijd van de Reformatie mensen niet bewust gekózen voor een andere kerk? En is het ontstaan van verschillende kleinere gereformeerde kerken niet het gevolg van keuzen en daden van mensen, toen zij zich afscheidden en een 'eigen' kerk formeerden? Nu kan men wel belijden dat het niet onze wil, maar Gods wil is geweest dat wij die kerken vormden (al vind ik dat we daar zeer voorzichtig mee moeten zijn, want hoe vaak hebben we ons blijkens de kerkgeschiedenis daarin niet vergist?). Maar waarom niet voluit erkend dat wij het als ménsen zijn geweest die zo hebben gehandeld? Wij moeten onze menselijke verantwoordelijkheid in dezen niet willen ontkennen! Betekent dit nu een denken van onderop? Nee, want het gaat hier om zaken die in een mensenhart niet opkomen. En mensen zouden zo ook niet handelen als zij daarin zich niet geleid wisten door de Geest van God. Anders gezegd: het initiatief ligt niet bij mensen, maar bij God. Maar God handelt door middel van mensen (dat is in het christelijk geloof toch inherent aan het belijden van de incarnatie?) en die opdracht aan en verantwoordelijkheid van mensen moet men niet willen ontkennen. Gods wil Dit betekent ook dat de kerk er niet is voor elk wat wils. Het gaat niet om onze wil, maar om Gods wil. Althans om Gods wil zoals wij die menen te kennen. En daar ligt waarschijnlijk een verschil tussen u en mij: ik zie dat verschillende groepen van mensen daar verschillende opvattingen over hebben en ben minder snel geneigd om één opvatting als de enige juiste te erkennen. Voor mij speelt de Schrift hier een zeer grote rol. De belijdenisgeschriften minder, omdat ik die ook beleef als een geloofsverwoording uit een bepaalde tijd en ik de mogelijkheid erken dat die verwoording eeuwen later anders zou kunnen zijn (maar onze belijdenis zegt zelf toch dat die ondergeschikt is aan de Schrift?). Zie ik dus ten slotte een belijdende kerk niet zitten? Ik zie de onmacht van de huidige kerken om tot een adequate belijdenis te komen over wat de wil van God voor ons leven en samenleven is. Ik zou het graag anders zien. Want de kerk heeft een woord voor de wereld. Maar we komen nooit tot een verantwoord belijden en spreken als we de bestaande verscheidenheid niet eerlijk onder ogen zien. Oók binnen de gereformeerde gezindte. Want óók daar is een grote wat ik maar noem verzwegen pluraliteit. Vandaar mijn zoeken naar vormen die een werkelijke geloofsoriëntatie en ethische bezinning mogelijk maken, opdat wij als christenen en kerken weer weten waarom het God gaat en opdat wij dat weer in alle klaarheid kunnen verkondigen. Passende vormen Daarvoor mógen we niet alleen maar naar andere, beter bij ons huidige leven passende vormen zoeken, maar we móeten dat mijns inziens ook doen. De geschiedenis leert dat als wij op dit punt niet onze verantwoordelijkheid beleven, wij toch als kerken in de loop van de tijd veranderen. Maar we lopen dan altijd achter de feiten aan en brengen daardoor veel schade toe aan datgene waarom het gaat. Het Semper Reformanda geldt ook voor de gereformeerde gezindte, ook al gaat het tegen de gevoelens en belevingen van veel kerkleden in. Misschien is het daarom wel des te harder nodig, juist omdat het niet om ónze wil gaat! Ik denk dat er nog veel tussen ons te discussiëren valt, maar de ons toegemeten ruimte laat niet meer toe. Ik ben benieuwd naar uw reactie. Baarn, G. Dekker Amice Dekker, Uit mijn eerste schrijven hebt u begrepen dat ik me in de waardering van de zich voordoende verscheidenheid binnen de kerken, wil houden aan de grenzen die door de Schrift en de gereformeerde belijdenis worden aangegeven. Dat laat, zegt u, wellicht weinig ruimte voor de in uw boek geuite gedachten. In mijn recensie van uw boek heb ik echter ook gezegd dat u, in uw sociologische typering van de werkelijkheid, ook de zogeheten gereformeerde gezindte een spiegel voorhoudt. Want naar mijn overtuiging is kerkelijk leven binnen de grenzen van de Schrift en de belijdenis ook gekenmerkt door ruimte. De gereformeerde belijdenis (NGB) belijdt ook de katholiciteit van de kerk: van alle tijden en plaatsen. Dat houdt dus in dat de kerk van Christus ook ruimer is dan de 'gereformeerde' kerk. Dat is wat ik in mijn vorige schrijven aanduidde als bijbels-legitieme pluriformiteit. Calvijn wilde zeeën oversteken om geloofsgenoten te ontmoeten. In die zin was ook Luther gereformeerd, al was hij dan 'luthers'. Hier ligt mijns inziens dan ook de ruimte om verder met elkaar in gesprek te gaan. Intussen spreekt u in uw tweede brief nu over 'verzwegen pluraliteit' binnen de gereformeerde gezindte. Op die uitspraak wil ik eerst ingaan, omdat u daar nu juist naar mijn mening die gezindte de spiegel voorhoudt. Want dan gaat het om (te) beperkte ruimte in de praktijk. Gereformeerd Met de mond wordt in alle gereformeerde denominaties binding aan de gereformeerde belijdenis beleden. Men stáát om zo te zeggen allen op de Drie Formulieren van Enigheid. Dat zou onderlinge gemeenschap moeten scheppen, vanuit de gemeenschap met de belijdenis der vaderen. In beginsel zouden we allen moeten zeggen dat de gereformeerde gezindte pluriform is en ook mag zijn. Want wie peilt ten volle de diepte van de Schrift en wie brengt dan ook ten volle de gereformeerde belijdenis tot gelding? De praktijk leert helaas anders. En dan kom ik nu toch ook zelf uit bij de werkelijkheid waarover u vanuit uw sociologische invalshoek spreekt. Die werkelijkheid wordt binnen de gereformeerde gezindte gekenmerkt door vereenzijdigingen, die in de verschillende denominaties hun eigen kerkelijke vorm hebben gekregen. In de praktijk is de gereformeerde belijdenis niet (altijd) het bindende ferment. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat (soms, vaak) zelfs sprake is van een elkaar uitsluiten als het gaat om 'de waarheid' of het echte gereformeerd zijn. Dan wordt de verscheidenheid, met de daarin voorkomende vereenzijdigingen van het gereformeerd belijden, inderdaad als pluraliteit beleefd of opgevoerd. U spreekt van verzwegen pluraliteit. U werkt hier nu niet uit wat u met dit woord 'verzwegen' bedoelt. Blijkens uw boek bedoelt u er kennelijk mee dat naar buiten toe, vanwege de ene belijdenis, een schijn van eenheid wordt opgehouden, terwijl de beleving ervan anders is. Hier val ik u bij. Dat maakt het kwetsbare uit van de reformatorische zuil, die in haar volle breedte geen echte samenhang kent en bovendien ook hier en daar wordt afgegrendeld van anderen die gereformeerd zijn en niet tot die zuil gerekend worden. Deze 'pluraliteit', als ik dit woord nu toch ook maar even mag aanhouden, manifesteert zich zelfs in toenemende mate, gestimuleerd door de individualisering en de toenemende mondigheid in onze hedendaagse cultuur. Gemeenschap wordt spaarzamer; circuits worden kleiner en nemen dus toe in aantal; mensen perforeren soms op grote schaal naar een andere gemeente dan waar ze wonen; consumptief kerkelijk gedrag neemt toe; kerkbesef neemt af; polarisatie tussen maar ook binnen de onderscheiden denominaties neemt toe; de reformatorische zuil en de evangelische beweging trekken meer en meer een dubbelspoor in de gemeenten; marginale zaken worden tot principia. U ziet dat ik nu toch bij uw analyse van de werkelijkheid uitkom. Die werkelijkheid heb ik ook niet ontkend in de algemene situatieschets, die u in uw boek geeft. Deze, door u ook op de gereformeerde gezindte toegepaste, werkelijkheid beleef ik als een spiegel, waarin we ons eigen gezicht zien. Ruimte en grenzen Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Jeruzalem ziet vandaag (haar)scheuren ontstaan binnen de afzonderlijke denominaties. De secularisatie vergt in elk van de kerken een eigen, gemeenschappelijke tol. In de kring van de Gereformeerde Bond komt langzaam maar zeker een (geïnstitutionaliseerde) driedeling voor, mentaal en in kerkvisie. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben meer en meer moeite hun twee delen (polen) nog bij het smaller wordende midden te houden. De Saambinder geeft in allerlei toonaarden te kennen wat de gevaren zijn die de Gereformeerde Gemeenten van buiten bedreigen (de wereld en de evangelischen), maar waarschuwt ook voor ontwikkelingen, die van binnenuit bedreigend zijn voor de identiteit; het laatste omdat het geestelijk niet meer is als vroeger. In de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ontwikkelden zich in korte tijd stromingen met ieder voor zich een eigen blad. Daarom heb ik in mijn bespreking van uw boek gezegd dat, wanneer we in (alle) kerken of denominaties van gereformeerde confessie niet leren omgaan met verscheidenheid, we een periode van toenemende scheuringen tegemoet zouden kunnen gaan. U begrijpt dat ik verscheidenheid dan bedoel binnen de grenzen en in de ruimte van de gereformeerde confessie. U zegt zelf en daar ligt een duidelijk verschil tussen u en mij dat u de belijdenissen beleeft als geloofsverwoording uit een bepaalde tijd. Ik beleef en aanvaard de belijdenis ook voor vandaag als kerkelijk akkoord van gemeenschap. Maar dat is geen tijdloos gebeuren. De eigen tijd stelt voor eigen vragen en verwoordingen. Ik zie met u, in het voortschrijden van de tijd, dat soms zaken met een beroep op de Schrift zijn verdedigd, waarover later een ander licht opging. Wanneer vandaag, ook vanuit alle kerkelijke verbanden binnen de gereformeerde gezindte, de vrouw haar eigen plaats inneemt in de samenleving, tot in de politiek toe, is dat een nieuwe ontwikkeling, die echter naar mijn overtuiging nergens in strijd is met de Schrift en met de belijdenis. Wanneer u echter in dat verband ik kan het slechts kort aanduiden het 'hete hangijzer' van de vrouw in het ambt noemt, is de sprong naar de ontwikkeling in de maatschappij mij net te kort door de bocht. Dan komt de integrale bijbelse visie op de plaats van de ambten in beeld, ook in de onderscheiding van het ambt van ouderling en predikant enerzijds en van diaken anderzijds. De werkelijkheid in de samenleving is geen norm op zich voor de ambtelijke vormgeving van kerk en gemeente. Menselijk Met dit laatste maak ik (opnieuw) duidelijk, dat bij mij, als het gaat om opbouw van de kerk, 'de keuze van mensen' niet het eerste is wat ik opvoer. U zegt dat achter die keuze van mensen Gods bedoeling of Gods wil zit of kan zitten. Ik zou willen zeggen dat, voordat de mens kiest, God een weg heeft gewezen. Namelijk om Zijn kerk door Woord en Geest te vormen en te bouwen. Maar een hopeloos verdeelde kerk, waarin de eenheid van het Lichaam van Christus niet meer zichtbaar is, moet wel heel erg veel mensenwerk bevatten. Dat de gereformeerde kerkelijke wereld zo uiteen is gevallen en zo weinig katholiek is, is daarvan het meest schrijnende bewijs. Daar doet u niet alleen in uw boek een boekje over open. Daarover zijn ook andere sociologische of daarvan afgeleide studies verschenen, die als we het al niet wisten de kerken een ontdekkende spiegel voorhouden. Uw ruimte mag groter zijn dan de mijne, mijn ruimte is groot genoeg om gemis aan in gemeenschap beleefde en gepraktiseerde pluriformiteit van heler harte te betreuren. Huizen, J. van der Graaf |