Onderwijs | 16 februari 2001 |
Houd internet buiten |
|
Uit de brochure spreekt een grote bezorgdheid over de manier waarop computer en internet gebruikt worden tijdens de studie aan hogescholen en universiteiten. Internet heeft zijn plaats in het hoger onderwijs al veroverd, stellen de auteurs, en de praktijk leert dat studenten de neiging hebben internet min of meer kritiekloos te gebruiken.
De eerste hoofdstukken beschrijven het dilemma waarvoor reformatorische studenten geplaatst worden: Niet van de wereld, maar wel in de wereld. De brochure legt de vinger bij gevaren zoals het vooruitgangsdenken, verschraling van sociale banden en persoonlijke contacten, de 24-uurseconomie en de beeldcultuur, die door de informatiemaatschappij indringend op de studenten afkomen.
Het advies van de auteurs aan de studenten is zo terughoudend mogelijk te zijn met internetgebruik voor de studie, maar zeker voor privé-doeleinden, ook als dat op de universiteit gebeurt. Privé-gebruik bij een onderwijsinstelling kan weer een stap in de verkeerde richting zijn. Internetten thuis, in de gezinssituatie, op een wap-telefoon of op een studeerkamer moet dan ook met beslistheid afgeraden worden. Wie internet voor studiedoeleinden moet raadplegen, heeft daarvoor voldoende mogelijkheden op de onderwijsinstelling. Ook de aanschaf van een RDNet-basisabonnement (alleen digitale krant en e-mail) is onmiskenbaar weer het overschrijden van een bepaalde drempel.
Gezinssituatie
De studenten die in het hoofdartikel van deze rubriek aan het woord komen, delen voluit de bezorgdheid die uit de brochure spreekt. Toch geven ze duidelijk aan dat de praktijk harder is dan de leer. Wat vinden de auteurs van de brochure over de houding van de studenten? De voorzitter van de werkgroep, N. Verdouw, directeur van de Graaf Jan van Nassauschool in Gouda, zegt te beseffen dat studenten tijdens hun studie niet om internet heen kunnen. Dat is het hoofdprobleem niet. In de brochure is met duidelijke argumenten geadviseerd internet (het world wide web) buiten de gezinssituatie en buiten de eenzaamheid van de studentenkamer te houden. Ook de studentenverenigingen zagen hier reële mogelijkheden voor.
Verdouw wijst op de manier waarop de brochure tot stand is gekomen. Genoemde studentenverenigingen hebben, door middel van officiële afgevaardigden, vanaf het begin intensief deelgenomen aan de mooie discussies in de werkgroep. In het concept konden alle werkgroepleden zich vinden. Toen hebben de studentenverenigingen zich over het concept gebogen en zich na enkele wijzigingen schriftelijk akkoord verklaard.
Vacuüm
Verdouw zou het betreuren als kerkelijke standpunten ten aanzien van het gebruik van internet voor privé en in het gezin opengebroken zouden worden. Wat doet het pijn een student openlijk te horen zeggen dat deze standpunten voor een vacuüm zouden hebben gezorgd. De kerkelijke aandacht voor deze zaak heeft integendeel veel ouders een krachtige ruggensteun gegeven bij het opwerpen van een zo broodnodige dam tegen de vloedgolf van internet die het christelijke gezin bedreigt.
De werkgroepleider vindt het jammer dat individuele studenten nu een ruimer standpunt innemen dan in de brochure verwoord is en vraagt zich af of zij de mening van de studentenverenigingen vertolken. De studenten zelf zeggen echter representatief te zijn; jongere generaties studenten zouden mogelijk zelfs kritieklozer zijn, omdat de discussie over wel of niet internet voor hen een gepasseerd station is. Twee van de studenten bekleden een bestuursfunctie, en een van hen maakte deel uit van de werkgroep. Verdouw: Ik laat het graag voor hun verantwoording.
Mede n.a.v. Student en internet een aanzet tot bezinning, uitgave VBSO, Veenendaal, 2000; 36 blz.; gratis te bestellen bij het Ds. G. H. Kerstenonderwijscentrum in Veenendaal.
Het interview met de drie studenten: Spanning tussen leer en leven