Onderwijs 16 februari 2001

Refo-studenten stellen tijdens opleiding negatief beeld bij

Spanning tussen leer en leven

Door S. M. de Bruijn en W. L. van der Staaij
Telefonisch zijn ze moeilijk bereikbaar, maar e-mail zien de studenten dagelijks binnenkomen. De oprit naar de digitale snelweg nemen Marinus den Breejen (23) uit Hardinxveld-Giessendam, Corrie de Jong (21) uit Stolwijk en Jan Slager (21) uit Staphorst meermalen per week. „We kunnen niet meer om internet heen. Het wordt volledig in het onderwijs geïntegreerd. En als je op internet zit, dan kijk je toch ook even hoe laat je de trein moet hebben?”

Een studieboek over stromingsleer en een kerkhistorisch werk kregen via het world wide web een plek in de kamer van Jan, student meteorologie aan de Universiteit Utrecht. „Twee dagen later had ik ze binnen. In welke winkel kun je nu twee zo verschillende boeken tegelijk aanschaffen?” Ook Marinus, student informatica en economie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, is enthousiast over het on line aanschaffen van producten. „Ik ben via internet bijvoorbeeld aan een tweedehandse fotocamera en een elektronische agenda gekomen. Dat scheelt gigantisch veel in de prijs.”

Niet alleen uit persoonlijke interesse, maar ook voor hun studie zijn de drie studenten van reformatorischen huize vaak op internet te vinden. Veelal kunnen ze niet eens op een andere manier aan informatie komen. Corrie, studente orthopedagogiek aan de Universiteit Leiden: „Bij een aantal vakken delen ze bij ons geen collegedictaten meer uit, want die staan op een site. Ik heb het vak onderwijskunde gevolgd en dan merk je dat alles vervlochten is met internet. Zo moest ik vorig jaar zelf een website ontwikkelen die bedoeld was voor het basisonderwijs.”

De kans dat Jan in een bibliotheek de informatie tegenkomt die hij nodig heeft, acht hij bijna uitgesloten. „Voor het weer moet je beschikken over actuele gegevens. Je kunt het nergens sneller vinden dan op internet. Dat geldt ook voor gebruiksaanwijzingen en computerprogramma's die je nodig hebt voor je meetapparatuur.” Marinus beaamt dat: „Ik ontwerp en programmeer. Je stuit dan snel op problemen. In nieuwsgroepen op internet vind je vaak het antwoord dat een of andere slimmerik geeft. Dat scheelt enorm veel werk.”

Negatief beeld
Zijn er nog studies waar het wereldwijde net buiten het blikveld blijft? De drie kijken elkaar aan, maar schudden aarzelend hun hoofd. „Misschien bij klassieke talen. Zelfs het aanmelden voor tentamens verloopt via internet. Als je het al op een andere manier kan doen, is dat erg omslachtig; dat doet niemand”, zegt Jan.

De tijdwinst die het gebruik van internet oplevert, ziet Marinus als een groot voordeel. „Natuurlijk kun je naar een bedrijf bellen. Maar het is vrijwel onmogelijk om iemand aan de telefoon te krijgen die je vertelt hoe het bedrijf functioneert. Op internet is die informatie makkelijk te vinden.”

Alledrie hebben ze pas tijdens hun universitaire opleiding voor het eerst kennisgemaakt met internet. Daarvoor hadden de jongelui overwegend een negatief beeld van de elektronische snelweg, maar doordat ze gaandeweg hun studie zelf met internet in aanraking kwamen, hebben de studenten hun beeld bijgesteld.

„De krant wees met name in de begintijd van internet vaak op de slechte dingen, maar er is ook veel nuttigs te vinden”, meent Marinus, „Er zijn zeker gevaren, maar die zijn overal aanwezig. Internet is een afspiegeling van wat er in de mens leeft. Het nodigt als het ware uit tot het kwade. Maar als je het móét gebruiken, dan is het beter om het mét sociale controle te doen.”

Internet thuis
Marinus pleit er daarom voor om internet in huis te halen. „Als je het niet nodig hebt, moet je het niet aanschaffen. Maar je hebt nergens zo veel controle als thuis. Ook op school niet. Ik zit 's avonds wel eens alleen in de computerzaal, geen mens die me dan ziet.”

Jan is het daar niet helemaal mee eens. „Internet is laagdrempelig. Alleen wijzen op sociale controle vind ik onvoldoende. Je moet er gericht mee omgaan en niet doelloos surfen.” Marinus: „Ledigheid is des duivels oorkussen, dat geldt ook voor internet.” „Maar wat heb je aan sociale controle als je moeder even wegloopt?” vraagt Jan zich af.

Om dat op te lossen, heeft Marinus een programma dat alle bezochte sites registreert. Die verzamellijst laat hij eens per maand aan zijn ouders zien. „Daar kunnen ze me op aanspreken. Pornosites hebben weinig verbloemende namen, dus die vallen gelijk op. Maar de systeembeheerder op school interesseert het echt niet als ik de site van Playboy zou bekijken.”

Corrie heeft zelf thuis geen toegang tot het world wide web, maar de anonimiteit op school baart haar ook zorgen. „In zo'n studiezaal zit iedereen achter zijn eigen pc, en er is niemand die erop let wat je doet.”

Sociale verplichtingen
Alledrie versturen ze met het grootste gemak e-mails. En dat zijn er nogal wat. Corrie ziet wekelijks zo'n 35 mails op haar scherm, Marinus verwerkt er minimaal zestig en bij Jan stokt de teller ook niet voor zeventig e-mails per week.

„Ik kan thuis wel e-mailen”, zegt Corrie. „Bellen kost veel tijd en bovendien ben ik niet vaak thuis. En als ík dan thuis ben, is de ander weer niet te bereiken. Met e-mail is dat opgelost. Een groot nadeel is wel dat het persoonlijk contact tussen mensen afneemt.” Ook Marinus is 's avonds moeilijk aan de telefoon te krijgen. Bang dat e-mail de sociale contacten tenietdoen, is hij niet. „Als ik weg ben, dan heb ik juist sociale verplichtingen, zoals een verenigingsavond.”

De drie studenten zijn lid van een reformatorische studentenvereniging: Depositum Custodi of Solidamentum. Bijna de helft van de e-mailende solidamentummers en DC'ers e-mailt thuis of op de universiteit via een algemene internetprovider. Adressen die eindigen op Hotmail, Zonnet of Yahoo laten aan duidelijkheid niets te wensen over.

Achter de feiten
„Als je met andere leden van de vereniging spreekt, merk je dat ze mail en internet zowel zakelijk als privé gebruiken. Het onderscheid is echt flinterdun”, zeggen Jan, Corrie en Marinus eensluidend. Dat deze houding niet spoort met de brochure die door het Ds. G. H. Kerstenonderwijscentrum is gepubliceerd, beamen de jongelui. De studentenverenigingen maakten deel uit van de werkgroep Student en Computer die de brochure heeft samengesteld, en ze hebben ingestemd met de hoofdlijn van de brochure.

„We staan volledig achter een doelgericht en terughoudend gebruik van internet. Bovendien waarderen we de bezorgdheid die uit de brochure spreekt, maar praktisch kunnen we er moeilijk mee uit de voeten.” Corrie: „Moet ik internet minder gebruiken? Ik zou niet weten hoe dat moet. Ik heb het gevoel dat de brochure achter de feiten aanloopt.”

Synode-uitspraken
Ook Marinus vindt de discussie tamelijk complex. „Soms is er een dubbele moraal. Ik probeer van mijn hobby mijn werk te maken. Dat betekent dat als iets interessant is voor mijn studie, ik daar ook privé belang bij heb. Waar moet ik dan de scheiding maken? Het gevaar is niet kleiner als ik het zakelijk gebruik.” Corrie: „Als ik op school zit te internetten, kijk ik ook bijvoorbeeld even hoe het zit met de treinverbindingen.” Ook met internetbankieren hebben de jongelui geen moeite.

De drie studenten geven aan dat ze rekening willen houden met de verschillende kerkelijke synode-uitspraken. Marinus (Oud Gereformeerd), Corrie (Gereformeerde Gemeente in Nederland buiten verband) en Jan (Nederlands Hervormd) hebben zeker begrip voor de grote voorzichtigheid. Toch vragen ze zich af of er voldoende besef is voor de werkelijkheid.

„Is de brochure niet de laatste strohalm van de reformatorische zuil?” vraagt Corrie zich af. „Moeten we dan ook niet uitsluitend bij christelijke bedrijven gaan werken? Ik kan me voorstellen dat een opgroeiend gezin voor geschoond internet kiest. Maar vroeg of laat komen we in aanraking met open internet. En daar moeten we op voorbereid zijn.”

Wat zouden de studenten de synodes willen adviseren? „Zonder internet is het veiligst, maar dat kan écht niet meer. De synode-uitspraken hebben geleid tot een vacuüm. Het censurabel stellen van internettoegang is geen oplossing.” Corrie: „Ik zou zeggen: Ga als kerkenraden eens een openhartig gesprek aan met mensen die internet daadwerkelijk gebruiken.”

Lees verder: „Houd internet buiten de studentenkamer”