Het kunstenaarschap - poezieopdracht

1. Leid uit het gedicht De Zee van H. Marsman af welke zee Marsman geografisch en historisch gezien bedoelt. 
2. Waar komen volgens Marsman inspiratie en de werking van de creatieve geest vandaan? 
3. Welke elementen maken volgens dit gedicht van Marsman deel uit van de 'cultuur'? 
4. Het gedicht Woningloze bestaat uit 3 strofen. Geef bij elke strofe met een trefwoord weer wat  volgens dit gedicht de functie is van het dichten. 
5. Hoe ziet Revius volgens zijn gedicht Lof Gods het kunstenaarschap? 
6. Zoek nog vijf gedichten van andere dichters die betrekking hebben op het dichterschap of kunstenaarschap. Maak een samenvatting van de verschillende visies op het kunstenaarschap en de functie van kunst die je hierin tegenkomt. (Denk hierbij aan dichters als: G. Achterberg, L. Vroman, J.J. Slauerhoff, Lucebert etc.).

1  De Zee 

2   Wie schrijft, schrijv' in de geest van deze zee 
3   of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif 
4   dat stand houdt als de vloed ons overvalt 
5   en de cultuur gelijk Atlantis zinkt; 
6   hier alleen scheert de wiekslag van het licht 
7   de kim van het drievoudig continent 
8   dat aan ons lied de blanke weerschijn schenkt 
9   van zacht ivoor en koolzwart ebbenhout, 
10 en in de dronk de geur der rozen mengt 
11 met de extasen van de wingerdrank. 
12 hier golft de nacht van 't dionysisch schip 
13 dat van de Zuilen naar de Hellespont 
14 en van Damascus naar de Etna zwierf 
15 hier de fontein die naar het zenith sprong 
16 en regenbogen naar de kusten wierp 
17 van de moskee, de tempel en het kruis. 
18 hier heeft het hart de hoge stem gehoord 
19 waardoor Odysseus zich bekoren liet 
20 en 't woord dat Solon te Athene sprak; 
21 en in de branding dezer kusten brak 
22 de trots van Rome en van Babylon. 

23 zolang de europese wereld leeft 
24 en bloedend, droomt de roekeloze droom 
25 waarin het kruishout als een wijnstok rankt, 
26 ruist hier de bron, zweeft boven deze zee 
27 het lichten van de creatieve geest. 

H. Marsman 

Maansteenrif= een oervorm 
Atlantis= een legendarisch beschaving, die in zee verdwenen zou zijn. 
zenith= denkbeeldig punt aan de hemelbol, hoogste punt. 
Solon= wetgever in de Oudheid 

Uit: Verzamelde Gedichten, Amsterdam: Querido, 1990. 
  
  

WONINGLOZE 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, 
Nooit vond ik ergens anders onderdak; 
Voor d' eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, 
Een tent werd door de stormwind meegenomen. 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen. 
Zoolang ik weet dat ik in wildernis, 
In steppen, stad en woud dat onderkomen 
Kan vinden, deert mij geen bekommernis. 

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen 
Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt 
En tevergeefs om zachte woorden smeekt, 
Waarmee ‘k weleer kon bouwen, en de aarde 
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de 
Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt. 

J.J. Slauerhoff 

Uit: Verzamelde Gedichten I. ’s-Gravenhage: Stols, 1947. 
 
 
 

LOF GODS 

Waar’ ik een nachtegaal, ik wou mijn Schepper eren 
Met Zijnen groten lof altijd te kwinkeleren, 
Dat bossen, berg en dal zou dreunen van den klank, 
En de woudvogeltjes vergeten hunnen zangk. 

‘k Ben geen nachtegaal, maar in veel groter ere 
Een mens, het evenbeeld van aller heren Heere: 
Ik wil dan mijne stem doen horen alle man 
En prijzen Hem zo hoog en verre als ik kan, 

Niet vragende een zier naar al het lelijk pruilen 
Of misselijk getier van eksters en van uilen, 
Verzekered dat Hij die eeuwiglijken leeft, 
Mijn tong tot Zijnen roem alleen geschapen heeft. 

J. Revius 

pruilen= krijsen 
misselijk getier= lelijk gekwetter 

Uit: Aanschouwende het nieuw Jeruzalem, Kampen: De Groot Goudriaan, 1986.