DE
REISKAMERAAD
Op een onaards uur vertrokken,
wars van alles, zonder reisplan,
elke overlegging mijdend
en mij weidend in mijn vrijheid
bij het dansen van de draden,
weet ik feestelijk in mijn jaszak
het kompas, dat onder Arkel
ik als kind eens op een morgen
heb gevonden in de wegberm.
Dat mijn trots was, dat het nog is,
dat ik Boreas gedoopt heb.
Waaraan nooit iets gemankeerd heeft.
Of ik zuidwaarts ga of zigzag,
onomkoopbaar, onverbiddelijk
richt zich de magneetnaald noordwaarts.
Eindelijk reizen wij weer samen,
twee die bij elkander horen,
twee die aan elkaar gewaagd zijn.
1980
Ida Gerhardt
(uit: Verzamelde gedichten II. Amsterdam: Athenaeum-Polak
& Van Gennep, 1992)
A. VRAGEN bij het gedicht 'DE REISKAMERAAD'
1. Wie is in het bovenstaande gedicht de reiskameraad?
2. Welke eigenschappen heeft de ik-figuur volgens strofe 1?
3. Welke eigenschappen heeft het kompas volgens strofe 2?
4. Waarom vermeldt de laatste regel: 'twee die aan elkaar gewaagd zijn?'
5. Welke overeenkomsten zie je tussen de vorm en de inhoud van dit
gedicht?
B. BLOEMLEZING POEZIE
Het schilderij van Dalí en gedicht 'De reiskameraad' van Ida
Gerhardt laten beide iets zien van het thema reizen, zwerven, vreemdelingschap.
Daarbij kun je denken aan reizen naar bekende of onbekende landen, verre
oorden, maar ook kun je denken aan symbolische reizen, door de tijd, door
de (kunst)geschiedenis, in gedachten etc.
Stel je eigen bloemlezing samen. Zoek minimaal zeven tot maximaal tien
gedichten rondom bovenstaand thema die jou op de een of andere manier
aanspreken. Zorg voor een bepaald ordeningsprincipe. Raadpleeg minstens
vier verschillende gedichtenbundels. Je mag ook een zelfgemaakt gedicht
opnemen! Neem maximaal twee gedichten van dezelfde auteur. Vermeld de
auteur en de bundel waaruit het gedicht komt.
Opdrachten bij de bloemlezing:
1. Schrijf een inleiding bij je bloemlezing waarin je vermeldt
op grond waarvan je tot je keuze gekomen bent, hoe je de gedichten geordend
hebt; is de volgorde willekeurig of niet en of je je bloemlezing een titel
wilt geven, die je hier ook uitlegt.
2. Kies één gedicht uit dat je analyseert; zeg iets
over het metrum, de soorten rijm, beeldspraak en de inhoud. (±
1 à 1,5 kantje A4 getypt) Dit mag uiteraard geen klassikaal behandeld
gedicht zijn.
3. Kies één gedicht uit dat je voorziet van 3 of 4 trefwoorden
die je het best bij de inhoud van dat gedicht vindt passen. Ga aan de
hand van deze trefwoorden bij de andere gedichten in je bloemlezing na,
welke gedichten hiermee een overeenkomst of juist een contrast vormen.
Geef zo mogelijk korte uitleg en vermeld dit alles op ± één
kantje A4.
4. Kies één gedicht uit dat jou het meest aansprak. Probeer
goed onderbouwd aan te geven in ongeveer een half tot 1 kantje A4 waarom
dit waardevol voor jou is.
5. Zoek twee of drie illustraties bij één van je uitgekozen
ge-dichten en geef uitleg welke relatie er is tussen de illustraties en
het gedicht.
6. Maak zelf een illustratie bij een gedicht en geef een stukje uitleg.
7. Herschrijf een gedicht in een gedicht met een tegengestelde inhoud
of in een andere situatie.
8. Schrijf een half A4'tje proza over jouw ideeën bij je gekozen
thema. Probeer daarna deze gedachten kort in dichtvorm 'te vangen'.
9. Probeer je thema te verwoorden door middel van originele beeldspraak,
al dan niet in dichtvorm. (bijv. vergelijkingen, metafoor, personificatie
enz)
10. Maak een striptekening waarin je de 'ontwikkeling in' of 'fasen' uit
je thema/een gedicht laat zien.
Orden dit alles netjes in een snelhechter, voorzien van titelblad en
paginering.
Tip: Na overleg met je docent kun je je
bloemlezing waarschijnlijk gebruiken als onderdeel van je leesdossier voor
het gedeelte poëzie!
C. CREATIEVE SCHIJFOPDRACHTEN:
1. Schrijf naar aanleiding van het schilderij van Dalí een reisverslag
of een ooggetuige verslag. Kies hierbij voor de 'ik'- of 'wij'-vertelwijze.
Als je een reisverslag schrijft, zorg dan voor minstens één
flashback. Denk hierbij aan een omvang van ± 600 woorden.
2. Schrijf zelf een gedicht bij het schilderij van Dalí of bij het
thema reizen. Probeer hierbij gebruik te maken van tegenstellingen en van
beeldspraak, bijv. personificatie, metafoor etc.
|