Gezondheid

Zie ook:
Petra walgt van haar vreetbuien
Hanneke lijnt tot ze niet meer kan

Vroege herkenning anorexia gunstig voor behandeling

In gevecht met
je eigen lichaam

Door W. van Hengel
Patiënten met eetstoornissen houden zich minder verborgen en kloppen steeds vaker aan voor professionele hulp. De Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa krijgt elke maand zo'n 700 verzoeken om informatie. De grotere openheid is belangrijk omdat snelle signalering gevolgd door een juiste behandeling leidt tot een veel betere prognose.

Het aantal patiënten met een ernstige eetstoornis ligt in Nederland rond de 40.000, de minder ernstige vormen nog niet meegerekend. De aandoening komt verreweg het meest voor bij meisjes en jonge vrouwen.

De twee meest voorkomende vormen van eetstoornissen zijn anorexia en boulimia nervosa. Weinig of niet eten is typerend voor anorexia nervosa. De aandoening gaat dan ook gepaard met sterke vermagering. De patiënte zelf ervaart dit echter niet zo. Zij vindt zichzelf nog veel te dik en gaat daarom door met zo veel mogelijk vasten, in het geheim braken na de maaltijden en intensief bewegen in een poging zo veel mogelijk lichaamsgewicht kwijt te raken.

Boulimia gaat gepaard met vreetbuien. Binnen korte tijd kunnen enorme hoeveelheden voedsel naar binnen worden geslagen, die soms ook weer opzettelijk worden uitgebraakt in een poging de gevolgen te voorkomen.

Hoog sterftecijfer
Eetstoornissen behoren tot de ziekten met het hoogste sterftecijfer van alle psychiatrische stoornissen. Uit wereldwijd onderzoek blijkt dat ongeveer 15 procent van de patiënten sterft aan de gevolgen van de aandoening: tweederde aan ondervoeding en eenderde aan zelfmoord. De sterfte ten gevolge van anorexia is gemiddeld zesmaal hoger dan in een vergelijkbare leeftijdsgroep.

Op dit moment krijgt echter slechts zo'n 6 procent van de patiënten met boulimia en 34 procent van de mensen met anorexia professionele hulp. De meesten blijven verstoken van een behandeling, vooral omdat anorexiapatiënten hun ziekte ontkennen en boulimiapatiënten hun ziekte uit schaamte verbergen. Uit onderzoek blijkt echter dat snelle herkenning van symptomen en goede verwijzing de prognose sterk kunnen verbeteren.

Nieuw onderzoek nodig
Psycholoog dr. E. F. van Furth, verbonden aan de Robert-Fleury Stichting in Leidschendam, een centrum dat is gespecialiseerd in de behandeling van eetstoornissen, becijferde eind vorige week op een tweedaags congres dat een eetstoornis gemiddeld zes jaar duurt. Van de behandelde patiënten geneest zo'n 40 procent. Bij 20 procent treden aanzienlijke verbeteringen op, al resteert nog een aantal symptomen. Bij nog eens 20 procent treedt geen verbetering op en 10 procent overlijdt. Nieuwe ontwikkelingen in de behandeling geven echter hoop dat deze cijfers in gunstige zin kunnen worden bijgesteld, maar dat zal eerst uit nieuw onderzoek moeten blijken. Daarvoor is het ook de hoogste tijd, want de behandeling van eetstoornissen is nog te weinig op wetenschappelijke gegevens gefundeerd, aldus Van Furth.

Bij de behandeling van anorexia is voeding „het medicijn van eerste keuze”. Gewichtsherstel van 1 tot 2 kilo per week is mogelijk. Geneesmiddelen (antidepressiva) helpen niet of nauwelijks.

Prof. dr. W. Vandereycken, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven, heeft meer dan twintig jaar ervaring met de behandeling van eetstoornissen. Volgens hem kunnen antidepressiva wél zinvol zijn bij boulimia om daarmee stemmingsstoornissen te behandelen. Deze medicamenten kunnen ook effectief zijn bij niet-depressieve patiënten met vreetbuien. „De werking beklijft echter niet. Na enkele maanden neemt het effect af. Vandaar dat medicamenteuze behandeling alleen zin heeft in combinatie met andere therapieën”.

Gezin
Mevrouw drs. M. Robbe, gezinstherapeut op de afdeling jeugdpsychiatrie van het Academisch Ziekenhuis Utrecht, een centrum dat is gespecialiseerd in de behandeling van jongeren met eetstoornissen, vindt dat het gezin bij de behandeling moet worden betrokken.

„Het gezin is niet de oorzaak van een eetstoornis. Dat standpunt berust op achterhaalde denkbeelden. Het is juist een heel belangrijke hulpbron. Goede samenwerking tussen ouders en jongere is belangrijk. Als één gezinslid aan tafel niet eet, heeft dat een enorme invloed op de overige gezinsleden. Het kan ontwrichtend werken. Weg gezellig tafelen, weg gewone gesprekken over alledaagse dingen. De aandacht voor elkaar neemt soms enorm af. Broers en zusjes voelen zich soms schuldig of gaan ageren tegen de situatie. In dat geval moeten ook zij in de gesprekken worden betrokken”.

Het motiveren van jongeren met een eetstoornis is volgens mevrouw Robbe moeilijk, maar het is de rode draad die door de hele behandeling loopt. „Voor motivatie is goede voorlichting noodzakelijk. Ze moeten leren verantwoordelijkheid te dragen. Belangrijk is ook dat ze voelen dat hun ouders het belangrijk vinden dat ze beter worden”.

Met deeltijdbehandeling in plaats van opname worden volgens mevrouw Robbe goede resultaten geboekt, ook bij jongeren met een heel laag gewicht. „Wanneer zowel de ouders als de patiënt erachter staan, kiezen we voor 'ziekenhuis thuis'”.

Lezenswaardige boeken over eetstoornissen:

 ”Eetstoornissen”, door prof. dr. W. Vandereycken, deeltje uit serie Spreekuur thuis; uitg. Inmerc, Wormer; ISBN 90 6611 493 2; 80 blz.; ƒ 14,95.

 ”Slank, slanker, slankst – over anorexia nervosa en wat je eraan kunt doen”, door Jaap Spaans; uitg. Boom, Meppel; ISBN: 90 53 52 341; 136 blz.; ƒ 26,-.

 ”Beetje bij beetje beter – een overlevingspakket voor mensen met boulimia en/of een vreetbuistoornis”, door Ulrike Schmidt en Jeanet Treasure; uitg. SWP, Utrecht; ISBN 90-6665-233-0; 175 blz.; ƒ 38,50.

Dit is slechts een greep uit een groot aanbod van boeken over eetstoornissen. Meer informatie over eetstoornissen, behandelmogelijkheden en literatuur (onder andere een duidelijke folder) is te verkrijgen bij: Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa, postbus 67, 6880 AB Velp. Tel.: 0900 - 821 24 33 (0,44 cent per minuut).