Gezondheid

Behandeling oogst succes bij aanhoudende klachten

Gedragstherapie tegen
migraine-aanvallen

Door A. M. Alblas
Gedragstherapie is een zeer effectieve behandeling voor jongeren die geregeld hoofdpijnklachten hebben. Door hen te leren zicht te krijgen op hun stressniveau kunnen aanvallen van hoofdpijn voorkomen worden. Ook zijn gezinsfactoren van invloed op hoofdpijnklachten bij jeugdigen. Kinderen moeten in een gezin hun emoties kunnen uiten.

„Hoofdpijn is in belangrijke mate een kwaal waarmee je geboren wordt. Dat neemt niet weg dat er, met name bij jongeren, iets te doen valt aan de frequentie waarmee spanningshoofdpijn en migraine-aanvallen zich aandienen. Hoewel er ook andere oorzaken zijn aan te wijzen, wordt hoofdpijn, inclusief migraine, gedeeltelijk bepaald door stress. En vaak valt er iets te verbeteren aan de manieren waarop mensen met stress omgaan”, zegt psychologe en psychotherapeute dr. Susanne Osterhaus. Zij promoveerde onlangs aan de Universiteit van Amsterdam op een studie naar steeds terugkerende hoofdpijn bij jeugdigen (Recurrent Headache in Youngsters).

Veelvoorkomend
Epidemiologische studies hebben uitgewezen dat hoofdpijn het meest voorkomende gezondheidsprobleem is bij jongeren. Recent Nederlands onderzoek wees uit dat ongeveer eenvijfde van de jeugdige hoofdpijnpatiënten als gevolg van hun klacht 10 procent of meer van het dagonderwijs mist.

Wekelijks terugkerende hoofdpijn komt bij ongeveer 15 procent van de jongeren voor; tot het twaalfde jaar evenveel bij meisjes als bij jongens, daarna vaker bij meisjes. Osterhaus wilde inzicht krijgen in een aantal onopgeloste vragen op het gebied van psychologische aspecten van hoofdpijn bij jongeren: vragen over de karakteristieken van de hoofdpijn, hoe je pijn kunt meten, wat de effectiviteit is van gedragstherapie, of het succes van behandeling te voorspellen is en wat voor invloeden er zijn aan te wijzen op de hoofdpijnklachten van het kind.

Hoofdpijndagboek
Osterhaus zegt dat het voor grote vergelijkende psychologische studies enorm arbeidsintensief is om er voldoende kinderen voor te krijgen. Niettemin vond zij voldoende jongeren die een aantal weken een hoofdpijndagboek wilden bijhouden. Daarin moesten zij de frequentie, de duur en de intensiteit van hun hoofdpijn registreren.

Osterhaus: „De resultaten wezen uit dat een dagboek van drie weken voldoende is om inzicht te krijgen in de hoofdpijn van kinderen die minstens twee keer per maand een aanval hebben. Deze relatief korte benodigde lengte van het dagboek kan drempelverlagend werken”.

In tegenstelling tot eerdere onderzoekers concludeert Osterhaus dat migraine niet noodzakelijkerwijs de ernstigste hoofdpijnaandoening is. Wel lijden migrainepatiënten aan minder frequente aanvallen van een gemiddeld hogere intensiteit. Spanningshoofdpijn kan minstens zo ernstig zijn.

Stress blijkt bij hoofdpijnpatiënten een belangrijke factor te zijn. Hoewel stress op zichzelf een onduidelijk begrip is, definieert Osterhaus het als: overbelasting van lichaam of geest. Nervositeit, vermoeidheid, maar ook zware lichamelijke inspanning zijn factoren die stress kunnen veroorzaken. Stress werkt op verschillende manieren en bijna altijd onbewust op het lichaam in. Bij mensen met aanleg voor hoofdpijn leidt stress waarschijnlijk eerder tot een verhoogde algehele spierspanning en, in het geval van 'klassieke' migraine, tot vernauwing van bloedvaten, in het bijzonder rond de hersenen.

Omdat de reactie van het lichaam op stress in de vorm van spanning meestal onbewust plaatsvindt, en omdat spanning zich langzaam kan opstapelen, is het vaak niet mogelijk om een specifieke oorzaak voor een hoofdpijnaanval aan te wijzen. Toch blijkt het belangrijk om zicht te krijgen op bronnen van spanning en tijdig te leren ontspannen. Vooral jongeren met hoofdpijn blijken baat te hebben bij het aanleren van deze vaardigheden.

Behandeling
Osterhaus gaf jongeren met migraine en spanningshoofdpijn een psychologische training die bestond uit verschillende elementen, gericht op het omgaan met stress en het herkennen en verminderen van spanning.

„Kinderen zijn zich vaak minder bewust van wat ze wel en wat ze niet aankunnen. Naast het aanleren van verschillende ontspanningstechnieken heb ik geprobeerd jongeren bewust te maken van onrealistische gedachten: veel jongeren stellen onredelijke eisen aan zichzelf of maken het zichzelf moeilijk met ongefundeerde ideeën over wat anderen van hen vinden. Het is mijn bedoeling dat zij leren om gedachten over zichzelf en anderen steeds te toetsen en zo nodig te zoeken naar meer realistische ideeën. Zo mag iemand best een perfectionist zijn, maar hij moet niet proberen dat op alle terreinen te zijn. Dan gaat het mis. Ik zeg dan: „Kies een of twee dingen waarin je goed wilt zijn en besteed minder aandacht aan de rest””.

Vóór, tijdens, direct na afloop van het trainingsprogramma en zeven maanden daarna hield een deel van de proefpersonen een maand lang een hoofdpijndagboek bij, waarin zij nauwgezet optekenden hoe vaak zij hoofdpijnaanvallen hadden en hoe ernstig die aanvallen waren. De gegevens uit deze dagboeken vergeleek Osterhaus met die uit dagboeken die werden bijgehouden door jongeren met dezelfde klachten, maar die nog geen gedragstherapeutische behandeling hadden ondergaan. Het resultaat was dat ongeveer 50 procent van de jongeren meer dan 50 procent verbetering van de hoofdpijnklachten aangeeft na de behandeling.

„Ze hebben minder frequent last van hoofdpijn”, zegt Osterhaus. „Bijkomstig is dat meisjes gemiddeld meer van de behandeling profiteren dan jongens en dat de behandeling meer effect sorteert bij oudere dan bij jongere kinderen. Tevens blijkt de behandeling vooral effect te sorteren bij niet-migrainepatiënten. Er blijft echter een kleine groep kinderen die behalve hoofdpijn ook veel andere lichamelijke klachten hebben, waarbij de gedragstherapie nauwelijks of geen verbetering van de klachten geeft. Maar deze therapie heeft, in tegenstelling tot sommige medicamenteuze behandelingen, geen nadelige bijverschijnselen tot gevolg”.

Gezin
„De invloed van gezinsfactoren op hoofdpijn bij jeugdigen is nog nauwelijks onderzocht”, zegt Osterhaus. „De invloed van het gezin op chronische pijn bij jeugdigen is een vrijwel onontgonnen onderzoeksgebied”.

Toch acht zij het van groot belang hier inzicht in te hebben. „In aanleg kan een kind gevoelig zijn voor de ontwikkeling van chronische of periodieke pijnklachten. Wanneer het met stressfactoren wordt geconfronteerd, kan dat zich uiten in bijvoorbeeld hoofdpijnklachten. Of wanneer er in het gezin of met vrienden geen ruimte is om emoties te uiten, waardoor de stress zich opstapelt, kan dat zich vertalen in hoofdpijn”.

„Van een andere orde zijn factoren die verband houden met de reacties van de ouders. Aan de ene kant zijn ouders geneigd om ziektegedrag van kinderen te belonen; aan de andere kant is gebleken dat ouders een negatieve houding ten opzichte van het kind kunnen ontwikkelen wanneer het over (hoofd)pijn klaagt”.

„Een wijdverbreide psychologische theorie wil dat wanneer ouders hun kind met aandacht 'belonen' wanneer het klaagt over pijn, de klachten toenemen. Dat is niet zo. Wanneer er aan het ziektegedrag geen of weinig aandacht ('beloning') wordt geschonken, lijkt de hoofdpijnrapportage van het kind toe te nemen. Keerzijde van deze benadering is wel, dat jongeren die thuis meer aandacht zeggen te krijgen voor hun klachten, minder blijken te profiteren van de gedragstherapeutische behandeling. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de behandeling in deze gevallen weinig toevoegt aan wat de ouders zelf al aan de klachten van hun kind hebben gedaan, door de aandacht die ze aan de pijn hebben geschonken. Hier moet wel bij aangetekend worden dat het mogelijke belonende effect van aandacht afhankelijk is van de mate waarin het kind thuis ook voor ander, positief gedrag wordt beloond. Kortom: ouders hoeven niet bang te zijn dat zij te veel aandacht besteden aan de hoofdpijn van hun kinderen. Belangrijk is wel dat ze ingaan op verbaal geuite pijnklachten van het kind en dat zij verder trachten zo veel mogelijk ander positief gedrag te belonen”.

Meetinstrument
Osterhaus heeft ook de gevoelsexpressie van jonge hoofdpijnpatiënten vergeleken met controle-leeftijdgenoten. Om dat te kunnen meten ontwikkelde zij een vragenlijst: de Feecha (Family Emotional Expression Scale for Children and Adolescents). Aan de hand daarvan kon worden vastgesteld dat er een relatie bestaat tussen het inhouden van emoties, met name gevoelens van zorg en verdriet, en een hogere hoofdpijnrapportage. Deze bevinding komt overeen met ander onderzoek.

„Verschillende studies hebben steun gevonden voor de veronderstelling dat in gezinnen met een chronisch ziek kind sprake is van een verlaagde gevoelsexpressie. Bovendien bleken sekse, leeftijd en gezinssamenstelling belangrijke variabelen om de verschillen in gevoelsexpressie te verklaren. Meisjes bleken meer gevoelens te tonen dan jongens. Bovendien bleken jonge kinderen en kinderen uit twee-oudergezinnen meer expressie te vertonen dan oudere kinderen en kinderen uit eenouder gezinnen”, zegt Osterhaus. Met de nodige voorzichtigheid beaamt ze de stelling dat er in 'strenge' gezinnen iets minder plaats is voor het uiten van emoties. „Is dat daar niet een beetje verboden?”