Gezondheid 26 september 2000


Amerikaanse Stanley Foundation steekt miljoenen in onderzoek

Betere balans bij
manische depressie

Door W. van Hengel
De manisch-depressieve stoornis krijgt tegenwoordig de aandacht die dit ziektebeeld verdient. De Stanley Foundation, een Amerikaanse particuliere stichting, steekt jaarlijks miljoenen dollars in wereldwijd onderzoek naar schizofrenie en de manisch-depressieve stoornis. De kennis verdiept zich. Dat zal in de toekomst ongetwijfeld leiden tot verdere verbeteringen in de diagnostiek en behandeling.

Dat is belangrijk, want er is nog altijd sprake van aanzienlijke onderbehandeling. Zo slikt maar 15 procent van de patiënten medicijnen. Therapieontrouw is een groot probleem. Veel patiënten stoppen tijdens een (langdurige) normale periode of bij het begin van een manie met het slikken van hun pillen vanwege de bijwerkingen (o.a. trillende handen, acné) of omdat ze denken dat ze geen pillen meer nodig hebben. Dat vergt veel en goede voorlichting, ook aan familieleden. Soms ook is de reden een verkeerde diagnose. „Als MDS begint met depressies bestaat het risico dat de behandeling zich alleen daarop richt. Ook kan een lichte vorm van manie gemaskeerd worden doordat de patiënt de manische fase als prettig ervaart en tegen de arts slechts klaagt over zijn depressieve klachten”, vertelt Ralph Kupka. Hij is psychiater-onderzoeker bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht en Altrecht GGZ, eveneens in Utrecht. Tevens maakt hij deel uit van het wetenschappelijk comité dat belast was met de organisatie van een driedaags Europees congres over MDS, vorige week in Amsterdam.

De gangbare behandeling van de manisch-depressieve stoornis (MDS) is met het middel lithium. Deze therapie is effectief bij ruim tweederde van de patiënten. Als het resultaat onvoldoende is, worden tegenwoordig ook de anti-epilepsiemiddelen Tegretol of Depakine ingezet, eventueel aangevuld met antidepressiva, vertelt Kupka. De toepassing van nieuwe medicamenten met anti-epileptische eigenschappen lijkt veelbelovend. Kupka noemt het middel lamotrigine (Lamictal) voor MDS die gepaard gaat met zware depressies. „Een tweede lijn is de inzet van antipsychotica die ook bij schizofrenie worden gebruikt, zoals risperidon (Risperdal) en olanzapine (Zyprexa). Deze moderne middelen hebben minder bijwerkingen en zijn daardoor veel bruikbaarder. Ze werken goed in de manische fase.”

Genen
De speurtocht naar de oorzaken van de aandoening is volop gaande. Kupka: „We weten inmiddels dat diverse genen een rol spelen bij onze stemmingsregulatie. Dat geldt ook voor MDS. Hét gen voor deze ziekte bestaat dus niet. Er wordt nu onderzoek gedaan naar vele kandidaat-genen. Waarschijnlijk is er ook een genetische overlap met schizofrenie en depressie. Overigens kent MDS niet alleen een genetische component, maar spelen ook omgevingsfactoren een belangrijke rol. Ze fungeren als trigger die maakt dat de betrokken genen geactiveerd worden. Erfelijk belaste kinderen bijvoorbeeld met schokkende traumatische ervaringen ontwikkelen eerder en ernstiger MDS.”

De ziekte wordt in Nederland zeer zelden vastgesteld bij kinderen onder de twaalf jaar. In de VS echter gebeurt dat vaker, terwijl de Amerikaanse samenleving niet wezenlijk verschilt van die van Nederland. Behalve op één punt: kinderen krijgen in de VS veel vaker medicijnen tegen depressie of hyperactiviteit (ADHD). Kupka en andere Nederlandse collega's denken dat deze middelen wel eens een oorzaak kunnen zijn van een vervroegd optreden van MDS bij daarvoor gevoelige personen.

Disbalans
Hormonen en boodschapperstoffen van het zenuwstelsel (neurotransmitters) en het immuunsysteem (cytokinen) beïnvloeden elkaar op een subtiele wijze wederzijds. Bij MDS is inmiddels een disbalans ontdekt tussen diverse stoffen. Onduidelijk is echter nog wat daarvan de betekenis is.

Kupka: „We weten nu bijvoorbeeld nog niet wat de betekenis is van een verhoogd gehalte van het stresshormoon cortisol bij MDS. Is dit een ziekmakende verandering of slechts een aanpassing aan de ziekte? Dat weten we nog niet. We doen samen met het Rotterdamse Sophia Kinderziekenhuis onderzoek bij tieners van wie een van de ouders MDS heeft. Deze studie loopt al drie jaar. Nu zien we bij een deel van de kinderen ineens veranderingen in de concentraties van deze stoffen, hoewel ze niet of nog niet ziek zijn. Het is een heel recente bevinding waar we voorlopig nog terughoudend mee omspringen. Uit zo'n eenmalige waarneming mag je nog geen conclusies trekken.”

Zie ook:
Aandoening met ups en downs

Visolie tegen manische depressie