Forum 19 juni 2001

Prediking, opzicht en diaconaat moeten zich evenwichtig ontwikkelen

Ambtelijk werk criterium
voor omvang gemeente

Wat is de ideale omvang van een christelijke gemeente? Hebben grote kerkelijke gemeenten toekomst? De Amerikaanse onderzoeker George Barna constateerde in een recent onderzoek dat christenen in grote gemeenten verloren dreigen te gaan. Voor Barna is een gemeente van 800 leden groot genoeg. Vandaag de tweede aflevering in een vierdelige serie over de ideale omvang van een kerkelijke gemeente. Ds. W. Visscher noemt de ambtelijke bediening het belangrijkste bijbelse criterium voor de omvang van de gemeente.

De vraag naar de ideale omvang van een gemeente heeft verschillende kanten. Is bijvoorbeeld de kerkelijke gemeente te klein dan dreigt het gevaar dat dominante persoonlijkheden ketterijen de gemeente binnendragen en geen goede correctie krijgen. Is een gemeente te groot dan kan het pastoraat in de knel komen, en het functioneren van de gemeente als gemeenschap. Te groot en te klein zijn dus niet optimaal. Waar ligt de goede omvang van de gemeente? Zijn er criteria voor de omvang van de kerkelijke gemeente? De optimale gemeente ligt volgens Barna ergens tussen 500 en 800 leden.

De omvang van de kerkelijke gemeente is een boeiend thema. Het is ook een aansprekend onderwerp. Een blik in een kerkelijk jaarboek van een kerkgenootschap leert dat er op dit punt grote verschillen zijn. Er zijn gemeenten met meer dan 3000 (doop)leden, en er zijn er ook met minder dan twintig leden. Er is dus een grote bandbreedte. De feiten laten een gevarieerd beeld zien. Het gaat ook om een betrekkelijk thema. Het aantal leden heeft te maken met de kerk met een kleine k. Het zijn vragen waarover we natuurlijk niet al te verhitte discussies moeten hebben. Er is bij elke omvang van de gemeente wel iets te zeggen of iets op te merken.

Bijbel
De Schrift geeft ons eigenlijk nergens richtlijnen voor de omvang van de gemeente. In het boek Handelingen vinden we wel enkele cijfers (Hand 2:41, 4:4). Die hebben geen betrekking op de omvang van de gemeente, maar op „degenen die... geloofden.” Cijfers over de Kerk met een grote K dus! Wel krijgen we de indruk uit de nieuwtestamentische brieven dat de verschillende gemeenten niet al te groot zullen zijn geweest. Bij de „gemeente die ten hunnen huize is” (1 Kor. 16:19) moeten we bepaald niet denken aan honderden mensen. Over het algemeen waren de eerste nieuwtestamentische gemeenten huisgemeenten (Rom. 16:5, Kol 4:15, Filémon 2). Hoewel de „school van zekere Tyrannus” (Hand. 19:9) natuurlijk wel veel mensen kon bevatten. En bij „veel volk” in Korinthe (Hand. 18:10) denken we ook niet aan enkele tientallen, maar aan veel meer. Eén ding is echter wel duidelijk uit de schriftgegevens: het aantal hoorders staat de loop van het Woord niet in de weg. Op de pinksterdag heeft een enkele preek van Petrus er duizenden geraakt. En de Heere Jezus sprak tot een schare van 5000 mannen (Joh. 6:10). Terwijl anderzijds Filippus een bloeiende gemeente moet verlaten om één kamerling Jezus te verkondigen (Hand. 8:35). Groot of klein behoeft dus geen relatie te hebben met de vrucht op de prediking! Dat lijkt mij ook voor vandaag de dag nog van belang. De ervaring in het predikambt bevestigt dit.

Motieven
Er zijn allerlei aspecten die een rol kunnen spelen bij de omvang van de gemeente. Een sociaal aspect is bijvoorbeeld dat gemeenteleden elkaar toch enigszins zouden moeten kennen. Een financieel aspect kan zijn dat een gemeente op eigen benen moet kunnen staan. Organisatorisch is het ook belangrijk dat een gemeente niet wordt beheerst door familieverhoudingen. Een kerkenraad die bepaald wordt door familierelaties en stemverhoudingen die herleidbaar zijn naar familiebanden, zijn natuurlijk niet goed.

Te klein en te groot heeft allerlei nadelen. In het zoeken naar de optimale omvang van de gemeente geeft dit soort aspecten echter niet de doorslag. De gemeente is geen bedrijf (financiën), vereniging (sociale contacten) of belangengroep. Het lijkt mij niet juist om, zoals de Amerikaanse onderzoeker Barna lijkt te doen, vooral sociologische en organisatorische criteria te hanteren. Dan doen we tekort aan het wezen van de gemeente! De gemeente is het eigendom van Christus, de kudde Gods en een pilaar der Waarheid. De gemeente heeft Christus als hoofd. Hij is de grote Ambtsdrager van Zijn gemeente. De omvang van de gemeente moet hiermee in verband staan. Het belangrijkste motief voor de omvang van de gemeente ligt in de bijbelse typering ervan. De gemeente is, in het licht van de Schrift, de kudde Gods die gediend wordt door de ambten! De Bijbel wijst ons op de belangrijke plaats van de bijzondere ambten voor Gods kerk. De gemeente wordt, ex mandate Christi, door een drietal ambten gediend. En een omvang van de gemeente waarbij de drie ambten (predikant, ouderling en diaken) evenwichtig en volledig gestalte krijgen is in het licht van de Schrift, belijdenis en kerkorde een belangrijk vertrekpunt. De ambtelijke bediening lijkt mij het belangrijkste bijbelse criterium voor de omvang van de gemeente. Een criterium overigens dat ook weer naadloos aansluit bij de geest van de Dordtse kerkorde en de gereformeerde belijdenis.

Grenzen
Vanuit de ambten kan dan eerst worden gekeken naar mogelijk een ondergrens voor de omvang van de kerkelijke gemeente. Zijn er voldoende mannen beschikbaar om in de ambten te kunnen dienen? Kan er op ordelijke wijze steeds in de ambten worden voorzien? En bovendien, is er ruimte om het leerambt (predikant) voldoende en voluit gestalte te geven? Zonder nu precies getallen te noemen, kan ieder bedenken dat er wel een zekere ondergrens is voor een zelfstandige kerkelijke gemeente waar de ambten voluit functioneren. Aan de andere kant moet het ambtelijk werk ook evenwichtig tot ontwikkeling kunnen komen. Een predikant kan onmogelijk al zijn tijd besteden aan pastoraat. De bediening van Woord en sacrament is de centrale opdracht. En daarvoor is voorbereiding en afzondering nodig. De gemeente moet natuurlijk ook weer niet zo groot zijn dat er geen tijd overblijft voor een rustige voorbereiding op de prediking. Er is dus zeker ergens een bovengrens. Het is verleidelijk om aan de hand van aantallen bezoeken etc. een dergelijke grens te berekenen. Maar ook hier lijken mij allerlei sommetjes niet de juiste weg. Er zijn zekere grenzen. De optimale omvang van de gemeente is dus niet een of ander concreet getal, maar beweegt zich binnen een bepaalde bandbreedte. De ideale ondergrens ligt daar waar er voldoende draagvlak is (financieel, organisatorisch etc.) voor de ontwikkeling van de drie ambten: prediking, opzicht en diaconaat. De ideale bovengrens ligt daar waar niet een van de ambten min of meer in de verdrukking komt. Een predikant die wordt overladen met te veel aan pastoraat heeft een te grote gemeente. En ligt dan, vragenderwijs gesteld, vanuit dit gegeven de optimale omvang niet ergens tussen een bandbreedte van circa 200 tot 1500 (doop)leden?

Praktijk
Ten slotte de praktijk. Te groot en te klein. Bij te klein kan er uitzicht zijn op groei. Dan maakt de toekomst wellicht een volwaardig functionerende gemeente mogelijk. Te groot is ook mogelijk. Vanzelf is er dan een zoeken naar oplossingen. Een goede taakverdeling binnen de kerkenraad is daarbij van groot belang. Ouderlingen zouden een stukje taak van de predikant kunnen overnemen, bijvoorbeeld het geven van de catechisatie. Er kunnen natuurlijk overwegingen zijn om niet-optimale situaties te bestendigen. Een gebrek aan predikanten –een reële nood in een deel van de gereformeerde gezindte– kan ertoe leiden dat we het optimale geen gestalte kunnen geven. Dat zij dan zo. Nood moet echter wel nood blijven en als zodanig worden benaderd. Het zou niet goed zijn als we tevreden zouden zijn met uitzonderlijke situaties. Ook de omvang van de kerkelijke gemeente plaatst ons dan wel voor klemmende vragen. Wat is het belangrijk dat we de nood brengen bij de troon van Gods genade. In het Koninkrijk van God zijn bij God de onmogelijke dingen mogelijk. „Bidt dan den Heere des oogstes dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote” (Matt. 9:38).

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Amersfoort.

Een serie van vier bijdragen gaat in op de ideale omvang van een kerkelijke gemeente. Vandaag deel 2.

Deel 1: Recht doen aan roeping van enkeling