Recht doen aan roeping van enkelingWat is de ideale omvang van een christelijke gemeente? Hebben grote kerkelijke gemeenten toekomst? De Amerikaanse onderzoeker George Barna constateerde in een recent onderzoek dat christenen in grote gemeenten verloren dreigen te gaan, terwijl ze juist meer dan vroeger behoefte hebben aan contact. Voor Barna is een gemeente van 800 leden groot genoeg. Een serie van vier bijdragen gaat in op de ideale omvang van een kerkelijke gemeente. Prof. J. W. Maris stelt dat een kerk zó georganiseerd kan worden dat de persoonlijke roeping voor elk gemeentelid wordt vergeten. Dinsdag de tweede aflevering. Al heel lang heb ik de overtuiging dat er iets mis is met grote kerkelijke gemeenten, in grote kerkgebouwen. Daarin is het immers moeilijk elkaar als leden te kennen, en daaruit kan iemand gemakkelijk verdwijnen zonder gemist te worden. Daarmee heb ik wat snel geantwoord op de vraag die de redactie mij stelde. Eigenlijk te snel, want eerlijk gezegd ben ik met de vraagstelling of grote kerkelijke gemeenten wel toekomst hebben niet zo gelukkig. Of de kerk toekomst heeft ligt niet aan de organisatie in grotere of kleinere eenheden. De toekomst van de kerk ligt vast in de doorboorde handen van onze Heiland, de Heere Jezus Christus. Hij alleen is de Koning van de kerk, en Hij alleen garandeert de toekomst van zijn lichaam. Een onderzoeker, zoals de Amerikaan George Barna, die vaststelt dat gemeenten van boven de 800 leden geen toekomst hebben vanwege het onpersoonlijke karakter van zo'n kerk, zegt iets wat hij niet onderzoeken kan. Hij heeft nog niet in die toekomst gekeken, tenzij door het geloof in de beloften van de Heiland, en dan passen zulke voorspellingen niet. Wat mij over dat onderzoek is meegedeeld geeft mij aanleiding tot zulke opmerkingen vooraf. Als ik daarom in dit verband liever niet vraag naar de toekomst van de kerk, maar iets zeg over de roeping die de kerk heeft, komen grote en kleine gemeenten toch wel in beeld. Die vraag is van verschillende kanten te bekijken, waarbij de overtuiging waarmee ik begon, contouren krijgt. Geen tijd van kathedralen Wanneer u zoals ik ook in de vakantie graag doe de indrukwekkende kathedralen bezoekt die als middeleeuwse monumenten van het christelijk geloof de eeuwen hebben getrotseerd, is duidelijk dat op die manier de kerk toekomst heeft gehad. Gehad, want veel van die kerken hebben vandaag vooral nog de zeggingskracht van het culturele monument. De kerk van de Middeleeuwen kon bestaan als een groot collectief geheel. De kerk was de grote koepel waarin de enkelingen konden, en mochten, wegvallen. Het getuigenis van het geloof was een massief en naamloos getuigenis, waar de hele maatschappij zich bij voorbaat omheen schikte. Onze tijd is niet een tijd voor kathedralen. Tegen de kantoorkolossen van de moderne tijd kan de kerk in grootheid toch niet op. Dat hoeft ons niet te spijten. In de Middeleeuwen was aan de kerk een aanzienlijke macht eigen, die het Evangelie al te vaak verduisterde. De kathedralen toonden in hun imponerende schoonheid wel heel wat van de boodschap van Christus, maar met haar massaliteit stond de kerk de boodschap ook vaak in de weg. Kerk en macht verdragen zich niet met elkaar. De structuur van de Rooms-Katholieke Kerk is ook wat dat betreft maar al te middeleeuws. Maar of het protestantisme het altijd beter begrijpt? In de cultuur van onze tijd is een christelijk getuigenis weinig vanzelfsprekend. Onze tijd lijkt in dat opzicht meer op de tijd van de nieuwtestamentische kerk dan op die van de Middeleeuwen. En we kunnen daar in zekere zin dankbaar voor zijn. Een indrukwekkende kerkelijke gemeente, met een imposante buitenkant en een hoge toren heeft nog nooit iemand tot geloof gebracht. Er is altijd wel een voetbalstadion dat meer voorstelt. Onze tijd vraagt geen grootsheid maar heeft behoefte aan echtheid, aan beleefd geloof en aan mensen die liefde betonen. Juist daarin mag het Woord van God klinken. Geen massa's die een stad of dorp domineren, maar enkelingen die in geloof en liefde, net als hun Heiland, oog hebben voor een mens. Al te veel raken mensen gekneusd tussen de harde raderen van de materialistische maatschappij. Ze hebben geen behoefte aan een kerk die in die maatschappij mee kan, maar aan een die anders is, die ook enkelingen ziet. Verloren mensen hebben behoefte aan een kerk van levende stenen. De stijl van het Evangelie Gemeente van Jezus Christus zijn betekent in alle tijden zich laten gezeggen door het Woord van God. En tegelijk dat Woord, dat in Christus vol is van genade, tot spreken laten komen naar binnen en naar buiten. Het gaat om de kerk als licht op de kandelaar en als stad op een berg. Om herkenbaar zijn in haar anders zijn in de wereld. Het gaat om de kerk als lichaam van Christus, dus geregeerd door haar Hoofd, de Heere Jezus Zelf. Het gaat om de manier waarop Hij de discipelen uitzond in de wereld, als schapen te midden van de wolven, als Zijn getuigen: lettend op het ene schaap dat verloren was, meer dan op de 99 overige. Deze dingen zijn normatief voor de kerk. De stijl van het Evangelie is de stijl van Christus, en dat is stijl van de kerk. Dit is ook de roeping van de kerk. En die roeping spitst zich toe op die van de enkelingen. De oren van de gemeente, die moeten horen, zijn de oren van haar leden, die horen met hun hart. Zo is het in de brieven aan de zeven gemeenten in Openbaring 2 en 3. Kan dat tot zijn recht komen in gemeenten van 800 leden of nog meer? In kerkgebouwen met even zovele zitplaatsen? Daar kent men elkaar nauwelijks. Daar kan men zich makkelijk verschuilen achter een veelvoud van anderen. Ik weet dat er plaatsen zijn, ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken waar ik iets meer van weet, waar men uit is op de organisatie en functionering van een grote gemeente in kleinere eenheden, zodat de gemeenschap toch functioneert. Ook dan blijft nog de vraag hoe die onderlinge gemeenschap in de kerkdiensten terug te vinden is. Gemeente en gemeenschap In het voorgaande is al duidelijk dat de kerk als lichaam van Christus, als volk van God en als tempel van de Heilige Geest, functioneert in haar leden. Het woord gemeenschap is een sleutelwoord voor de kerk: gemeenschap met de Heere en met elkaar. De leiding door de ambten in de kerk is op die functionering gericht, op de volmaking van de heiligen tot opbouwing van het lichaam van Christus (Efeze 4:12). De vermaningen in de brieven van het Nieuwe Testament die aan gemeenten gericht zijn, zijn alle gericht op de leden van de gemeenten. Persoonlijke verantwoordelijkheid voor elkaar en voor het geheel van de kerk mag op ieders hart gebonden zijn. Financieel begrijpen we dat (meestal) wel. Maar diezelfde rekensom gaat ook geestelijk op. En dat is moeilijker. Persoonlijke verantwoordelijkheid tegenover de Heere voor het geheel van de gemeente. Daar gaat het om. Mijn vrees is dat in grote gemeenten die verantwoordelijkheid wordt gedelegeerd aan degenen die in de kerkenraad, in commissies en in andere structuren het voor de leden waarnemen. Je kunt zó georganiseerd worden, dat je overal iemand voor hebt. En dat de roeping vergeten wordt voor ieder: Gij zult mijn getuigen zijn. Op de agenda van iedere kerkenraad in een gemeente die meer dan 600 leden telt zou mogen staan: bezinning op het tijdstip van splitsing. Niet omdat een kleine gemeente automatisch meer levend en geestelijk is, maar om ontsnappingsmogelijkheden uit de persoonlijke roeping van de leden af te houden. En die hebben we in grote gemeenten gecreëerd. Bovendien denken we in dit verband wel eens aan de roeping tot kerkplanting in nieuwe woonwijken of in plaatsen waar door vergrijzing de kerk verdwenen is? De Heere wil ons misschien gebruiken om nieuwe openingen voor het Evangelie van zijn genade te geven. De tijd van de kathedralen is voorbij. De tijd van de gemeente is volop present. Laagdrempelig, en met een Woord voor de wereld. De auteur is hoogleraar dogmatiek aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn. |