Dossier bordeelverbod
SGP-leider: Laat raadslid strijd tot einde toe voerenDoor A. de Jong DEN HAAG Partijleider Van der Vlies heeft met enige spijt kennisgenomen van het besluit van SGP-raadslid Van Rooijen om zijn ambt in de Katwijkse raad neer te leggen. Ik respecteer zijn afweging, maar geloof niet dat zijn conclusie onontkoombaar is. Ik moet er niet aan denken dat meer partijgenoten dit voorbeeld volgen. Dat zou ons getuigenis in gemeenteraden jammerlijk belemmeren. Het wetsvoorstel tot opheffing van het bordeelverbod, in oktober vorig jaar door de Senaat aanvaard, heeft binnen de Staatkundig Gereformeerde Partij heel wat losgemaakt. Met hand en tand hebben de woordvoerders in de Eerste en Tweede Kamer zich tegen deze fundamentele wijziging in onze wetgeving verzet. In de eerste plaats omdat we er vast van overtuigd zijn dat prostitutie lijnrecht ingaat tegen Gods Woord, stelt partijleider Van der Vlies. Het gaat hier niet om interpretaties of afgeleide beginselen, maar direct om een van de geboden van de Wet des Heeren. We hebben ons in de tweede plaats verzet omdat we in de opheffing van het bordeelverbod een ontoelaatbare en onnodige inperking zien van de gemeentelijke vrijheid. Dat gemeenten geen ruimte meer hebben om bordelen van hun grondgebied te weren, is voor ons onacceptabel. Maar de strijd in de Staten-Generaal was een ongelijke. De paarse meerderheid wilde van geen wijken weten. Momenteel ligt het probleem op het bordje van de gemeenteraden. Die moeten er vóór 1 oktober voor zorgen dat er in hun gemeente regels worden opgesteld voor de vestiging van bordelen. Het beperken van seksinrichtingen tot één per gemeente is mogelijk, maar van het geheel weren van bordelen wil minister Korthals van Justitie niet weten. Vertegenwoordigers van de kleine christelijke partijen in de gemeenteraden zitten met de handen in het haar. Op grond van Schrift en geweten moeten zij ook het kleinste bordeel afwijzen, maar het Rijk laat hun geen enkele ruimte. Van der Vlies: Als kamerfractie krijgen we talloze telefoontjes binnen en ook ons partijbureau krijgt veel vragen van raadsleden: Wat moeten, wat kunnen we doen? Voor SGP-fractievoorzitter dr. ir. M. van Rooijen was vorige week de maat vol: hij legde zijn ambt in de Katwijkse raad neer. Van Rooijen wilde de verantwoordelijkheid voor de vestiging van een bordeel in de overwegend protestantse vissersplaats niet dragen. Van der Vlies respecteert het besluit van Van Rooijen. Die man heeft op bekwame wijze zijn werk gedaan en achttien jaar lang hard geploeterd. Van hem mag je na zo'n periode niet zomaar zeggen dat hij zijn verantwoordelijkheid ontloopt. Toch wil hij er niet aan dat de conclusie van de Katwijker onontkoombaar is. Dat kan ik niet geloven. Er zijn ook andere afwegingen mogelijk die principieel verdedigbaar zijn. Zelf zit ik wel eens wat te mijmeren over bijbelse figuren als Jozef en Daniël. Ze functioneerden in een volstrekt heidense omgeving. Ze zullen hun werk soms al zuchtende gedaan hebben. Maar ze kozen er toch voor al biddend op hun post te blijven. Hoe moet een SGP-raadslid zich opstellen als de opheffing van het bordeelverbod in zijn gemeente aan de orde komt? Zo iemand moet tot het uiterste verzet bieden. Leg niet te snel het hoofd in de schoot. Doe er alles aan om de raad ervan te overtuigen dat er in jouw gemeente helemaal geen bordeel mag worden toegelaten. Als inderdaad in die zin besloten wordt en dat besluit wordt aangevochten, laat het dan desnoods maar op een rechterlijke uitspraak aankomen. Laat de instanties die er voor zijn het dan maar zeggen. In mijn visie dragen die dan de verantwoordelijkheid. Is dat geen ongehoorzaamheid aan de landswetten en een breken van de eed als gemeenteraadslid? Zo zie ik dat in dit geval niet. Wie de Handelingen van de Eerste en Tweede Kamer erop naslaat, ziet dat de wetsgeschiedenis de zogenaamde nuloptie niet geheel uitsluit. Tijdens het debat in de Senaat is daar door de antwoorden van de minister enige mist over ontstaan. Gemeenteraadsleden kunnen daarnaar verwijzen. Laat SGP-raadsleden zich verder maar beroepen op de opstelling en het stemgedrag van hun eigen fractie in Eerste en Tweede Kamer. Natuurlijk heeft een raadslid een andere staatsrechtelijke positie. Maar men mag van hem toch niet verwachten dat hij op lokaal niveau een andere opvatting heeft over een zo belangrijk vraagstuk dan zijn partijgenoten in het parlement? Een raadslid dat tegen de verordening stemt, blijft daarna nog wel verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering. Het gaat om een taak die de raad in medebewind uitvoert, zodat de raad bijvoorbeeld toezicht moet blijven uitoefenen. Ook in dat uitoefenen van toezicht mag je blijven protesteren. Niemand kan het je kwalijk nemen als je zegt: We waren hier principieel tegen en we blijven hier tegen. Het komt er dan wel op aan dat je werkelijk consequent bent. Wie in zijn raadswerk op elk gepast moment en bij elk punt dat voorligt, hoe 'klein' ook, zijn principiële bezwaren kenbaar maakt, heeft zich tot op zekere hoogte vrijgemaakt. Anders is het als je dat één of twee keer hebt nagelaten. Daar kun je dan vervolgens op aangesproken worden. Zo raak je kwetsbaar. |