Binnenland 22 augustus 2000

Zie ook: Commentaar

SGP'er Van Rooijen: Voor
mij is de grens nu echt bereikt

Door B. L. P. Tramper
KATWIJK – Hij wil op geen enkele manier meewerken aan de realisering van een bordeel in zijn gemeente, ook niet nu de hogere overheid hem dat voorschrijft. Daarom stapt dr. ir. M. van Rooijen op als SGP-fractievoorzitter in de raad van Katwijk. „Als de regering prostitutie legaliseert, wordt het graf voor de samenleving gedolven”, zegt hij.

Met pijn in het hart neemt de 44-jarige Van Rooijen eind deze maand afscheid van de Katwijkse gemeentepolitiek. Het bordeelbeleid van minister Korthals (Justitie) doet voor hem de deur van de raadszaal dicht. „Het raakt me persoonlijk diep. Maar ik durf niet anders”, aldus de SGP'er.

Van Rooijen spreekt van een „ingrijpend” besluit. „Ik ben deze zomer na een lange worsteling van gebed en studie tot het standpunt gekomen dat de overheid op geen enkele manier een legale basis mag leggen onder prostitutie. Dat zou de samenleving in haar fundamenten aantasten. Prostitutie is bij uitstek het symbool van ontrouw.”

Aanvraag
De fractievoorzitter maakte zijn besluit eind vorige week bekend, nadat de plaatselijke commissie voor VROM over het bordeelbeleid van minister Korthals had vergaderd. Dat beleid komt erop neer dat gemeenten vanaf 1 oktober in principe een aanvraag voor de vestiging van een bordeel in behandeling moeten nemen. Van een nuloptie, waarbij gemeenten de grenzen voor prostitutie mogen sluiten, wil hij niet weten.

Toch hebt u in Katwijk voor die optie een vurig pleidooi gehouden.

Van Rooijen: „Ik heb er inderdaad voor gepleit om als gemeentebestuur in de toekomst elke bordeelhouder gewoon nee te verkopen. Die zal, als hij doorzet, de zaak voor de rechter brengen. Laat die dan maar een beslissing nemen, en laten we hopen dat hij de morele gevoelens van de Katwijkse gemeenschap bij zijn afweging in ogenschouw neemt.”

Juristen wijzen erop dat zo'n optie geen schijn van kans maakt.

„Zelf heb ik uitvoerig gecorrespondeerd met rechtsgeleerden. Zij geven aan dat ook het Europees recht weinig houvast biedt. Toch maken zij hooguit een taxatie. Zij zitten niet op de stoel van de rechter. We weten toch, zeker als SGP'ers, dat we de uitkomst van zo'n proces aan de Heere mogen laten? Ik betreur het dat ons geloof zo gering is.

Wij moeten niet redeneren vanuit een eventuele situatie in de toekomst, maar vanuit ons principe. Met ds. G. H. Kersten zeg ik: „De hand op het gebod en blind voor de uitkomst.” Onze vrees blijkt helaas groter te zijn dan ons geloof. De minister heeft nota bene nog wel gezegd dat hij niet uitsluit dat de onafhankelijke rechter een nuloptie alsnog toestaat. Nu Katwijk die weg niet inslaat, zie ik mij genoodzaakt met het raadswerk te stoppen. Ik kan de verantwoordelijkheid voor het realiseren van een bordeel niet dragen.”

Draagt u die verantwoordelijkheid wel? De regering kiest immers voor legalisering van prostitutie, niet de gemeente. Is het niet uw verantwoordelijkheid om binnen het kader dat het Rijk aangeeft, zo goed mogelijk te sturen?

„Dat laatste is de ene kant van de zaak. De andere is: Ik moet als raadslid handen en voeten geven aan een wet die lijnrecht in tegenspraak is met Gods geboden. Dat kan ik niet. Ik vorm zelf, met de andere raadsleden, een zelfstandige overheid. Ik ben niet zomaar een knechtje van het Rijk. De lagere overheid is naar mijn mening geroepen om nu verzet aan te tekenen tegen de hogere. Calvijn zegt dat zij daartoe in geval van nood gewettigd is. Zou ik me aan dit beleid onderwerpen, dan zou ik me –ik zet het wat erg zwaar aan– schuldig maken aan het 'Befehl ist Befehl'.”

Had u dan niet, uw eigen redenering volgend, eerder moeten aftreden? In 1973 werd de Zondagswet aangenomen, waardoor gemeenten de mogelijkheid wordt ontnomen zwembaden en benzinepompen op zondag te sluiten.

„Ik heb die besluitvorming destijds van de zijlijn meegemaakt. Dat was een bewogen en pijnlijke periode. Het heeft mij niet weerhouden om actief deel te nemen aan de politiek. In de jaren tachtig kwam de verplichting om een naaktstrand aan te wijzen. Daar had ik toen eveneens heel veel moeite mee. En nu komt deze wet. Weer een stap verder. Ik kan het niet meemaken.”

Kunt u straks niet –met redenen omkleed– tegenstemmen als het college met een verordening voor bordelen komt? Dat zou u ook doen bij subsidiëring van zondagssport.

„Maar nu gaat het om een taak die je in medebewind uitvoert. Je kunt wel tegenstemmen, maar je blijft als raad verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering. Je moet bijvoorbeeld toezicht uitoefenen. Dat is het verschil tussen een raadslid en een lid van de Tweede Kamer. Een kamerlid kan protest aantekenen, maar draagt verder geen verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Bij raadsleden is dat wel zo. Dat drijft mij in dit geval in een onmogelijke positie.”

Dat doet de Zondagswet in feite ook. Toch bent u om die wet niet afgetreden.

„Laat ik zeggen dat het wellicht voor mij een accumulatie is, een opeenstapeling van maatregelen die mij doet zeggen: „De grens is bereikt. Ik stop ermee.” In wezen is de Zondagswet ook een aantasting van het fundament van de samenleving. Dat heb ik me in 1982, bij mijn aantreden, wellicht onvoldoende gerealiseerd. Wat voor mij nu zwaar weegt, is dat deze wet erbij komt.”

Vindt u dat partijgenoten in andere gemeenten uw voorbeeld moeten volgen?

„Ik ga niet oordelen over het geweten van anderen. Ik zal een ander die worstelend en biddend verder wil gaan, nooit veroordelen. Dat wil ik ook niet.”

Dit is het eerste deel in een vierdelige serie.
Morgen dr. R. Bisschop.

Eerdere berichtgeving:
SGP'er stapt op na bordeelbesluit - 19 augustus 2000