Commentaar 22 augustus 2000

Bordeelverbod

Binnenkort wordt de schrapping van het bordeelverbod van kracht. Nu stelt dat bordeelverbod in een aantal steden toch al niets voor. Daar bestaan zelfs hele prostitutiewijken. Door het tolereren van de prostitutie is het daar veelal van kwaad tot erger gegaan.

In plattelandsgemeenten, en zeker in meer orthodoxe plattelandsgemeenten was het meestal wel gelukt de bordelen te weren. Na de officiële afschaffing van het bordeelverbod is dat echter niet meer mogelijk. In elke gemeente moet in ieder geval ruimte zijn voor één huis van lichte zeden. Hooguit kan men met enige handigheid zo manoeuvreren dat het voor de exploitanten weinig aantrekkelijk wordt om hun bedrijf op de toegelaten plaats te vestigen.

Dat neemt niet weg dat ook die gemeenten waar de meerderheid van de raad dat beslist niet wil, gedwongen worden een bordeel toe te staan. Dat is een forse ingreep in de gemeentelijke autonomie en dat nog wel op een bij uitstek principieel gevoelig gebied. Geen wonder dat dat hier en daar op grote weerstand stuit.

Als men als gemeente de vrijheid ontnomen wordt bepaalde zaken te verbieden die met recht verboden zouden moeten worden, dan is dat nog tot daar aan toe. Uiteraard is dat een verkeerde ontwikkeling. Bij de opheffing van het bordeelverbod komt het er echter op neer dat men min of meer gedwongen wordt een besluit te nemen om datgene toe te staan, wat toch alleen maar als een groot kwaad kan worden veroordeeld.

In Katwijk, een gemeente met een duidelijk orthodoxe signatuur, bracht deze ontwikkeling de voorzitter van de SGP/GPV-fractie zelfs tot de conclusie dat hij niet langer als gemeenteraadslid kan functioneren. Volgende week neemt hij afscheid van de raad. Als signaal van ernstige verontrusting en diepe gewetensnood is die stap goed te begrijpen. Dat wil nog niet zeggen dat alle raadsleden zijn voorbeeld moeten volgen.

In de oorlogsjaren was het voor burgemeesters en anderen in overheidsdienst steeds de vraag hoever ze mee konden gaan in het opvolgen van de bevelen van de Duitse bezetter. De een bleef langer aan dan de ander. De redenering was vaak, dat men door op z'n post te blijven, de mogelijkheid had om de instructies van hogerhand halfhartig uit te voeren of zelfs te saboteren. Daar was zeker wat van waar. Maar het gevaar was ook groot dat men in zijn collaboratie met de bezetters iedere keer weer een stapje verder ging en na verloop van tijd in een situatie terecht kwam die men nooit gewild had.

Van onze maatschappij moet steeds meer gezegd worden dat daarin het kwade goed genoemd wordt (of althans aanvaardbaar) en het goede kwaad. Dat is een droevige ontwikkeling. Daardoor wordt het voor hen die naar Gods geboden willen leven steeds moeilijker om in die maatschappij te functioneren. Zij komen steeds meer apart te staan.

Uiteraard moeten we onze ogen niet sluiten voor allerlei lichtpuntjes en positieve ontwikkelingen die er soms ook nog zijn. Zo wordt de laatste jaren ten aanzien van kinderporno veel strenger geoordeeld en strenger opgetreden dan bijvoorbeeld in de jaren zeventig het geval was. Het PvdA-kamerlid Barth wil op dit terrein de wetgeving nog verder aanscherpen.

Een verzameling kinderporno voor wetenschappelijke doeleinden is nu nog toegestaan. Mits ze het een beetje serieus aanpakken, kunnen pedofielen onder die dekmantel een hele verzameling aanleggen. Een voorbeeld daarvan is de inmiddels overleden senator Brongersma. Die had zelfs speciaal een stichting daarvoor opgericht. De ontsnappingsroute van haar voormalige partijgenoot, wil Barth nu afsnijden.