Liever op de graafmachine dan in de klas
Geconcentreerd zet Bart de graafbak van de shovel precies zo diep in de grond als nodig. Klasgenoot Hendri filmt het proces. „Veel beter dan school dit”, lacht hij. Op deze zonnige dag krijgen vier jongens van de Jacobus Fruytier Praktijkonderwijs les in het werken met minigravers en shovels.
De trainer moet nog arriveren met de sleutels van de machines, maar de jongens zitten alweer klaar in de cabines van de Knikmops minishovel en de graafmachine. „Die hebben er zin in”, lacht Harold Jongsma, teamleider Praktijkonderwijs en docent groen.
Hij is vandaag met leerlingen Mark van den Berg, Bart Bronkhorst, Herbert Hop en Hendri van Ouwendorp (allemaal 15) te gast op het terrein van opleidingscentrum Groene Veluwe in Epe. Samen met leerlingen van een andere school krijgen ze een training voor het besturen van graafmachines. Volgens de wet mogen de jongens nog niet achter het stuur. Dat mag namelijk pas als ze zestien zijn. Toch gaan ze er vandaag mee aan de slag, ter voorbereiding op het werken met grote gravers. „Vaak zitten ze thuis of op hun werk allang op die machines, dus hier krijgen ze in ieder geval de veiligheidsvoorschriften mee”, vindt Jongsma. Het –korte– theoriegedeelte van de cursus zit er op, nu is het tijd voor de praktijk.
Op het maïsveld worden de sleutels van de machines overhandigd. Ronkend komen de motoren tot leven. Bart en Hendri besturen deze middag om de beurt de shovel, Mark en Herbert de graafmachine. Als de een in de cabine zit, geeft de ander aanwijzingen.
Bart moet een aangewezen baan grond zo vlak mogelijk maken. Hij mag precies 10 centimeter grond afgraven; niet meer en niet minder. Op aanwijzing van Hendri positioneert hij de graafbak nog iets naar onderen. „Je ziet weinig vanachter het stuur”, vindt Bart. Gelukkig is Hendri inmiddels door zijn knieën gezakt om naar de aarde te turen. „Ja, nu kan je!” En gas geven maar.
Als de baan grond weer net wat egaler is, laat Bart zien waar het gas, de rem en de besturing voor de graafbak zit. Docent Jongsma komt de voortgang inspecteren en ziet meteen wat er nog mis is. „Je hebt je gordel niet om. En waar is je veiligheidshesje gebleven?”
Jongsma probeert met zijn leerlingen zo veel mogelijk op pad te gaan. Want leren, dat doen deze jongens in de praktijk. Ze zijn allemaal handig, nooit te beroerd om aan te pakken en werken vaak al jaren meerdere dagen per week op een boerderij, bij een hovenier of in een bouwbedrijf. Op dit moment lopen ze drie dagen per week stage en gaan ze twee dagen naar school.
„Met dit soort cursussen investeer je in hun toekomst”, zegt de docent. „Werkgevers zien graag certificaten voor het veilig besturen van machines. En de jongens hebben het helemaal naar hun zin. In een klaslokaal kan ik ze deze vaardigheden niet leren.”
Intussen heeft Bart al weer een paar keer heen en weer gereden met de shovelbak. Jongsma checkt of er niet te diep wordt gegraven. „Dat is belangrijk, want er kunnen kabels in de grond zitten. Je moet de boel netjes en verzorgd achterlaten.”
Rupsbanden
Een paar meter verder hoopt zich langzaam een grote berg zand op. Mark is goed bezig geweest met de minigraver op rupsbanden. De opdracht: Graaf een diep gat. Nu moet hij het geheel netjes dichtmaken, want het is wel de bedoeling dat het maïsveld straks opnieuw gebruikt kan worden.
Herbert gebaart dat hij nog iets verder achteruit moet rijden. Volleerd draait Mark een rondje om de as in de cabine terwijl de machine achteruit kruipt. „Heel gaaf om met dit ding te werken”, vindt Herbert.
Makkelijk is het besturen niet, want rupsbanden kunnen alleen voorwaarts en achterwaarts bewegen. Als je bochten wilt maken, moet je de linker- en rechterrupsband afzonderlijk besturen. Er is aardig wat coördinatie voor nodig, maar volgens Herbert is het prima te doen. „Je moet het even doorhebben.” Hij vindt graven met een „kraantje” leuker en makkelijker dan met een shovel. „Met een shovel heb je geen zicht op je werk, omdat het lastig is om over de bak heen te kijken. In een kraancabine zit je hoger, waardoor je veel beter overzicht hebt.”
Docent Jongsma kijkt goedkeurend toe. Zelf heeft hij deze keer nog niet achter het stuur gezeten. „Ik vind het ook lastig hoor, moet ik zeggen. Die machines hebben zo veel verschillende besturingsfuncties. Het duurt echt wel even voor je daar vertrouwd mee bent. Mijn leerlingen hebben dan misschien moeite met rekenen of met leren, maar dit soort dingen pakken ze feilloos op. Dat doe ik ze niet na.”
Inmiddels is het bijna drie uur in de middag. Langzaam dalen de stofwolken zand neer. De jongens zitten in de laatste fase van hun opdracht. Aan het einde van de tweedaagse cursus krijgen ze een certificaat. Jongsma: „Dan zie je trotse gezichten, hoor. En dan ben ik ook trots.”