Betuwse notenhandelaar Arie Evers: Etaleren doet begeren
Op de de markt in Putten is het nog vrij rustig als Arie Evers (49) zijn bolide –GMC Sierra met 450 pk– parkeert. Markthandelaren begroeten hem joviaal als hij tussen de kramen door wandelt, richting de notenkraam waar zoon Brand (24) het personeel aanstuurt.
De marktlui kennen Evers nog van de tijd dat hij zelf tussen hen in stond. „Dit is een gezellige markt. Er wordt hier ook altijd een goede omzet gedraaid.” De tijd dat Evers zelf dagelijks op de markt noten stond te bakken, is voorbij. „Eén dag in de week help ik nog of ik val in als er iemand ziek is. Verder doe ik de voornamelijk de inkoop en de administratie.”
Door de jaren heen is Arie Evers Noten uitgegroeid tot een miljoenenbedrijf met drie verkoopwagens die in Midden-, Zuid- en West-Nederland op vijftien markten klanten aan noten en zuidvruchten helpen. Daarnaast heeft het bedrijf een eigen vrachtwagen en een bedrijfsbusje. De noten zijn niet aan te slepen.
Dezelfde formule
Dertig jaar geleden begon de gezellige Betuwnaar als franchiseondernemer bij De Notenkraam van zijn vader. Er waren vijftien kramen met allemaal dezelfde formule. Later kwamen de verkoopwagens.
Tien jaar geleden stopte vader Evers met het bedrijf en gingen de franchisers zelfstandig verder. Arie ook. Hij schreef in op markten, nam concurrenten over en zo groeide zijn bedrijf in tien jaar tijd naar een onderneming met zo’n achttien personeelsleden. De vierde verkoopwagen wordt op dit moment gebouwd.
Evers: „Het liep al jaren erg goed, maar door de winkelsluiting in coronatijd zijn we veel meer gaan verkopen. Mensen hebben de markt herontdekt. Vroeger vond iedereen noten lekker, maar leefde sterk het idee dat je er dik van werd. Nu vindt iedereen ze nog steeds lekker, maar hebben ze het etiket gezond.”
Over het aantal klanten heeft de notenman niet te klagen. „In ’s-Gravenzande moeten we zelfs afzetpalen met linten plaatsen. Daar staan op drukke momenten soms zestig mensen te wachten. Dat heeft ook wel te maken met de kwaliteit die we leveren. Klanten komen uit de wijde regio, ondanks dat we bepaald niet goedkoop zijn. We bezuinigen niet op kwaliteit. We gebruiken de duurste bakolie is. En het is een feit dat de grondstoffen peperduur zijn geworden. Dat zie je allemaal terug in de prijs.”
Het vinden van verkopers is voor Evers een uitdaging. „We geven ze een goed salaris, maar met de GGD die nu veel mensen nodig heeft en hen flink betaalt, kunnen we niet concurreren. Daarnaast moeten onze werknemers ook met klanten kunnen omgaan, maar dat valt te leren. Echt vervelende consumenten krijgen we eigenlijk nooit aan de kraam. En als mensen een keer minder aangenaam reageren, denk ik vaak: misschien kampen ze met een moeilijke thuissituatie.”
Praatje
Eigenlijk is Evers er de man niet naar om op kantoor met de inkoop, het voorraadbeheer en de bedrijfsvoering te bezig te zijn. De Dodewaardse notengigant rijdt wekelijks zo’n 800 kilometer om de markten te bezoeken waar zijn verkoopwagens staan. „Dan kijk ik of alles goed gaat en goed staat en maak ik een praatje met m’n mensen. Dat stellen ze erg op prijs. En als ze wat vergeten zijn, breng ik dat na. Ik kijk ook of de notenbakken goed vol zitten. Dan verkoop je namelijk beter. Dat heb ik weer van collega’s geleerd. Etaleren doet begeren.”
Sliedrecht
Anderhalf uur na het bezoek aan Putten laat Evers z’n gezicht zien bij de wagen in Sliedrecht. Daar werkt sinds een half jaar de 26-jarige Willem, die het duidelijk goed naar zijn zin heeft en graag een praatje maakt met de klanten. „Dat hoeft geen langdradig verhaal te zijn, maar mensen stellen het op prijs als je hen herkent en vraagt hoe het met hen gaat”, legt Willem uit.
„Willem is een gouden vent, een geboren verkoper”, vertelt z’n werkgever even later. „Op z’n dertiende had hij al een vergunning om fruit te venten.”
Anekdotes heeft de Betuwse notenhandelaar in overvloed. „Ik kan er een boek mee vullen. In Huissen op de markt hebben we een klant die al vijftig jaar lang elke week een half pond mix koopt. Prachtig toch!”
Evers krijgt ook klanten die stiekem een handvol noten grijpen en die in hun mond stoppen. „Een mevrouw deed dat met pistachenoten. Die zaten echter nog in de dop. Je hoorde de schillen tussen haar tanden kraken. Ik grapte: „Mevrouw, u moet ze wel eerst pellen.” Als ik achter de kraam sta, ontgaat mij niets.”