Paramaribo: liever ambtenaar dan in de aarde wroeten
Er wordt wel gezegd dat alles in Suriname groeit. Je hoeft maar een zaadje in de grond te stoppen en je hebt binnen mum van tijd vruchten of groenten, zo vruchtbaar is de bodem!
Nu is dat wel wat overdreven, maar feit is dat de natuur hier veel geeft. Wij hebben zelf een erf dat voor Surinaamse begrippen niet zo gek groot is, maar toch kunnen we met regelmaat oogsten. Een paar keer per jaar kunnen we familie en buren bijvoorbeeld voorzien van bananen, die in Suriname ”bacoven” heten. Er zijn wel ”bananen”, maar die zijn niet direct eetbaar; die worden gebruikt om gebakken banaan van te maken.
Wat ook prima groeit rond ons huis is cassave, zeg maar het alternatief voor de aardappel in veel ontwikkelingslanden. Die doet er wel negen maanden over voordat ze volgroeid is, maar als de oogsttijd daar is, eten er heel wat gezinnen van. De pepers, vlinderbonen, sopropo en papaja gaan wat sneller. Datzelfde geldt voor het sereh (citroengras); dat is onmisbaar in de Surinaamse keuken – en zeker in mijn Javaanse. Daar wordt de lekkerste saoto mee gemaakt, een van oorsprong uit Indonesië afkomstige rijk gevulde soep. En niet te vergeten dawet, een mierzoet kokosdrankje.
Dus iedere week staat er een buurvrouw of familielid voor de poort om citroengras te plukken. Zolang het er is, kunnen ze het krijgen. Wij krijgen er het hele jaar veel voor terug: van mango’s tot avocado’s en van amandelen tot kokosnoten.
Wat ik wel mis is kasjoe, ofwel cashew. Dat vind ik een heel wonderlijke verschijning, die op niet veel plaatsen in Suriname groeit. Misschien komt dat doordat de boom pas na vijftien jaar vruchten geeft. Vroeger begreep ik nooit waarom een zak cashewnoten zo duur was. Maar als je bedenkt dat aan de sappige vruchtsteel, waarvan er maar een paar aan de boom komen, slechts één noot zit, dan besef je opeens dat je meerdere bomen nodig hebt om een zak vol te krijgen. Wij troffen onlangs in het binnenland een kasjoeboom aan: we hebben naar hartenlust geplukt en later thuis de noten gedroogd en geroosterd.
Inderdaad, Suriname is een gezegend land en wij hebben het geluk daar deel van uit te maken. Het is eigenlijk vreemd dat het land met alles wat hier bloeit en groeit nog altijd niet de voedselschuur van de Caribische regio is, zoals al decennia door politici wordt geroepen. Er zijn echter maar weinig Surinamers die zin in hebben om in de doorgaans verstikkende hitte met hun handen in de aarde te wroeten. Dat laten ze liever over aan Guyanezen en Haïtianen.
Surinamers worden liever ambtenaar. Ruim een derde van de bevolking verdient op die manier het dagelijks brood, ook al doen de meeste van hen niets omdat er geen werk voor ze is. De politici die zo hard roepen dat Suriname veel aan de export kan verdienen, hebben in de afgelopen vijftig jaar totaal geen beleid ontwikkeld om de agrarische sector te stimuleren en te professionaliseren. Met als gevolg dat veel agrarische producten noodgedwongen worden geïmporteerd.
Het zal veel Surinamers die zelf een erf vol hebben staan, een zorg wezen. En mij dus ook. Ons bord is een paar keer per week deels gevuld met eigen geteelde groenten en vruchten. En zo heel af en toe hebben we zo’n delicatesse als een cashewnoot. Ook al is het maar een handjevol, dan voel ik mij de koning te rijk.