De Wet afbreking zwangerschap verplicht abortusklinieken ertoe jaarlijks een verslag openbaar te maken. Maar al maandenlang weigeren veel klinieken dat te delen. Wat is er aan de hand?
Een wet, vergunningsvoorwaarden, een subsidieregeling: op papier is het toezicht op abortusklinieken in Nederland goed geregeld. Zo moeten deze instellingen ieder kwartaal cijfers over uitgevoerde abortussen aan het ministerie aanleveren, terwijl de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd jaarlijks verslagen van ze ontvangt. Die gegevens zijn, naast diverse andere financiële verslagen, belangrijk voor de toekenning van een subsidievoorschot aan abortusklinieken.
Klinieken die voor een subsidie in aanmerking komen, moeten daar ieder jaar opnieuw voor 1 oktober een aanvraag voor indienen. Het bedrag dat ze ontvangen, wordt in het volgende jaar verrekend. Voerden klinieken minder abortussen uit dan ze in eerste instantie dachten, dan betalen ze een deel van hun voorschot terug; werden er meer foetussen geaborteerd, dan wordt het subsidiebedrag achteraf verhoogd. Samen verdelen de vijftien klinieken in Nederland dit jaar bijna 18 miljoen euro.
Om subsidie te ontvangen, moeten abortusklinieken wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Die staan vermeld in de Subsidieregeling abortusklinieken. In de Wet afbreking zwangerschap (WAFZ), die op 1 mei 1981 werd ingevoerd, staat wat er nodig is om een vergunning te krijgen. Een van de eisen aan abortusklinieken is dat ze jaarlijks verslag doen van de gang van zaken op medisch en financieel gebied in het voorafgaande kalenderjaar. Dat stuk moet bovendien algemeen beschikbaar zijn. Iedereen die wil weten hoe het met een abortuskliniek gaat, moet dat jaarlijkse verslag dus kunnen vinden.
Die voorwaarde is er niet voor niets. Anders dan volgens de WAFZ mag, blijken diverse abortusklinieken in de jaren 70 namelijk een winstoogmerk te hanteren. Zo kan het gebeuren dat het feministisch maandblad Opzij al in de zomer van 1979 schrijft dat vrouwen meer dan eens diep in de buidel moeten tasten na een abortus. De regering is vooral beducht voor abortusartsen met een commercieel belang in de kliniek waarvoor zij werkzaam zijn. Aan dergelijke constructies moet de wet dan ook een einde maken. Om de behandeltarieven vooraf duidelijk te maken en de transparantie te bevorderen, komt in 1980 ook het artikel over het beschikbaar stellen van een verslag in de wet.
Openbaarmakingsverzoek
Toch is er in januari 2020 geen enkele kliniek die ook maar iets over de gang van zaken in 2018 of 2019 in de openbaarheid heeft gebracht. Dat roept vragen op. Daarom wordt alle klinieken per e-mail gevraagd hun jaarverslag te delen. Na dat verzoek blijft het echter stil. Een tweede mail in januari levert iets meer op. Zo laat de directie van de Bloemenhove Kliniek in Heemstede weten dat het jaarverslag niet openbaar is. Ook Stimezo in Groningen geeft aan het (financiële) jaarverslag niet beschikbaar te stellen. De andere klinieken hullen zich opnieuw in stilzwijgen.
Pas na een aangetekend openbaarmakingsverzoek komt er iets in beweging. Opvallend is de algemene teneur in de reacties, namelijk dat een abortuskliniek niet onder de Wet toezicht zorginstellingen (WTZI) valt. Dat klopt; deze wet, die zorginstellingen verplicht hun jaarverslagen openbaar te maken, geldt niet voor abortusklinieken. Maar die moeten zich wel houden aan de Wet afbreking zwangerschap, en daar staat de eis van het algemeen beschikbaar moeten stellen van een jaarlijks verslag om in aanmerking te komen voor een vergunning nog altijd in.
Over hoe dat verslag er precies uit moet zien laat de wet zich niet uit. Organisaties die hun bedrijfsvoering en -resultaat liever niet blootgeven, kunnen dus kiezen voor een enkel A4’tje met daarop de belangrijkste prestatie-indicatoren. Maar zelfs dat blijft achterwege.
Daarom wordt er contact gezocht met de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd, die toezicht houdt op abortusklinieken en elk jaar een rapport uitbrengt over de zwangerschapsafbrekingen in het jaar daarvoor. „Een zorginstelling is vanuit de WTZI verantwoordingsplichtig wanneer zij zorg levert op basis van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Alleen, abortusklinieken vallen hier niet onder”, reageert een woordvoerder. Met als toevoeging: „Wanneer de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders in werking treedt zijn abortusklinieken wel verantwoordingsplichtig.”
Of het klopt dat een kliniek volgens de WAFZ op verzoek een jaarlijks verslag beschikbaar moet stellen, wat het voor de vaststelling van een subsidie betekent dat een kliniek niet aan zijn verplichting voor het verkrijgen van een vergunning voldoet en wie daar dan precies toezicht op houdt? De woordvoerder: „Dat zijn beleidsvragen. Hiervoor verwijs ik naar VWS.”
Koudwatervrees
Contact opnemen met het ministerie blijkt niet nodig; IGJ heeft de discussie zelf al doorgezet naar VWS. Daar pakt halverwege mei een woordvoerder de telefoon om de gang van zaken door te spreken. Hij vertelt dat het ministerie de klinieken er per mail op gewezen heeft dat ze de gevraagde documenten openbaar moeten maken. Dat ze de stukken desondanks nog steeds niet hebben gedeeld, verbaast hem. Besloten wordt om de instellingen daar nog tot eind mei de gelegenheid voor te geven, maar ook die deadline verstrijkt geruisloos. Daarna blijft het lange tijd stil bij de abortusklinieken, bij de IGJ en bij VWS.
Pas eind augustus meldt het ministerie zich weer: na een maandenlange impasse vindt men het nu toch tijd worden dat de klinieken de gevraagde documenten leveren. „Ik vermoed dat er veel koudwatervrees is bij klinieken”, oppert de woordvoerder van VWS. „Abortusklinieken opereren in een gevoelige sector. Er zijn heel veel voorstanders en evenzoveel tegenstanders. De aandacht voor deze sector neemt alleen maar toe, terwijl werknemers hun werk het liefst zo veel mogelijk in stilte uitvoeren.”
De abortusklinieken laten het antwoord in het midden. „Misschien hebben we werk genoeg, zeker in deze tijd, en zijn we niet zo dol op nieuwsgierige mensen”, reageert een advocaat nog namens de abortuskliniek in Enschede. Als de raadsman nogmaals op de wettelijke plicht wordt gewezen, blijft het stil.
Sancties
Maar kunnen klinieken een wettelijke bepaling ongestraft negeren? Sancties opleggen, wordt heel lastig, erkent de woordvoerder. „Een subsidie kan namelijk niet zomaar worden opgeschort.” Hij verwijst daarbij naar een vraag van SGP-Kamerlid Kees van der Staaij van juni. Als in die maand blijkt dat enkele abortusklinieken niet hebben meegewerkt aan de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, hoewel ze dat gezien de subsidieregeling verplicht zijn, vraagt Van der Staaij aan waarnemend minister Van Rijn of hun financiering kan worden opgeschort. Van Rijn zegt toe dat hij de klinieken via de Zorgautoriteit en de inspectie op hun verplichting zal wijzen, maar noemt het opschorten van de subsidie „een beetje disproportioneel.”
In navolging van de minister noemt de woordvoerder van VWS ook het intrekken van de vergunning vanwege het niet beschikbaar willen stellen van een verslag een disproportionele maatregel: „Je raakt dan een heel grote groep vrouwen in Nederland die het nodig hebben om zo goed mogelijk te worden geholpen. En de zorg die dan niet kan worden geboden, wordt niet overgenomen door ziekenhuizen.” Bovendien heeft die consequentie maar tijdelijk effect: „Je kunt ook zo weer een nieuwe vergunning aanvragen.”
Toch zet de maandenlange vraag om de verslagen van de abortusklinieken wel iets in beweging bij VWS. Zo laat de woordvoerder van het ministerie weten dat de nieuwe subsidieregeling zo wordt aangepast dat klinieken niet meer onder het openbaar maken van de gevraagde documenten uit kunnen komen. Verder besluit VWS via een intern beroep op de Wet openbaarheid bestuur de documenten die klinieken aan het ministerie aanleveren, openbaar te maken. Enkele klinieken delen daarop alsnog hun activiteitenverslag. De andere lijken er in te berusten dat VWS hun medische en financiële rapportages openbaar zullen maken, ook al vallen die niet onder „het jaarlijkse verslag” dat in de WAFZ wordt bedoeld.
Interne controle
Negen maanden moeten touwtrekken om documenten te ontvangen die vrij verkrijgbaar moeten zijn, is best lang. Opmerkelijk is ook dat klinieken oproepen van het ministerie om documenten beschikbaar te stellen, ruimschoots negeren. Toch voert het te ver om te concluderen dat het ministerie met zijn rug tegen de muur staat en er door de opstelling van de klinieken helemaal geen controle is.
Al in 2014 vraagt een anonieme burger het ministerie hoe de verplichte openbaarmaking door abortusklinieken is geregeld. De directeur-generaal van het departement van VWS laat daarop weten dat Zorginstituut Nederland van alle gesubsidieerde klinieken een jaarlijks overzicht ontvangt van het aantal consulten en behandelingen, inclusief een toelichting op eventuele verschillen. Een assurancerapport en een rapport met feitelijke bevindingen van een accountant moeten daarnaast duidelijkheid scheppen over de financiële gang van zaken. Er is dus controle, maar die is intern en onttrekt zich aan de waarneming van het publiek.
Dat abortusklinieken elk jaar verslag moeten doen van de financiële en bedrijfsmatige resultaten aan VWS is geen wassen neus. Daardoor ontdekt het ministerie in 2017 bijvoorbeeld dat de CASA-klinieken hebben gesjoemeld met de cijfers. Het departement vordert daarop miljoenen euro’s aan subsidie terug. Uiteindelijk verklaart de rechter de instelling failliet.
Wat de hele gang van zaken rond het jaarlijkse verslag dan ook vooral duidelijk maakt, is dat de openbaarmakingsplicht een dode letter is geworden. Historische redenen kunnen daarin een rol hebben gespeeld. Zo lijkt de noodzaak om vrouwen te beschermen tegen woekerprijzen –de reden waarom de openbaarmakingsplicht destijds in de wet werd opgenomen– nu minder urgent dan destijds. De behandeltarieven worden namelijk al decennialang uniform vastgesteld én het interne toezicht op klinieken lijkt adequaat.
Dreigement
Toch staat de weigering van abortusklinieken om hun jaarlijkse verslag te delen niet op zichzelf. Vier ervan negeerden immers ook de verplichte medewerking aan het tweede evaluatieonderzoek naar het functioneren van de abortuswet. Toen SGP-Kamerlid Van der Staaij daar in oktober op terugkwam, liet minister De Jonge weten dat klinieken bij een volgende weigering op hun subsidie zullen worden gekort. De uitvoering van dat dreigement kan echter nog lang op zich laten wachten, aangezien een Kamermeerderheid en het ministerie bepalen wanneer het volgende evaluatieonderzoek moet worden uitgevoerd. Dat kan over vijf jaar zijn, maar een periode van tien of twintig jaar is ook niet uitgesloten.
Klinieken kunnen zich dus best wat veroorloven, omdat de overheid lelijk met de handen in het haar komt te zitten als het al te voortvarend subsidies stopzet. Met hun houding lijken ze er bewust op te anticiperen dat het ministerie om die reden lankmoedig zal blijven, zolang er niets ergers speelt dan het negeren van een verouderde subsidie-eis.
Opmerkelijk, want er zijn zorginstellingen die om minder op de vingers zijn getikt.