Ooit zelf in de crisis gebracht, want ook hij ademde de secularisatie in aan de universiteit, leerde ds. C. Blenk met andere ogen naar de werkelijkheid kijken. Gedreven probeert de predikant sindsdien de geschiedenis, maar ook het heden, te verbinden met het ingrijpen van God. Tijdens zijn kerkhistorische reizen bijvoorbeeld, en in zijn komende boek, een autobiografie. Voor wie het wil zien.
Ds. Blenk, 79 jaar, vindt het prettig om het interview voor publicatie nog even in te zien, zegt hij. „Niet omdat ik u niet vertrouw, maar omdat ik mezelf niet vertrouw. Dan flap ik er wat uit en dan denk ik achteraf: dat hoeft er toch niet in?” De hervormde emeritus predikant –erudiet en vaderlijk tegelijk– wekt geenszins de indruk onbezonnen uitspraken te doen. Integendeel. Tijdens het gesprek sluit hij regelmatig zijn ogen om goed te kunnen luisteren en te formuleren. Of staat hij op van zijn stoel om een boek te pakken of een citaat te checken, intussen gadegeslagen door hond Dicky, die aan zijn voeten ligt.
Ds. Blenk heeft net een manuscript naar de uitgever gestuurd. Later in het jaar zal er een autobiografie van zijn hand verschijnen.
Collega’s noemen u een bescheiden mens. Waarom dan toch een autobiografie?
„In de eerste plaats wil ik onze kleinkinderen vertellen uit welk bevindelijk nest ik kom. Een andere reden is dat ik dertig, veertig jaar heb gereisd. Oecumenische reizen, zendingsreizen en kerkhistorische reizen. Daarmee probeerde ik de kerkgeschiedenis, die aan de universiteit onderschat wordt, op de kaart te zetten. Verder geldt dat wie zelf niet belangrijk is, nog wel belangrijke mensen meegemaakt kan hebben. De predikanten Boer, Kievit en Tukker, zelfs Billy Graham en Beyers Naudé. Ik studeerde geschiedenis en theologie en heb altijd gereflecteerd op de verhouding tussen die twee. Dr. H. Berkhof heeft mij op dat spoor gezet. Ik ben nog een van de weinigen, misschien zelfs de enige die theologisch over geschiedenis na wil denken. Dat betekent dat je ontwikkelingen probeert te duiden, Gods hand in de geschiedenis aanwijst.” Lachend: „Een eenzame mus op het dak.”
Hoe komt het dat christelijke historici zo voorzichtig zijn geworden met het duiden van Gods hand in de geschiedenis?
„Ja, vraag het hen. Ze willen betrouwbare historici zijn. Het ís ook riskant om te duiden. Vroeger zijn er verkeerde duidingen gedaan. In allerlei incidenten, zoals een storm, werd Gods hand aangewezen. Of een gebeurtenis betekende dat God speciaal iets met Nederland zou hebben. Daarom zijn we er maar helemaal vanaf gestapt. Dat hangt naar mijn mening ook samen met secularisatie. Historici kregen een tik van de molen. En theologen hebben de wind tegen. Dat zal met specialisatie te maken hebben, maar ook met gebrek aan interesse. Ik merk het aan de preken. Ze springen zo van de Bijbel, van 2000 jaar geleden, naar nu. Terwijl ik denk: er zit nog iets tussen.”
Gaat het om een bewuste keuze of om een onbewust proces?
„Bij christenhistorici gaat het om een bewuste keuze. Zij ademen dat klimaat in en gaan vakmatig met de stroom mee. Gelovige jongens, maar ze willen het geloof buiten de wetenschap houden. Seculiere historici hebben geen antenne meer, de goeden niet te na gesproken.”
Hoe moet het wel?
„Je moet criteria hebben. Ik weet heus wel dat je ook bij oordelen over Gods hand kunt spreken. Dat is Gods linkerhand, zou Luther zeggen. Gods rechterhand echter bevrijdt. Het Oude Testament schrijft de uittocht van Israël uit Egypte nadrukkelijk toe aan Gods hand. Een nieuwe exodus had plaats na de beëindiging van de Babylonische ballingschap. Overal waar bevrijding geschiedt, van Gods volk, van joden en christenen, daar waar de tirannie wordt verdreven, mag je voorzichtig Gods hand duiden, temeer als de tijdgenoten dat zo vonden. Eisenhower, Montgomery. Roosevelt die voor de radio een publiek gebed uitspreekt voor de invasie in Normandië. Amerikaanse atheïsten willen dit gebed van een monument afhalen, alsof hij dat gebed niet heeft uitgesproken. Wat zullen we nou beleven? Dit zijn gewoon historische feiten. Niet een Veluwse dominee gaf deze duiding, maar de leiders deden dat zelf. Eisenhower noemt het slagen van de invasie „mijn beste godsbewijs.” Daar kan geen historicus omheen. Goed, we doen dat nu niet meer, maar daarmee is niet van de baan dat zij dit zo ervoeren.”
Collega’s dichten u iets profetisch toe, noemen u zelfs een profeet.
„Profetisch geïnspireerd, dat is wat anders.”
Dr. W. Verboom spreekt in de vriendenbundel die u bij uw emeritaat kreeg aangeboden over „de profeet met het potlood.”
„Ha, dat potlood is natuurlijk ook zeer relativerend. En dat is terecht. Ik zat altijd met een potlood de notulen door te lezen tijdens de vergaderingen van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. Daar komt dat vandaan. Ik vind profetie een grootse gave die we zeer missen, maar de Bijbel zegt: ijver daarnaar. Wij hopen erop, staan ernaar, bidden erom. Soms krijgen we die even. Maar een profeet? Nee, dat is te pretentieus. Het potlood maakt bescheiden.”
Wat is profetie precies?
„Laatst hoorde ik daarvan een prachtig voorbeeld. Ds. M. Hofman, predikant in de Gereformeerde Gemeenten, preekte in 1918 over Jesaja 14:29. „Verheug u niet, gij gans Palestina! Dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn.” Hij zei: De wereldoorlog is voorbij. Iedereen danst en juicht in Rijssen. Nederland is ontsnapt aan de oorlog, hoera, feestvieren. Maar je zult nog wat beleven.”
Uit dat verslagen Duitsland is Hitler voortgekomen. Dat heeft ds. Hofman zo niet kunnen zeggen, maar hij voelde dat in het Verdrag van Versailles de kiem zat van de Tweede Wereldoorlog, die nog veel erger zou worden. Ik vind dat indrukwekkend. Hoe komt zo’n lekendominee er op? Ik vind dat de gave van de profetie.”
Er liggen ook voetangels op dit terrein.
„Natuurlijk, je kunt je vergissen, een verkeerde toepassing maken. Soms moet je zo’n duiding terugnemen, zegt dr. H. Berkhof. Maar als je haar bij voorbaat al niet meer zoekt, schiet je in je eigen voet. Dan gaan er twee werelden uit elkaar. Dan is er ’s zondags een zware preek en ’s maandags een Telegraaf. Of mensen lijden eronder dat ze de prediking niet meer kunnen plaatsen. Dan regeren sociale media.
Profetie is de lamp op het pad. Veel preken zijn lampen, maar ze schijnen nergens op omdat ze de tijd niet belichten. Anderen, zoals sociologen en politicologen, analyseren de tijd beter dan ik dat kan, maar daar schijnt weer geen lamp op.”
Is dit een onderbelicht thema in de gereformeerde gezindte?
„Mijn stelling is dat juist bevindelijke mensen deze gave veel meer hadden. Dus dat is helemaal niets nieuws.” Een tikkeltje droog: „Hier blijkt dus dat ik uit de Gereformeerde Gemeenten kom.” Hij vervolgt: „Je moet er ook geen wet van maken. Dat die mensen er waren, dat ze iets hadden, mogen wij niet vergeten.”
Het gesprek komt op hervormde predikanten van wie de wortels liggen in de Gereformeerde Gemeenten. „Ze hebben de Gereformeerde Bond versterkt”, zegt ds. Blenk. „Ik hoorde dat er op de Driestar tegenwoordig minder hervormde leerlingen in de klassen zitten. Er zijn verschuivingen geweest binnen de kring van de Gereformeerde Bond. Meer nadruk op het verbond, evangelische invloeden, liturgische kwesties. Ik veroordeel dat allemaal niet. Maar ze geven een ander klimaat. En dat herkennen de Gereformeerde Gemeenten veel minder.”
Betreurt u dat?
„De keerzijde is dat gemeenten uit elkaar groeien. Dat zijn bijna wetmatigheden. We moesten wel. Die grondzee van emotie bij mensen die gezangen willen zingen... die ontwikkeling houd je niet tegen. Het gaat ook niet om een principiële kwestie, dus waarom zou je haar tegenhouden? In de wereldkerk is het zingen van gezangen geen schibbolet. Ik constateer alleen dat er verschuivingen zijn en dat er daardoor vervreemding ontstaat.”
In het jongste nummer van de SGP-uitgave Zicht schrijft u over Europa en de islam. Ziet u de komst van de islam als een oordeel?
„Dan wil ik eerst iets over de islam zelf zeggen, als dat mag. Moslims moet je liefhebben, maar hun religie moet je doorhebben. Mohammed ontleent veel meer aan de Bijbel dan wij denken, maar verdraait ook veel meer van de Bijbel dan wij denken. Berkhof noemde de islam een karikatuur en een concurrent. Daar heb je nou zo’n prachtige duiding van een midden-orthodoxe dominee, vijftig jaar geleden. Je moet de islam doorhebben als vervanging. Hij pretendeert een vervanging te zijn van jodendom en christendom. Dat je hem als zodanig herkent, is profetie.
Dat zeg ik niet om lelijk te doen, moslims pretenderen dat zelf. Ze noemen de Koran een verbeterde uitgave van de Bijbel. En ze nestelen zich op plaatsen waar joden en christenen waren. Kijk naar de moskeeën op het Tempelplein in Jeruzalem, naar de Aya Sophia. De grootste kerk van het christendom –nu een museum– moet een moskee worden.
Anti betekent in het Grieks niet alleen tegen maar ook in plaats van. De islam is een antimacht. Dat kun je bijna historisch vaststellen op grond van hun eigen pretentie. Daarmee ontstaat er ook meteen een Bijbelse duiding.”
En nu dat stapje verder: kunnen we over een oordeel spreken?
„Dat is een hele lastige. Ik denk dan: is er geen oorzaak? Dat is mijn lijfspreuk. Het zijn woorden die David spreekt als hij Goliath tekeer heeft zien gaan. Daar blijkt de religieuze achtergrond van de confrontatie. Bij de goden, ik sla je dood. Goliath spreekt natuurlijk over Dagon, de god van graan en vruchtbaarheid. Bloed en bodem. Is er geen reden? Jullie doen maar net of er geen oorzaak is. Die vraag kun je op veel situaties toepassen.”
Het huis van het christendom, dat Europa ooit was, staat leeg. Moeten we ons niet terugtrekken uit Europa?
„Nee. Paulus stapte erin, in het heidense Europa. Hij wilde naar Rome, de meest louche stad van het Romeinse rijk. Hij gehoorzaamde het zendingsbevel. De situatie in Europa is nu gecompliceerd, omdat de kerstening heeft plaatsgevonden en de ontkerstening eroverheen kwam. Dat maakt het huis nog gevaarlijker. Maar de herinnering aan de klassieke wortels, ook aan de christelijke wortels, moet blijven. In Brussel en Straatsburg beroepen ze zichzelf op Griekenland en Rome, maar doen ze alsof die andere wortels niet bestaan. Nou, is er geen oorzaak? Die wortels zijn gewoon historisch aanwijsbaar. Al die gotische kerken, Bach en Haydn, Rembrandt? We zijn veel christelijker geweest dan we denken, maar ook veel onchristelijker geworden dan we denken.”
Geagiteerd: „Het is gewoon niet eerlijk om het ene wel en het andere niet te benoemen. Ik zou bijna boos worden.”
Heeft u de botsing tussen de machten ook in uw persoonlijk leven ervaren?
„De secularisatie adem je in. Ik heb aan de universiteit gestudeerd, dan weet je het wel. Ik ben in de crisis gebracht, met name mijn voorzienigheidsgeloof. Gaat God over deze wereld? Van de farao’s tot de Holocaust, dit kan toch niet onder Gods voorzienigheid gebeuren? En toen, in 1958 –ik was eerstejaars geschiedenisstudent– verscheen Berkhofs ”Christus, de zin der geschiedenis”. We bespraken het op een CSFR-kring. Dat boek heeft me gered.”
Wat was daarin cruciaal?
„De geschiedenis als een herhaling op grote schaal van kruis en opstanding. Hij ziet in de afval en in de islam antichristelijke machten waarin Christus gekruisigd wordt. Maar hij ziet Christus ook weer opstaan in de kerstening, de wereldzending en in Israël dat na tweeduizend jaar en na de Shoah weer op de kaart staat. Nou, dat is een eyeopener, als je dat mag geloven. We moeten het wereldgebeuren niet met de voorzienigheid verbinden zonder Christus. Voor die stellingname geeft Berkhof overvloedig bewijsmateriaal. Ze hebben Mij gehaat, ze zullen ook u haten. Antichristelijke machten bewijzen de macht van Christus, want Christus maakt slapende honden wakker.”
Ds. Blenk zoekt even naar woorden. „Dat is zo… helpful. Ik vind het zo jammer dat dit boek vergeten is. Dat hij uit de tijd is. En ook dat hij ketterse wegen bewandelde. Ik ben geen leerling van Berkhofs christologie. Die is heel ernstig. Hij laat de godheid van Christus vallen. Niet de opstanding, wel de godheid. Die laatste opvatting is vanuit de Gereformeerde Bond bestreden, en terecht. We nodigden hem uit voor een contio en kregen een forse discussie, prachtig. Want hij was een joviale vent. Heel toegankelijk ook. Ds. Tukker was voorzitter, die irenische Tukker die natuurlijk nooit aanvalt, maar wel een stevige noot kraakt. Hij had maar weinig woorden nodig. „Alzo men meende”, zei hij. Hij citeerde Lukas 3 vers 23: „En Hij, Jezus, begon omtrent dertig jaren oud te wezen, zijnde (alzo men meende) de zoon van Jozef.”
Dat brengt mij bij het modaliteitengesprek. Waar vindt nu dat richtingsgesprek nog plaats? Of mogen alle modaliteiten er zijn en legt de waarheid het loodje?”
De bijzondere plaats van Israël staat ter discussie. Wat vindt u daarvan?
„De nieuwe aandacht voor Israël in de jaren zeventig beleefden wij als een ontdekking. Maar die is alweer weggewaaid. Er kwam een omslag in het midden van de kerk. Daar is ook een reden voor. Palestijnen zijn er ook nog eens een keer. De meeste Joden hebben Christus nog steeds niet omhelsd. Maar dan wil ik toch graag laten staan dat die tijden voorbij zullen gaan, zoals de Bijbel zegt. Paulus voelt hartzeer over het ongeloof van zijn volk én hoop op bekering. Maar is volksbekering denkbaar zonder terugkeer? Ik houd het met Gerssen op de landbelofte uit Romeinen 9. Hunner zijn de beloften.
Dan kom je dicht bij Christenen voor Israël, waarvoor ik veel sympathie heb. Ik was eens uitgenodigd in hun gebouw tijdens een bezoek van verschillende rabbijnen aan de stichting. Het kwam me allemaal heel sympathiek voor. De christelijke spreker durfde ook best wat te vertellen. Maar, daar heb je het weer, de ene Naam werd net niet genoemd. Dat zou te confronterend zijn. Wat ik wil zeggen is dat we tussen de vuren zitten. Op Goed Gerucht ziet Israël niet meer zitten. Aan het andere uiterste is hartelijke liefde voor Israël, maar vermijden ze de ene Naam soms. Ik weet best dat we na de Holocaust voorzichtig moeten zijn, maar het doet toch pijn.”
Het geloof erodeert, de prediking is in crisis, wordt gezegd. Herkent u die ontwikkelingen?
„Ik herken ze uit de krant en uit boeken, maar niet in eigen kerkgang en preekgang. Ik zie een verschuiving van rechtvaardiging naar heiliging. Preken over de heiliging is Bijbels, op zich. Maar wat is heiliging zonder rechtvaardiging? En wat is rechtvaardiging zonder de roeping van de goddeloze? Gaat het appèl nog uit?
Als ik preek of in de kerk zit, heb ik een heilige rest voor me of om me heen. Dat is bij voorbaat al een uitgeselecteerd publiek. Wie hier in de stad naar de kerk gaat, doet belijdenis. Die mensen zijn, denk ik, al door de crisis heen. Ze komen voor een Boodschap. Maar de verloren zoons en dochters zitten er niet meer. Een kleinzoon met wie we een hechte band hebben, komt niet meer in de kerk. De secularisatie slaat in alle gezinnen toe. Ik ken een meelevende, lieve ouderling, van wie alle vier de kinderen afhaakten. Niet omdat ze een conflict met pa hadden, nee. „We vinden het heel naar voor u, maar we kunnen niet meer geloven.” Er is ook een keerzijde. De prediking, eerst een vloed van woorden, verandert door deze ontwikkeling in een directe boodschap. Wij gooien ons erop.”
Dat klinkt strijdbaar.
„We zijn de enigen. Je bent hier in de stad zo’n volstrekte uitzondering geworden, dat je niet meer kunt inslapen. Je voelt dat het erop of eronder is.”
Tegelijk voelen de hervormde emeritus en zijn vrouw zich helemaal thuis in Den Haag. Zijn vrouw komt er vandaan. Na zijn emeritaat in 2005 besloten ze van Lienden naar de randstad te verhuizen. Daar, in hun knusse appartement, in een buurt met veel hoogbouw, schrijft ds. Blenk preken, artikelen en boeken. Tussendoor de bedrijven maken zijn vrouw en hij een ommetje om de hond uit te laten. Paleis Huis ten Bosch ligt op loopafstand.
Zijn „randstadervaring” komt uitgebreid terug in de autobiografie van de Haagse emeritus. Vanaf 1983 was hij meer dan tien jaar verbonden aan de Noorderkerk in Amsterdam.
„In mijn eerste gemeente word ik niet meer gevraagd”, zegt ds. Blenk. „Want die is grotendeels leeggelopen. Als de bevinding wegebt, houd je het met Woord en gemeenschap nog wel even vol, maar zul je het op den duur verliezen. Ik bedoel niet de gesystematiseerde bevindelijkheid, als een wet, maar de existentiële geloofservaring. Bethel, Pniël.”
Wat heeft u zelf ondervonden?
„Ik kom uit het hypercalvinisme. Het was onmogelijk om zalig te worden. Je moest op een vastgestelde manier bekeerd worden. Maar Gode zij dank kwam ds. L. Huisman het Evangelie preken. Zo indringend en zo warm en zo echt, dat mij daar de weg is ontsloten. Laat mij ook eens een term gebruiken. Op de achtergrond speelt dat voortdurend mee. Ik haal die maat niet, lang niet, maar zijn preken trokken blijvende sporen. Dat geldt niet alleen voor mij. Een hele generatie ex-gergemmers is gestempeld door Huisman. Hij preekte schriftuurlijk-bevindelijk, niet schematisch. Vaak was hij in zijn preek tot tranen toe bewogen. Hij had een grote liefde voor de Heere Jezus. Had ik het meer. Ook de onvergetelijke preken van de nuchtere ds. K. de Gier spraken me aan.”
Nog één citaat uit de vriendenbundel: „Hij (Blenk, EhvS) hunkert naar het koninkrijk.”
Uit de grond van zijn hart: „Ik zou dat nóóit zo van mezelf gezegd hebben. Ik bid dat bijna dagelijks. Houd mijn gemoed voor u bereid, opdat het blij Uw komst verbeid’, daar ’t in een stil vertrouwen leeft, dat Gij ons onze schuld vergeeft. Had ik maar de maranathaverwachting van mijn vrouw. Over hunkeren gesproken: ik heb een stille drive om de Boodschap over te brengen bij de volgende geslachten, om de jeugd erbij te trekken. Ik heb geen e-mail, ik ben geen digidominee. Maar het Evangelie wil ik in hun taal en tijd vertolken.”
Ds. C. Blenk
Cornelis Blenk wordt geboren op 10 februari 1940 in Vlaardingen. Na een studie geschiedenis en een baan als geschiedenisdocent studeert hij theologie in Utrecht en gaat hij aan de slag als IZB-evangelist in Zoetermeer. In 1974 doet hij intrede als hervormd predikant in Woubrugge. Daarna staat hij in Oudewater (1978), Amsterdam (1983) en Delft (1994). In 2005 gaat ds. Blenk met emeritaat. De predikant maakt zeventien jaar deel uit van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. Daarnaast is hij secretaris van het COGG. Ds. Blenk en zijn vrouw kregen twee kinderen en zes kleinkinderen.