Een administratieve functie is nog altijd een wensberoep, zegt vestigingsmanager Jos Tabink van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in Den Haag-Zuidoost. ”Aktetas en boord blijven trekken, maar ik kan op dit moment beter uit de voeten met een goede koelmonteur of stukadoor.” En: ”Als er geen gekke dingen gebeuren -grote aanslagen of een nieuwe oorlog-, denk ik dat we eind dit jaar echt door het diepste dal van de werkloosheid heen zijn.”
Donderdag, even na het middaguur. In de CWI-vestiging in de Haagse Schilderswijk loopt het storm. Wachtrijen achter de computers, een lange sliert mensen voor de balie. Tussen elf en drie uur is het doorgaans het drukst, zegt Tabink. ”Werklozen slapen graag uit, hun ritme is wat verstoord.” Door vroegere en latere afspraaktijden voor te stellen aan hun cliënten proberen de CWI-adviseurs het aanbod wat meer over de dag te spreiden, ”want het is natuurlijk erg vervelend om twee uur te moeten wachten voordat je je zegje kunt doen”, zegt Shirley Cabrera (31). Zij is sinds drie jaar adviseur werk en inkomen bij het CWI. Een deel van de klanten komt op afspraak, een ander deel loopt zomaar binnen en moet meestal nog de afsprakenmolen in.
Een CWI heette tot drie jaar geleden Arbeidsbureau. CWI’s werken nauw samen met de gemeentelijke sociale dienst en Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV, voorheen GAK, Sociaal Fonds Bouwnijverheid, Cadans, Uszo en GUO). In een CWI-gebouw zitten soms ook een of meer uitzendbureaus, het UWV, de sociale dienst en enkele reïntegratiebedrijven. In de toekomst moet dat altijd het geval zijn. De vestiging aan de Haagse Neherkade is een van de vier Haagse CWI’s. Landelijk zijn er 131, georganiseerd in zes regiokantoren. Helemaal representatief voor de Nederlandse situatie is de Schilderswijk niet, vanwege de bevolkingssamenstelling. ”Wij zijn het CWI met twee twijfelachtige records: onze bestanden bevatten 75 procent buitenlanders en we hebben de grootste dichtheid aan bijstandsklanten”, vertelt Tabink. Van de ruim 30.000 werkzoekenden die in de hofstad staan ingeschreven, komen er 7300 op de Neherkade voor intake-, bemiddelings- en voortgangsgesprekken.
Geen bezwaar
Hassan Hillali (33), van Marokkaanse afkomst en sinds 1976 in Nederland, vindt het geen enkel bezwaar om met zijn naam in de krant te verschijnen, zegt hij. Hij schuift aan tafel tegenover Shirley Cabrera, die in haar computer zijn gegevens oproept. Hassan blijkt al langer ingeschreven, echtgenote Naima Chalioi (28) is dat niet. Zijn vrouw is sinds 1992 in Nederland, vertelt Hillali. Samen hebben ze drie kinderen. Hassan is welbespraakt en vertelt breeduit over zijn ”depressieve stoornis” waarvoor hij ”zware medicatie” ontvangt. ”Ik krijg pillen waarmee je eigenlijk niet over straat mag”, sombert hij. Ooit was hij timmerman. Nadien werkte hij in de tuinbouw, kreeg rugklachten en werd ziek. ”Ruim een jaar ziektewet”, zegt hij, ”en nu voor 14 procent afgekeurd, in de WAO.” Hij kreeg de klemmende suggestie als meteropnemer aan de slag te gaan, maar met zijn huidige pillen ziet hij daar geen brood in. Een officiële bezwaarprocedure van een advocaat loopt nog. Vanmiddag komt hij om een aanvullende uitkering van de sociale dienst aan te vragen. Want van de 1000 euro die zijn vrouw maandelijks met schoonmaakwerk -’s morgens vroeg en ’s avonds laat- verdient, kan zijn gezin niet rondkomen. Naima kijkt met grote, treurige ogen vanonder haar hoofddoek toe. Af en toe bespreken de echtelieden iets in het Marokkaans.
Gek van de formulieren
”De vaste lasten -wonen, gas, water, licht en nog wat van die dingen- bedragen maandelijks ruim 1200 euro. Hoe moeten we dan eten?” En, o ja, de aanvraag voor huursubsidie is net goedgekeurd. Hassan graaft in een grote plastic tas op het bureau, vol met pakken brieven en stapels papieren. ”Ik word gek van al die formulieren.” De suggestie om alles in een ordner te doen om daarmee het overzicht te bewaren, vindt hij prima, maar veel blijer is hij als Shirley hem een formulier aanreikt van de Haagse stichting ”De Helpende hand”, waarvan de vrijwilligers buitenlanders bijstaan met het invullen van de hele boel. ”Is dat gratis? Prachtig. Ik snap er helemaal niks van. Gisteren zat ik nog voor joker bij de belastingdienst.” Een vervolgafspraak voor over drie weken wordt gemaakt, Shirley overhandigt vervolgens een boodschappenlijstje met daarop alle punten waar hij aan moet denken. Hassan gaat, Crisolita (19) komt. Half Nederlands, half Kaapverdisch, veelkleurige lange lokken. Tandartsassistente van wie het halfjaarcontract niet werd verlengd. ”Met m’n havo-diploma kon ik daar gewoon aan het werk.” Per 1 juli is ze ontslagen, maar ze heeft vanaf 1 september alweer een nieuwe baan bij een andere tandarts. Ze vraagt een WW-uitkering voor twee maanden. En tussendoor wil ze nog een paar weken op vakantie naar Marokko, samen met haar vriend.
Vakantiedagen
Shirley reageert correct, vriendelijk maar tegelijkertijd heel beslist. ”Weet je dat je in de WW ook vakantiedagen moet opbouwen? Voor twee maanden is dat twee dagen. Als je nu op vakantie gaat, is de WW-uitkering waarschijnlijk niet langer dan voor één maandje. Ben je je dat bewust?” Crisolita knikt en doet niet moeilijk. Ondanks haar korte staat van werkloosheid is ze toch sollicitatieplichtig, vertelt Shirley haar verder. In de map met papieren die de klant meekrijgt, zit behalve een afsprakenlijstje, een aanvraagformulier, een loonbelastingverklaring en een ontslagbewijs ook een sollicitatieformulier waarmee ze langs een uitzendbureau moet. Crisolita huppelt weg en Shirley zegt: ”We zien op dit moment dat mensen voor zes weken op vakantie gaan, maar daarvoor moeten ze toch echt toestemming hebben van hun uitkeringsinstantie. Hebben ze die niet, dan is er een probleem. Ik heb zelf ook een fijne neus voor mensen die de boel proberen te flessen, wat toch wel regelmatig voorkomt. Heb ik twijfels, dan hoort UWV dat van mij.” Omdat de dakloze met wie ze een afspraak heeft niet komt opdagen, heeft ze even tijd om over haar werk te praten. ”Ik ben om te adviseren naar werk en inkomen”, begint ze. Dan, minder formeel: ”Er is zo veel onduidelijk voor de meeste mensen, die hebben gewoon hulp nodig. Neem degenen die uit de gesubsidieerde banen komen, de vroegere Melkertbanen. We proberen hen zo veel mogelijk te helpen. Hier zijn veel laagopgeleide allochtonen, een moeilijke doelgroep. Soms hebben ze al een hele geschiedenis achter zich, inclusief gesjoemel en gedoe met allerlei louche uitzendbureautjes. We moeten hier nogal eens puinruimen.”
Mee naar huis Van de zes tot tien cliënten die ze gemiddeld per dag aan haar bureau krijgt, neemt ze er regelmatig een -figuurlijk- mee naar huis. ”Wat we hier veel zien, zijn verlatingen en scheidingen. Laatst nog een jonge vrouw, net zo oud als ik. Vier kinderen. De oudste, 15, zat in een jeugdgevangenis, een van 12 in een inrichting, ook die van 8 was opgenomen en de jongste van 4 zat in een pleeggezin. Wat kún je met zo iemand, vraag je je dan af. Werk boven inkomen, de leus die op dit moment opgeld doet en goed klinkt, is vanuit de praktijk bezien niet altijd haalbaar.” De tevredenheid die Shirley ondanks alles voelt als ze de CWI-deur achter zich dichttrekt, is te danken aan het feit dat ze dagelijks ook gemotiveerde mensen tegenover zich vindt, die kunnen en willen werken, al is de teneur van alle verhalen van deze middag wel dat er erg weinig geschikt werk is. ”Je kunt echt een band met mensen krijgen, ze zijn je soms persoonlijk dankbaar. Tijdens workshops die we hier aanbieden -werk zoeken voor 40-plussers, het schrijven van sollicitatiebrieven en cv’s, of leren omgaan met de site werk.nl- brengen ze soms bloemen of gebak mee.” Eerlijkheidshalve moet worden gemeld dat daartegenover ook klanten staan die het CWI-personeel agressief bejegenen. ”Wij zijn geen uitkeringsinstantie, maar als er wat mis is met de uitkering, komen sommigen hier verhaal halen.” Vandaar dat in het nieuwe CWI-gebouw aan de Neherkade alle klanten aan tafels in één grote open ruimte worden ontvangen. ”Jammer van de privacy, maar dankzij deze opstelling konden collega’s mij ontzetten toen ik een keer grof werd geïntimideerd en er een man over het bureau heen kwam zetten.”
Bewakingsman
De deur naar de bovenverdieping, waar Tabink kantoor houdt, is beveiligd met een cijferslot. ”Verbale agressie komt zeker één of twee keer in de week voor, en soms komt er fysiek geweld aan te pas.” Tijdens openingsuren is er altijd bewaking in de buurt. ”De klanten weten dat wij niet beslissen over hun uitkering, we vragen die slechts voor ze aan. Maar er kan altijd wat tegenzitten in de organisatie en dan verdenken ze ons al gauw.” Wie een intakegesprek voor de WW heeft gehad -dat moet binnen twee of drie dagen nadat de werkloosheid begint- moet in principe binnen acht weken een uitkering ontvangen. Loopt die termijn onverhoopt uit -recent ging er iets mis met klanten van uitvoeringsinstantie Cadans- dan treedt de ”broodnoodprocedure” in werking, een tijdelijk vorm van bijstand. ”Want niemand hoeft in Nederland zonder brood te zitten.” Met de statistieken vanaf december 2003 in de hand, zegt Tabink dat het werkloosheidscijfer zich de afgelopen maanden wat stabiliseerde. Tot begin 2004 steeg het nog snel, vanaf maart is het -in elk geval wat zíjn kantoor betreft- iets gedaald. Bij het CWI Den Haag-Zuidoost komt er veel oud-personeel van tuinders, schoonmaakbedrijven en cateringfirma’s over de vloer. ”We hebben hier naar verhouding veel draaideurklanten: die staan jaarlijks een aantal maanden op straat, op de momenten dat de baas even geen werk voor hen heeft.”
Hoge lonen
Op dit moment wacht Tabink nog wel ”met vrezen en beven” op de stroom schoolverlaters die direct na de examens loskomt. Over het geheel ziet hij de nabije toekomst echter niet al te somber in. ”Europa doet het in economisch opzicht beter dan Nederland. Daar profiteren wij sowieso van, al sukkelen we misschien een procent achter het gemiddelde aan. We zijn nu eenmaal een land met te hoge lonen, verhoudingsgewijs dan. De oorlog tussen de vakbonden en de regering over de looneisen doet de hele arbeidsmarkt geen goed”, vervolgt Tabink. ”Verder wordt ons land steeds meer een kenniseconomie en verdwijnen de technische banen. Dat geeft vooral werkzoekenden met nauwelijks opleiding problemen.” Mensen met een lagere of middelbare beroepsopleiding zijn op dit moment het kansrijkst op de arbeidsmarkt, zegt hij. ”Een administratieve functie is nog steeds een wensberoep met status, maar voor aktetas en boord valt niet alles te zeggen. Een goeie stukadoor zit hier niet zonder werk. En in de contacten met werkgevers hoor ik dat vakmensen in de bouw meteen kunnen beginnen, net als een goede koelmonteur. Maar die kunnen wij nu juist weer niet leveren. Beveiligingsmensen idem, maar dan is de eis dat ze goed Nederlands spreken en daar mankeert het vaak ook weer aan.” De overheid prikkelt ondernemingen niet om werkzoekenden voorrang te geven. ”Bedrijven vervullen de vacatures vooral door mensen uit hun sociale netwerk te benaderen. Hierdoor vallen klanten van het CWI buiten de boot. Er zijn geen subsidieregels. De huidige regering ziet daar niets in. Maar vooral mensen met een vlekje kun je beter plaatsen als je bedrijven een worst kunt voorhouden.”